boomstructuur: startpagina >
AZ-index > artikelindex V > artikel


Van Herreweghen Gerard August

Dé geschiedschrijver van Pamel
Van Herreweghen Gerard werd geboren (1) te Pamel op 5 november 1914. Hij liep er lagere school, volgde in het college te Ninove de twee eerste jaren van de Grieks-Latijnse en vervolledigde ze in het Klein Seminarie te Mechelen. Daarop studeerde hij aan de middelbare normaalschool Sint-Thomas te Brussel en werd er in 1937 regent (2). Intussen speelde hij graag toneel, van 1928 tot 1937 in de Studentenbond, daarna bij de Doempers (3) en onder de oorlog bij de Arianen (4).
Na zijn afstuderen gaf hij als onderwijzer korte tijd les in Ternat en daarna tot einde schooljaar in de gemeenteschool te Poelk (Pamel). In 1938 werd hij leraar in het Provinciaal Handels- en Taalinstituut te Gent (5). Gerard ging er op een kamer wonen, maar in het weekend keerde hij telkens terug naar Pamel. Op 25 augustus 1948 huwde hij te Strijtem met Maria Florence Meert (°Strijtem 7/11/1920). Zij verhuisden voorgoed naar Gent (Frans Spaestraat) waar ook hun vijf kinderen werden geboren. In december 1974 ging Gerard met pensioen. Hij overleed te Gent op 15 december 2009.

Toen Gerard op 3 oktober 1981 door Davidsfonds Roosdaal werd gehuldigd en het ‘Ordeteken' van de ‘Orde voor Heemkunde' ontving, vertelde hij in zijn dankwoord over een kaart van Pamel die in zijn vroeger klaslokaal hing: ‘ … een grasgroene kaart met zwarte strepen. Ik zie de steenweg die Pamel in twee snijdt, twee helften, twee brokken. En dan een kronkeling van straten zonder naam, hier en daar stond er wel een straatnaam, alleen de namen van een drie-viertal gehuchten stonden erop. Ik zeg u dat omdat die kaart, die grasgroene kaart misschien altijd wel zo'n beetje in mijn achterhoofd heeft gezeten. Zij heeft mij niet losgelaten, ook al is dat 58, 59 jaar geleden. Bijna alles wat ik geschreven heb was een poging om die kaart bij te werken, aan te vullen, historisch, toponymisch, anekdotisch. En meteen belangstelling wekken voor het eigen verleden in zijn vele facetten. Of het nu ging om familienamen of plaatsnamen, kerken, oude hoeven of merkwaardige huizen, om kinderliederen, kwartierstaten of familiegeschiedenis, verklaring van toenamen of herbergtwisten, over herinneringen aan personen, feiten en toestanden, het waren alle diverse manieren om de mens van vandaag bij het nabije of verre verleden te betrekken. Ik overschat dit alles niet en laat aan anderen het oordeel over maar in de mate dat ik daarin mocht geslaagd zijn ben ik ook tevreden.' En Gerard mocht tevreden zijn.
Het begon op een tentoonstelling te Gent waar de oorkonde van 1179 lag waarin de bisschop van Kamerijk de kerk van Pamel overdroeg aan de abdij van Ninove. Gerard wou er meer over weten en is toen in het Gerard Duivelsteen te Gent de oude stukken uit de abdij in verband met Pamel gaan inkijken, bestuderen. Nadien is hij naar verschillende andere archiefdepots getrokken, o.a. in Brussel en in Ronse en vond er altijd wat. Intussen bleef Gerard regelmatig naar zijn geboortestreek komen, met zijn gezin of alleen, reizend met de trein tot Okegem, later ook vaak (heen en/of terug) gevoerd door zoon Rik die hem ‘ergens in Pamel afzette'. Vandaar of vanaf het station te Okegem begon hij dan aan zijn wandeling naar een bewoner van een stamhuis, een grootmoeder in een kwartierstaat, naar het gemeentehuis, een kerk of kapel, een plekje natuur, … als hij er geraakte want vaak ontmoette hij onderweg ‘toevallig' Pamelaars die iets te vertellen hadden. Meer dan eens eindigde zijn tocht 's avonds in een café om er een geuze te drinken, er te bollen of bak te schieten.
Hij noteerde zijn bevindingen op (duizenden) steekkaarten die hij thuis nauwkeurig rangschikte, de fundamenten van zijn vele artikelen. In 1951 werd hij medewerker aan de rubriek ‘Brabantse woorden' in ‘Eigen Schoon en de Brabander' en publiceerde daarop in het tijdschrift tussen 1953 en 1978, 11 artikelen (o.a. ‘De oude kerk te Pamel', ‘De kapel te Ledeberg', ‘Het wapen van de ridders van Ledeberg', ‘Het hof te Stene te Pamel'). Tusssen 1962 en 1981 verschenen in ‘Het land van Aalst' van hem 4 bijdragen en in ‘Heemkring Okegem' in de periode 1982-1984, 2 artikelen.
Maar o.a. omdat volgens Gerard ‘lokale geschiedenis best verschijnt in de betrokken gemeente' begon hij in mei 1970 voor het DF-Klokje van Davidsfonds Roosdaal korte artikelen te schrijven waarin hij Pamelse toponiemen verklaarde. Ook schreef hij van 1971 tot 1973 voor het ‘Bondsblaadje' van de B.G.J.G.-Roosdaal, in 27 korte afleveringen over ‘Familienamen van bij ons' en ‘Die taal van bij ons'. In de loop der volgende jaren stelde hij meer dan 100 kwartierstaten op van Pamelse families, evenals enkele Pamelse familiegeschiedenissen. En nu en dan ging hij in Pamel over familienamen, straatnamen, … spreken, o.a. voor K.W.B.-Ledeberg en voor DF-Roosdaal.

Veruit het omvangrijkst zijn de bijdragen van Gerard in het DF-Klokje, artikelen die nadat het tijdschrift vanaf 1974 meer plaats bood, meestal ook wat uitgebreider werden tot 5 of meer bladzijden, al vlug soms 10 of meer.
 
 
Niet alleen in 1980, maar ook voordien en nadien heeft hij de Klokjes 'gevuld', met meer dan 150 bijdragen, o.a. over:
  1974
 

en andere hoven: te Berchem, te Steenborre, te Zijpe, te Dalem, te Pamel, van Kestens, de Kam, … ook de windmolen van Pamel;

  2000
 

en huizen op de Piezelstraat, in de Koestraat, op het Herregat, in Poelkebeek, … de Kroon op de Dries, de cidrerie van Tricht-Couck;

  1975
 

en de oude pastorie van Pamel, de kerk van Strijtem (en de pastoors), het kostershuis te Strijtem, … ook de grot te Poelk, de boskapel op de kleine Varing, … abdijgoed;

  2007
 

en de burgemeesters nadien, Pamelse baljuws, de schepenbank, oud recht, … ook de atlas van de buurtwegen, de Popp-kaart, de stafkaart van 1864;

  1992
 

de laatste reeks van 4, meestal waren het er 8 en uitzonderlijk 16, doodsprentjes met toelichting over de overledene, … ook sterftecijfers in Lombeek, van meiseniersbloed.

 

Daarenboven schreef Gerard van 1976 tot 2002 voor het DF-Klokje 19 extranummers (6), allen, op één uitzondering na, meer dan 50 bladzijden dik, waarvan elf met zelfs meer dan 100 bladzijden.
 
 

Ook o.a. ‘Kinderspel en Kinderlied', ‘Eeuwigdurend Pamels Kalender', ‘De telling van 1693 in Pamel', ‘Taal van bij ons', ‘De Dikke van Pamel', ‘Pamelaars op 's Heren akker', ‘De Kwinkeleer'; eenmaal ook een Lombeeks onderwerp, ‘De Tragische Molen van Lombeek'.

Al zijn teksten waren het resultaat van grondig opzoekingswerk, vlot geschreven, feiten aangevuld met ‘hoe het zou kunnen geweest/gebeurd zijn'. Meesterlijk ontwaarde hij verbanden tussen lokale families en/of tussen plaatselijke gebeurtenissen. Meer dan eens schreef hij dan ook ‘hetzelfde' maar vanuit een andere context en soms noopte een nieuw verband hem ertoe het vroeger geschrevene wat bij te tekenen. Maar van welke samenhang hij ook uitging telkens was het resultaat een gedegen, vlotte bijdrage tot de geschiedenis van een Roosdaalse deelgemeente. Terecht verleende het gemeentebestuur hem op 7 april 1990 het ereburgerschap van Roosdaal.

Niet alleen op zijn steekkaarten maar ook in zijn geheugen bewaarde hij tot op zijn laatste levensdagen wat hij had gehoord, gezien en opgezocht. Letterlijk en figuurlijk mag dan ook de laatste zin op zijn doodsprentje beaamd worden: ‘Met hem verliest Pamel een stuk van zijn geheugen.'


---------------------------------------------------------------------
(1) Zoon van Cyriel Van Herreweghen en Delphina Van den Steen. Broer van Hubert Van Herreweghen.
(2) Pas in 1937 omdat hij maar op zijn dertiende de gemeenteschool verliet en in Ninove en Brussel een voorbereidingsklas volgde.
(3) Pamelse politieke partij.
(4) In het jaarverslag van Davidsfonds-Pamel van 1935 werd hij ook vermeld als bestuurslid.
(5) Later ook lesgever aan de avondschool.
(6) Waarvan drie in samenwerking.