boomstructuur: startpagina >
AZ-index > artikelindex V >artikel


Van Herreweghen Hubert Felix Arthur

Dichter, lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde
 

Te Pamel geboren op 16 februari 1920 (1), in het schoolhuis, deel van het gemeentehuis, waarin het gezin woonde doordat vader schoolhoofd was. Na de lagere school, uiteraard te Pamel, studeerde Hubert aan de normaalschool van het Sint-Thomasinstituut te Brussel. Bij het begin  van de oorlog ging hij op de vlucht, geraakte echter niet over de Franse grens, kwam in het zwaar gebombardeerde Izegem terecht, maar kon bij de capitulatie terug naar huis. De volgende oorlogsjaren speelde hij met de Arianen toch nog toneel. Op 18 juli 1946 huwde hij te Pamel met Maria Bertha Botte (Pamel 9/8/1920-23/1/2014) (2).
Hubert vertelde er graag bij dat hij getrouwd was in de kamer waarin hij geboren werd, maar die intussen ingepalmd was door de gemeentediensten, o.a. als ‘trouwzaal’.
Eerst woonden zij te Gooik. (3)
Verwijzend naar het kwatrijn ‘Fazant’ verhaalde Hubert: ‘… in Gooik in het boerderijtje waar ik zo lang te midden van veld en bos heb gewoond. De fazanten liepen er rond mij. De jagers ook.’ (4)
In 1953/1954 verhuisden zij naar de Grilstraat te Sint-Jans-Molenbeek. In hun gezin werden zes kinderen geboren.

 


foto 2012

 

Beroepsleven
Na de oorlog werd Hubert Van Herreweghen medewerker bij De Nieuwe Standaard (5), was van 1948 tot 1950 redactiesecretaris van De Standaard. Ook schreef hij in die jaren in het weekblad De Spectator (6) en was hij tevens correspondent van de Nederlandse de Volkskrant.
In 1950 trad hij in dienst bij de radio, het NIR, als commentator Literaire en Dramatische uitzendingen, waar hij naam maakte als interviewer. In 1953 muteerde hij naar de televisie, maar bleef interviewer o.a. in ‘Ten huize van’ en ‘Vergeet niet te lezen’. In 1961 werd hij bij de BRT hoofd Drama en producete hij zowel literaire uitzendingen als toneel en film, ook toen populaire series als ‘Schipper naast Mathilde’, ‘Wij Heren van Zichem’, ... Hij bleef dienstchef tot in 1981, toen hij met pensioen ging. Tijd om te wandelen, te reizen, … en om nog heel productief te zijn als dichter.

 

Langlopend dichterschap
Hubert Van Herreweghen debuteerde in 1943 met Het jaar der gedachtenis. De bundel getuigt al van een zeker vakmanschap, dat hij in de loop der jaren zal perfectioneren, tot een hoge ‘kunde van taal en tong’ die hij bleef ‘slijpen tot het zong’ (in ‘Zang’ uit Webben & wargaren). Hij draagt de bundel op aan ‘dode vrienden’, een jaarkrans, overheersend deprimerend, met sporadisch lichtpuntjes die dan weer gedoofd worden:

 

Juli in Brabant, grootse zomer,
die eens bedwelmde als zware wijn,
van uwe boordevolle romer
kunnen wij nooit meer dronken zijn.

In 'Juli' uit Het jaar der gedachtenis.

Gevoed vanuit zijn christelijke beleving blijft in gans zijn poëzie de tegenstelling aanwezig van: ‘donkerte, verlorenheid, dreigende dood en vergankelijkheid én de tragische zwaarte van zonde en schuld’ versus ‘lichtheid, verwondering om de gewoonste dingen, opgaan in een groter, tijdloos verband en vreugde om de spontane broederlijkheid met al wat groeit, kruipt, loopt of vliegt’. (7)
Wel gaat zijn dichten geleidelijk over ‘in meer luchtigheid, meer zelfironie, meer verstilling en aanvaarding ook.’ (7) Van deze evolutie wordt de bundel Aardewerk uit 1984 als de scharnierbundel gezien. De stijl ervan is ‘minder dramatisch, meer gebald en barser soms, en de dichter zet in op de volle klank van korte woorden … meerstemmiger, met harmonie én dissonanten, met vloeiende zowel als botsende ritmes.’ (7) Ook het verspringen van regels en strofen draagt intrigerend daartoe bij:

 

’t Zal bliksemen,

van boven en


in ’t Zal bliksemen’


’t zal donderen,

van onderen,

uit Aardewerk.

Opvallend is het gebruik van aloude Vlaamse woorden: bessenspog, kalmoes, mouternest, … ook in de titels karakol, kornoeljebloed, kortwoonst, ... Vergeten namen van planten en dieren, of benamingen gepuurd uit de Bijbel, de klassieke oudheid, de volkstaal, die aldus even uit de vergetelheid worden gehaald. Maar ongetwijfeld ook gebruikt omwille van hun specifieke ritmiek of muzikaliteit, eigenschappen die nog versterkt worden door hun ‘ontoegankelijke’ betekenis.
Met deze evolutie krijgt de poëzie van Hubert Van Herreweghen ook extra aandacht en lovende kritiek.
In 2015 wordt zijn (gepubliceerd) dichterschap, gespreid over een groot aantal dichtbundels en bloemlezingen, afgesloten met de bundel De bulleman & de vogels.

 

Een bulleman in de kersenboom,
de stroman op het veld,
…..
De tedere vogelschrik,
die vogels liefheeft, dat ben ik.

in ‘De bulleman’ uit De bulleman & de vogels.

Voorafgaandelijk de dichtbundel of bloemlezing zijn er telkens al her en der gedichten verschenen, soms ook gerangschikt in een cyclus. Vooral in Dietsche Warande & Belfort worden gedichten opgenomen. Nu en dan verschijnt er een gedicht van hem in de jaarlijkse bloemlezing Gedichten. Eveneens krijgt hij soms in andere bloemlezingen ruimte voor een of meer zijner gedichten naast anderen. Ook worden gedichten van hem vertaald, zelfs … in het Tsjechisch.

 

'Pamelse' herinneringen
Ook al woonde hij jaren te Sint-Jans-Molenbeek, toch vonden herinneringen uit zijn thuis, zijn geboortedorp een weg naar zijn verzen, zijn zij voedingsbodem voor een meer universele problematiek.

 

Ik droomde dat ik een klein
jongetje in Pamel was.

in ‘Cascais’ uit Gedichten II. Brieven uit Portugal.

Herinnering aan een paradijselijke kindertijd, maar evenzeer heimwee ernaar. In hetzelfde gedicht transponeert hij de val als kind, waarna hij enige tijd in bed heeft gelegen, naar Cascais in Portugal: ‘sloeg met mijn hoofd op arduin’. En dan is er zijn moeder: ‘Zalig ontwaken, in pijn op haar schoot’.
Moeder die ‘lacht en zingt’ (in ‘Muziek’ uit Gedichten III), die altijd een antwoord heeft ‘op mijn vragen, gij wist waarom dit en dat’ (in ‘Moeder waar zijt gij? Gij hadt …’ uit Gedichten III). ‘Mijn moeder vroeger zou ’t wel klaren’ (in ‘Wargaren’ uit Webben & wargaren). In de tuin ‘Daar mag ik mijn vader helpen’ (in ‘Laurieren II’ uit Korf en Trog. Een Jaargang) en ‘ik hoor mijn vader/Dat is de wijsheid …’ (in ‘Beuk’ uit Kornoeljebloed). Moeder was levenslustig, ritmisch; vader meer een tobber, wat zwaarder op de hand en ook in de poëzie van zoon Hubert is een gelijkaardige tweepoligheid aanwezig.
Een belangrijke bron van bevlogenheid is ook het Pamelse buitenleven: ‘… het liep tegen de avond en ik zat boven op een oogstkar die over de keien van Pamel dokkerde. Toen heb ik een der vreemdste en aangenaamste gevoelens in mijn leven gekend. In die atmosfeer, op dat ritme heb ik jarenlang geprobeerd een gedicht te maken. Negen jaar later lag ik ziek. Toen schreef ik Het Bed. Op dat ritme. De oogstkar werd een bed …’ (8) In dat buitenleven past ook molenaar Rufien Van Nuffel die hij vernoemt in het gedicht ‘Trap’ (uit Gedichten IV). Voor Hubert Van Herreweghen verbeeldt de molen de drang van de mens om los te komen van de aarde, maar hij komt niet los! En op het einde wederom ‘o was ik weer een kind!’ Voor de jong gestorven molenaarszoon en vriend heeft hij het gedicht ‘Graf’ geschreven, maar neemt het pas jaren later op in de bundel Aardewerk. Zelfs pastoor Van Eyndhoven roept hij op in het gedicht ‘Laurieren I’ (uit Korf en Trog. Een Jaargang), ‘zijn bomen balsemden mijn jeugd’ in de pastorietuin, een paradijselijke siertuin uit zijn jeugdjaren.
Bij name vermeldt hij enkele keren de Dender o.a.:

 

en vrouwen gaande in de rivier,
de Dender of de antieke Lethe,

in ‘Landschap’ uit Gedichten.

Ook (Een akkerman  op) Tomberg (in ‘Akkerman’ uit Een kortwoonst in de heuvels. Gedichten) vernoemt hij en eveneens Leberg en Pamel:

 

Dreune dan ’t orgel,



in ‘Gewurgde leeuweriken’

Basta boeren, arm of rijk,
Babel, Pamel, ’t is gelijk.
Waar men woont wordt men

in ‘Hok’ uit Gedichten V.


dansen bergen als rammen,
Leberg als een lam.

uit Korte Metten.



een lijk.

 

Literaire kritiek
Tot in 1950 schreef hij verschillende literair kritische bijdragen in diverse kranten en weekbladen, als een van de belangrijkste stemmen uit de naoorlogse zogenaamde bezettingsgeneratie in Vlaanderen. Daarbij verwijst hij o.a. naar de ‘kloof’ teweeggebracht door WO II en staat hij heel kritisch t.o.v. zijn generatiegenoten die geen ‘nieuw geluid’ brengen. ‘De dichter moet zich uitspreken in de problemen van de moderne tijd en van de moderne mens … zinrijke en persoonlijke strofen, waarin hijzelf leeft, hoopt, gelooft en liefheeft met gans zijn wezen. Dan zal men naar hem luisteren.' (9) In en door gedichten die een ‘gestyleerde wanorde’ vertonen ‘een spel van tonen en tegentonen, moderne onrust in klassieke maat.’ (10)
Sporadischer schreef hij ook nadien nog essays, in Roeping, Dietsche Warande & Belfort, Poëziekrant, Ons Erfdeel, Jaarboek van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, …
Apart is zeker zijn essay Geuze en Humanisme (11):‘Zelfgenoegzame beschouwingen over de voortreffelijkheid van het bier van Brussel en Brabant en van de mensen die het drinken.’

 

Literaire prijzen
1945: Letterkundige prijs van de Provincie Brabant voor veertien ‘Liedjes’ die nadien verschenen in Liedjes van de liefde en van de dood. (12)
1955: Arthur Merghelynckprijs der Koninklijke Vlaamse Academie, periode 1952-1954, voor Gedichten.
1955: Jaarlijkse prijs der Scriptores Catholici voor Gedichten.
1962 (13): Driejaarlijkse Staatsprijs voor Poëzie voor Gedichten III.
1981: Uitreiking van de Sabam literatuurprijs, jaar 1980.
1985: Uitreiking van de prijs De Standaard voor Aardewerk.
1997: Prijs Emile Bernheim, jaarlijks beurtelings voor een Nederlandstalig en een Franstalig auteur/dichter.
2003: Orde van de Vlaamse Leeuw voor zijn bijdrage aan de Vlaamse cultuur.
2005: Uitreiking van de Dirk Martensprijs van de stad Aalst, jaar 2004, dit jaar voor poëzie.
2008: Uitreiking van de prijs voor Letterkunde van de Vlaamse Provincies, jaar 2006, voor zijn gezamenlijk oeuvre.
Toch ook opmerkelijk: op 7 april 1990 eerde de gemeente Roosdaal hem als ereburger.

 

Literair netwerk
Hij was kortstondig mederedacteur van de poëzietijdschriften Podium (1943-1944) en De Spiegel (1945-1946).
In 1947 werd hij redactielid van Dietsche Warande & Belfort, schreef er recensies in, maar stopte hiermee na korte tijd. Hij wou zich meer kunnen toeleggen op zijn eigen poëzie en ook zijn nieuw werk bij de radio vergde tijd. Maar hij bleef wel in de redactie van het tijdschrift, werd zelfs lid van de kernredactie, en zou aldus nog decennialang enthousiast de ter publicatie voorgelegde gedichten beoordelen. (14)
Hij werd gevraagd als jurylid, o.a. in 1954 van de Driejaarlijkse Staatsprijs voor de roman, in 1963 van de Literaire Reinaertprijzen.
In 1983 werd hij lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, vanaf 2005 erelid.
‘Uiteraard’ was hij lid van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen, maar ook van … de Miljolclub.

 

Vriendschappen
Vriendschap met Maurits Van Saene wiens doeken inspiratie zijn voor vriend Hubert bij het gedicht ‘Landschap’ (uit Gedichten); van wie er tekeningen o.a. de bibliofiele uitgave van Fazant versieren. Bij het gedicht ‘Costa del Silencio’ (uit Kornoeljebloed. Gedichten) schrijft Hubert:
‘Aan M. van Saene,
de heer der verven,
die traag afstand nam van de kleur
en zich wendde naar de grijzen,
tot het wit.’
Van zijn vriendschap met Bert Decorte getuigt o.a. de opdracht aan vriend Bert van zijn bundel Liedjes van de liefde en van de dood. Bij het gedicht ‘Ik zit over dit boek gebogen …’ (uit Een Brussels tuintje) schrijft hij ‘opdracht van een bundel aan Bert Decorte, met wie ik ooit in Elsene overwinterde’.
Samen met Bert Decorte werd hij op 1 november 2000 gehuldigd door Davidsfonds-Roosdaal i.s.m. de gemeente. En op 29 mei 2010 werd aan de Kapel van de Zeven Beuken een gedichtenzuil ingehuldigd met op de ene zijde het gedicht ‘Meilied’ (uit Gedichten IV) van Hubert Van Herreweghen en op de andere zijde een gedicht van Bert Decorte.

 

Handschrift en handtekening; laatste versregels van 'Zwart Lam' uit Korf en trog. Een jaargang.

 

 

Hubert Van Herreweghen overleed te Dilbeek op 4 november 2016.

Op initiatief van de Cultuurraad van Roosdaal i.s.m. Rausa vzw en van de familie Van Herreweghen & Uitgeverij P werd op 16 februari 2020 tijdens een literaire namiddag in CC Het Koetshuis 'Hubert Van Herreweghen herdacht'. Ook werd toen de net verschenen bundel 'Verzamelde gedichten' aangeboden. 'Wars van alle literaire modes heeft hij geduldig gebouwd aan een oeuvre dat tegelijk klassiek en hedendaags is.'

 




-----------------------------------------------------------------------------------
(1) Zoon van Cyriel Van Herreweghen en Delphina Van den Steen. Broer van Jozef, Gerard en Maria Van Herreweghen.
(2) Dochter van Remi Botte en Maria De Smedt.
(3) Volgens Hugo Neirinckx in ‘Literaire Gids voor Brabant en Brussel’ bezat het gezin tot 1985 een landelijke woning aan de Geraadsbergsestraat, eerst gelegen te Gooik, later door een grenscorrectie in Roosdaal. Gaston Durnez schreef in 1977 dat het gezin er zich terugtrok 'in de vrije uren tussen het tv-werk.' In de bundels ’Gedichten’ van 1982, 1983 en 1984 vermeldde  Hubert dat hij in die jaren te Roosdaal woonde.
(4) Gaston Durnez in 'De Standaard' van 12, 13 oktober 1985.
(5) Werkte hij voordien nog kort in het onderwijs, de administratie?
(6) Naast scherp kritische bijdragen schreef hij in 'De Spectator' ook onder de schuilnaam Arthur Botte, naar de familienaam van zijn vrouw. Zo over ‘Karel Van de Woestijne te Ledeberg-Pamel’ (16/9/1949).
(7) Stefaan Evenepoel: ‘Al wat ik kreeg van kunde’. Hubert Van Herreweghen: bijna een eeuw lyrisch meesterschap. Verslagen en Mededelingen van de KANTL, vol. 131, nr. 1, 2021. Aldaar pp. 19-21.
(8) Gaston Durnez: ‘Vlaamse schrijvers Vijfentwintig portretten’, Manteau, Antwerpen/Amsterdam, 1982, 160 p. Aldaar p. 26.
(9) 'Een nieuwe lente maar een oud geluid'
In 'De Spectator' van 12/8/1949. Aldaar p..9. Tekst van een lezing gehouden op 30 juli 1949 op de Vlaamse Poëziedagen te Merendree.
(10): 'Getuigenis 1950: De Poëzie'
In ‘De Vlaamse literatuur sedert Gezelle’. Brussel: V.E.V.-Berichten, red. Lissens R.F. (speciaal nummer). Aldaar pp. 83-85.
(11) Lezing in 1955 voor de Vlaamse Club te Brussel.
(12) Hubert Van Herreweghen: ‘Verzamelde gedichten’, bezorgd door Dirk de Geest en Patrick Lateur, Leuven, P, 2020, 976 p. Aldaar p. 933.
(13) Verschillende bronnen kopieerden 1961.
(14) Blijkbaar kon hij het recenseren niet volledig laten, want in 1954 was hij nog recensent in ‘Het boek in Vlaanderen.’