boomstructuur: startpagina >
AZ-index > artikelindex S > Sint-Apolloniaparochie > artikel


Sint-Apolloniaparochie/Sint-Barbaramis op Ledeberg

Op 31 oktober 1927 schreef pastoor Verwimp over de mis voor de mijnwerkers ter ere van Sint-Barbara:
‘Verleden jaar heb ik die gedaan en onder die mis voor hen gepredikt: er waren er 204 tegenwoordig. Mijn voorganger (1) had hun een schoon beeld van Sint-Barbara gegeven, dat hier in de kerk uitgesteld staat en in de processie door hen wordt meegedragen. Over (2) een drietal weken kwam een van hen weer die missen vragen tegen maandag 5 december, omdat de eigenlijke feestdag dit jaar op een zondag valt en zij dan wachten tot ’s maandags. Doch, nu verleden zondag, kwamen er twee van hen zeggen dat de mis voortaan op Ledeberg zou moeten zijn. Ik vroeg hen om welke redenen dit nu zou moeten veranderen. En één van hun redenen was dat er in Pamel geen relikwie was van Sint-Barbara. Toevallig had ik juist die relikwie op de parochie en liet ze hen zien. Ja, verleden jaar, ik was nog niet lang in Pamel, bestatigde ik dat er geen was, ik nam de relikwie van Sint-Jozef, die toch ook de patroon van de goede dood is. Later heb ik van Z.E.H. kanunnik Scheuremans de relikwie van Sint-Barbara bekomen. Hoe kan nu een mijnwerker weten dat hij met de ene of andere relikwie gezegend wordt? Ik kan dat niet anders uitleggen of E.H. Tielemans moet daar niet vreemd aan zijn. Natuurlijk kon ik aan die mannen niets anders zeggen dan dat de mis altijd in de parochiekerk geweest is, dat het beeld van Sint-Barbara daar ter verering staat, dat de relikwie er wel is en dat ik aan Uwe Eminentie zou vragen waar die mis moest zijn. Mag ik aan Uwe Eminentie ten minste vragen welke oplossing hij meent te moeten nemen of aanraden voor de mis van Sint-Barbara? Nog toegeven aan Ledeberg? Ik ben bereid mij bij de oplossing mijner overheid neer te leggen!’

Niet verwonderlijk dat op basis van deze brief men in Mechelen oordeelde ‘dat de Sint-Barbaramis in de parochiekerk van Pamel moest blijven geschieden.’ Ook kapelaan Tielemans werd hiervan op de hoogte gebracht en waarschijnlijk sprak hij er over met enkele mijnwerkers. Maar zogezegd zonder zijn medeweten schreven zij een heftige brief aan de kardinaal met argumenten, duidelijk verschillend van het betoog van de pastoor.

 


 


 


 


Het antwoord van het bisdom, gericht aan pastoor Verwimp, was diplomatisch:
‘De kardinaal wil hoegenaamd niet afbreuk maken aan uw gezag, met aan de door hem genomen beslissing zelf iets te veranderen. Alleenlijk laat hij aan uw wijs oordeel over te zien of, alles goed overwogen, het niet geraadzaam ware dat gij spontaan toeliet de bedoelde mis te Ledeberg te celebreren. Gij kent beter dan wij den plaatselijken toestand en zijt dus meer bevoegd dan wij om de dreigende moeilijkheden naar waarde te schatten.’
Daarop liet pastoor Verwimp toe dat de Sint-Barbaramis op Ledeberg werd opgedragen (2). De mijnwerkers reageerden dankbaar en beloofden …:



--------------------------------------------------------------------
(1) Pastoor Van Eyndhoven die in 1923 het nieuwe beeld wijdde.
(2) Tot 1949 werd de Sint-Barbaramis op Ledeberg in de parochieboeken vermeld.