|
|
|
In de 14e eeuw (2) werd hier een donjon gebouwd, als verdedigingspost in de Brabantse verdedigingslinie, maar waarin ook de woonfunctie belangrijk was. Feit is dat deze donjon is bewoond geweest door Jan van Lombeke (+ 1421). Daarna kwam het domein in handen van de families Van der Noot, T' Seraerts en Spe(e)ckhouwers. Eind 16e eeuw trouwde Vrouwe Suzanne Spe(e)ckhouwers (3) met Don Juan de San Esteban, Pagador General (4) in de Nederlanden.
Zij hebben op Rokkenborch gewoond, hun vijf kinderen werden er geboren.
(5) Hun dochter Maria Anna trouwde (in 1647?) met Joncker Stephanus de Wyels. (6)
Op het einde van de 17e eeuw brachten Franse soldaten grote vernielingen aan in het kasteel, zodat het onbewoonbaar werd. Douairière Maria Anna de San Esteban ging elders wonen, maar vroeg ook 7810 gulden schadevergoeding voor het verlies aan rogge, tarwe, hooi, stro, foerage en ‘afbreuck van huysinghe'. Na haar overlijden in 1699 werd haar nalatenschap verdeeld, volgens akte van 3 maart 1706: ‘... het casteel tot Lombeek voorschreven met schuere, stallinghen, vleughe, hoven, boomgaert, vijvers ende alle andere desselfs toebehoorten daer inne begrepen eene weyde genoempt het careelgeleghe, groot tesamen omtrent drij bunderen ...'. (7) Haar zoon Joncker Jean-Paul de Wyels werd eigenaar van Rokkenborch. Maar deze sneuvelde enkele jaren later nabij Malaga, als Luit. Colonel in het Spaanse leger. Hij was ongehuwd en zijn nalatenschap kwam toe aan zijn drie nog levende broers. Eén onder hen, Joncker Henricus Marie de Wyels, werd de nieuwe eigenaar van Rokkenborch. In de akte, opgesteld op 31 augustus 1713, werd ook verwezen naar ‘... alle die materialen so van steenen, schaliën, houdt, ...', waaruit mag worden opgemaakt dat men met de herstellingswerken aan het kasteel begonnen was. In 1731 verkreeg zoon Stephanus Henricus Franciscus de Wyels de eigendom van Rokkenborch, maar al in 1732 verkocht hij het kasteel en domein (8) aan Jan-Baptist Regaus, wijnkoopman te Brussel, in 1741 geridderd. Een vaste verblijfplaats werd Rokkenborch voor het gezin Regaus niet, meer een zomer- of buitenverblijf, een ‘huys van plaisantie' (9)
|
|
Grondplan ca. 1751, ligt in Koninklijk Prentenkabinet
|
|
1. Kasteel (langgeveltype met binnenkoer en een kleinere achterbouw; duidelijk werd er in de loop der tijden verbouwd/gebouwd rondom de donjon).
2. Kasteelhoeve (conciërgehuis).
3. Hovingen en in de as van het kasteel twee bekkens met fontein.
4. Boomgaert.
5. Weyde genaempt careel geleghe (nu een deel van het erf Wastiels).
6. Hoofdingang (op dezelfde plaats als vandaag).
7. Dreef (leidde niet recht naar het kasteel).
8. Hoge muur (langs de Koning Albertstraat), met drie vestingtorentjes.
9. Groote baen van Brussel naer Ninoven (Koning Albertstraat).
10. Groote baen van Aelst naer Halle (Koollochting).
11. Voet wegh naer de kercke (die door het domein naar de hoofdingang liep).
Na Jan-Baptist Regaus werd zoon Franciscus (10) eigenaar en na diens overlijden zijn weduwe Isabella van Montenaeken die in 1773 overleed. Hun dochter Joanna Maria Francisca, gehuwd met Thomas Josephus Carolus de Neufforge, erfde Rokkenborch.
Op 20 april 1781 verkochten zij voor 897 gulden de Kasteelhoeve, op 1 dagwand en 38 roeden grond, waardoor het domein werd opgesplitst. (11) Koper was Marcus De Decker uit Pamel, die als eigenaar en bewoner werd opgevolgd door zoon Jan-Cornelis.
Op 7 januari 1788 werd ‘secker casteel ofte Speelgoedt', op 2 bunder en 57 roeden grond, verkocht voor 6900 gulden (12) aan notaris Jan Frans Walravens, die er na zijn huwelijk in 1789 ging wonen en er ook zijn studie overbracht. Rond 1840 woonde de notarisweduwe er nog met haar kinderen maar in 1855 was het kasteel verlaten en vervallen. (13)
Na de verkopen in de jaren (17)80 hield de familie de Neufforge wel nog een gedeelte van het kasteeldomein in eigendom. (14) Dat blijkt ook uit de brief van baron de Neufforge waarin hij op 2 augustus 1844 de toelating gaf om achteraan op het kasteeldomein langs de Koollochting een kapel te bouwen. Pas in de jaren 1910-1912 verkocht baron de Spoelberch-de Neufforge de hun nog resterende eigendommen aldaar.
Voordien was in 1873 Edouard Haubrechts door erfenis eigenaar van het kasteel geworden (15). Na een brand in 1896 werd het kasteel vanaf 1901 door hem deels opgebouwd en deels gerestaureerd waardoor het onderscheid werd verdoezeld tussen de oorspronkelijke en de toegevoegde delen. Ook plantte Haubrechts langs de huidige toegangsdreef beuken aan, waarvan er een aantal bewaard bleef. (16)
Intussen had hij ook de kasteelhoeve teruggekocht. Stallen, schuur en koetshuis werden afgebroken en [op restanten van het vroegere woonhuis van de hoeve?] langs de toenmalige Brusselstraat [huidige Koning Albertstraat] werd een bijgebouw in Vlaamse neo-renaissance stijl opgetrokken met op de gevel langs de straat een Mariabeeld. Verderop bleef de muur overeind met een 'rond torentje van baksteen met een kantelenbekroning, schietgaten van zandsteen en een deurtje met posten van hetzelfde materiaal'. (17) Langs de kant van de Koollochting werd een pseudo verdedigingsmuur met toren gebouwd (18) met de erachter eenlaagse gebouwen [ook 2e ingang)].
In 1927 kocht Robert Motteux het kasteel van oom Haubrechts, de broer van zijn moeder, die financiële problemen had omdat vluchtelingen tijdens WO I heel wat schade veroorzaakt hadden aan zijn kasteel. In 1947 vertrok Motteux naar Congo en verkocht Rokkenborch. Jozef Baeyens-Ney werd de nieuwe eigenaar, opgevolgd Jozef Van Waeyenberge-Baeyens.
Het grootste deel van het overheersende huidige bosplantsoen, dateert van na WO I: gewone beuk, bruine beuk, plataan, bontbladige esdoorn, vederesdoorn met geel blad, witte paardekastanje en zomerlinde. Jozef Van Waeyenberg heeft naast zwarte moerbei, enkele opmerkelijke exoten aangeplant. Amerikaanse kransmagnolia, een uit Iran afkomstige druivelaar tegen de muren van de donjon, persimoen en op het aangrenzend perceel pawpaw. (16)
Rond 1975 werd Rokkenborch nog als volgt beschreven:
‘Het huidig gebouw heeft een complexe plattegrond en is afgedekt met platte daken. Hoge sokkel van kleine breuksteen voorzien van smalle schietgaten; gevels in baksteenmetselwerk met gebruik van zandsteen voor de kordons en de omlijstingen. Mooie, deels met klimop begroeide oostzijde met een hoge vierkante zuider- en een lagere noordertoren, mogelijk daterend uit XV, bakstenen kanteling in overstek opgevangen door een arcatuur van zandsteen; rechth. venstertjes met hoekconsooltjes en negblokken van zandsteen. In het verbindend gedeelte werd herbruikt materiaal verwerkt; op de eerste verd. , een breed tweelichtvenster met drielobbige arcaden op zuiltjes (naar verluidt afkomstig van het kasteel van Thy-le-Château en daterend uit XIII) bekroond met één grote geprofileerde rondboog van zandsteen; op de tweede verd., twee blinde smalle vensters met een gelijksoortig deelzuiltje onder een brede latei met uitgespaarde driepasbogen; een arcade van vier open rondboogjes ter bekroning van deze valse gevel.
Eén der kelders van het kasteel bewaart naar verluidt een oorspronkelijk kruisribgewelf met mooie uitgewerkte sluitsteen uit XV.
Overblijfselen van de slotvijver ten zuidoosten en weelderige begroeiing in het park.
Het domein is vanuit het oosten toegankelijk langs een lange beukendreef met bij de ingang twee ronde hekpijlers met bolbekroning en twee lage pijlertjes met wapenschild en jaartal 1666; ...' (17)
|
|
|
|
-----------------------------------------------------------------
(1) Voor zover (op heden) geweten duikt de naam Rokkenborch voor het eerst op in een document uit 1412.
‘Borch' staat voor ‘burcht', maar voor ‘rokken' is er (voorlopig) geen zinvolle verklaring.
(2) In 1336 door Jean de Lombeke, volgens Luc Van Cauwelaert in ‘Rausa', 2e jg, 2014, nr 7. Aldaar p. 16.
(3) Haar moeder, Elisabeth de Brecht, zou in 1607 het ‘landgoed met kasteel' samen met het Wijngaardbos gekocht hebben.
(4) Betaalmeester.
(5) De grafsteen van zoon Juan staat tegen de voorgevel van de kerk van O.-L.-V.-Lombeek.
(6) Adellijke familie, van oorsprong uit het Land van Kleef.
(7) 12 dagwand.
(8) De familie de Wyels verhuisde naar de grote vierkantshoeve (hoeve de Wyels) die ze had laten bouwen aan de Brusselstraat (huidige Koning Albertstraat, nu nr 84).
(9) Volgens de telling van 1755; alleen door een hovenier bewoond.
(10) Kocht in 1751 de heerlijkheid Boom.
(11) Uit de (latere) verkoopakte van het kasteel blijkt dat er zelfs een blinde muur stond tussen beide delen.
(12) Volgens Emiel Van Cauwelaert bedroeg de verkoopprijs 4600 gulden. In Eigen Schoon en de Brabander, 1947. Aldaar p. 189.
(13) A. Wauters noemde het zelfs geen kasteel meer, maar een pachthof met weiland rondom.
(14) Ook het Careel geleghe bleef hun eigendom.
(15) In de jaren 18(80) was volgens Frans Van Cauwelaert de vrije school enige tijd ondergebracht in de ‘ruïnes van een verlaten kasteel'.
(16) In ‘Historische tuinen en parken –Vlaams Brabant II', 2005.
(17) In ‘Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n Vlaams Brabant, Halle-Vilvoorde', Ministerie van Nederlandse Cultuur, 1977, 818 p. Aldaar pp. 530-532.
(18) Luc Van Cauwelaert: o.c. (noot 2). Aldaar p.16. |
|
|
|
|