|
In de onmiddellijke nabijheid van het Kasteeltje hebben er vóór 1568 op Tezuivene twee grote hoven gestaan: het hof te Ste(e)ne ook hof te Zuivene genoemd en het Oudhof. Waarschijnlijk stonden ze, zeker hun woningen, langs de Dreef naar het Kasteeltje toe. (1)
Echter in 1568 noteerde een Pamels schepen: ‘opt voers hoff te steene nu int oudt hoff gecomphrehendeert wesende’. (2) Het hof te Ste(e)ne werd dus ‘opgeslorpt’ door het Oudhof. Waarschijnlijk lagen beide hoven zo dicht bij elkaar dat ze door één pachter konden worden beheerd, beslissing die mogelijk mede beïnvloed werd doordat sommige gebouwen in de toen onzekere tijden (Geuzentijd) erg te lijden kregen. En het hield niet op, want ook nog ca. 1590 werd het Oudhof geplunderd. In de rekeningen van het leen te Zuivene verdwenen op den duur zelfs de namen ‘hof te Ste(e)ne en Oudhof’ (3), was er alleen nog sprake van ‘het Hof’ dat intussen toch weer werd opgebouwd.
Zo kwam op 13 februari 1598 rentmeester Mattheus Hendrickx tot een akkoord met de timmerlieden Jan van Eersele en Tilman Deurckens om het houten geraamte van een nieuwe schuur te maken, 75 voet lang en 24 voet breed (ongeveer 22,5 m bij 7,2 m). Houten geraamte dat daarna met kleem toegestreken werd. Op 19 september 1604 diende Joos de Somer zijn rekening in voor het vellen van 15 eiken en 2 abelen, gebruikt om nieuwe stallen op te trekken.
Maar in de tweede helft van de 17e eeuw had het Hof het, in de oorlog die Lodewijk XIV hier uitvocht, weer zwaar te verduren. In 1686 zaten de eigenaars in dusdanige financiële problemen dat er een ‘huissier’ werd aangesteld die, nadat hij had vastgesteld dat het pachthof, de schuren en stallen ‘haast in puin lagen’, meende dat men op zijn minst 3000 à 4000 florijn moest inbrengen om de hoeve weer op dreef te krijgen.
Waarschijnlijk heeft men dan vooral de schuren en stallen hersteld en minder de hoevewoning, want vanaf begin 18e eeuw woonden de pachters op het Kasteeltje.
Uiteindelijk werd begin de jaren (18)70, wat er nog overbleef aan schuren en stallen tegelijkertijd met het Kasteeltje afgebroken.
De eigenaars van het hof te Ste(e)ne, het Oudhof, het Hof, waren ook de eigenaars van het Kasteeltje.
Pachters
Uiteraard pachtten zij in hoofdzaak gronden van het leen te Zuivene, maar zij huurden ook akkers en weiden, o.a. eeuwenlang van het Brusselse klooster van Jericho; tot ca. 1650 van de abdij van Ninove acht partijen gelegen te Poelk met een gezamenlijke oppervlakte van 21 dagwand en 88 roeden.
In oorlogstijd leden niet alleen hun gebouwen, maar o.a. in 1582 werd ook hun ganse graanvoorraad door de Geuzen opgebruikt en in 1691 lag het hopland ‘ongewintercuylt’ en waren er geen staken meer.
Jacques Walckiers zeker pachter op het hof te Ste(e)ne van 1540 tot 1551.
Gillis van Nieuwenhoven was pachter op het hof te Ste(e)ne in 1553.
Hendrik Appelmans pachtte het Oudhof in 1556.
Op Kerstavond 1593 betaalde pachter Jan van Eesbeec zijn pacht aan jonker Adrien Quarré.
Diezelfde Adrien Quarré rekende op 1 december 1595 af met zijn pachters Jan Van Eesbeec en Gulliam de Coene.
Jonker Jacques Quarré verhuurde op 21 januari 1637 het Hof voor de derde maal aan Nicolaas Walravens voor een termijn van negen jaar. Pachtprijs: 1200 gulden, 3 stenen vlas, een vette hamel, 25 pond boter en ook nog 100 pattacons of 200 gulden als wijngeld. In 1639 werd hij opgevolgd door Wouter Eylenbosch die trouwde met zijn dochter Maria Walravens. Na de dood van Wouter op 18 december 1648 hertrouwde Maria in 1649 met Christiaan De Weghe die het Hof verder pachtte.
Op 2 mei 1675 ondertekende Engelbert Eylenbosch, gehuwd met Marie Buydens een nieuwe pachtovereenkomst voor zes jaar met als pachtprijs de eerste drie jaren telkens 1300 gulden, de drie laatste 1400 gulden.
7 maart 1685: De eigenaars van het Hof hebben in Ninove, Aalst en elders laten aankondigen dat hun hoeve publiek zal verpacht worden ‘tot pamel inde Bantcamme’. Maar niemand tekende in. Er kwamen toen nieuwe affiches en op 17 maart werd er nog een poging gedaan. Vergeefs! De tijden waren onzeker, de gebouwen vervallen, de gronden onbewerkt.
Toch werd in 1688 Paulus Mattijs pachter op het Hof, echter maar drie jaar want hij overleed op 13 maart 1691.
Jan de Vits was pachter in 1698.
Nicolaas Walckiers, eerst getrouwd met Joanna Van Opdenbosch en hertrouwd met Theresia Van Laethem, volgde hem als pachter op, (van?) tot zeker 1754. Hij woonde, zoals ook zijn opvolgers, op het Kasteeltje.
Dan werd Joos Walckiers, eerst getrouwd met Catharina Van der Perre en hertrouwd met Anna Eylenbosch, pachter in opvolging van zijn vader (?). Joos overleed op 1 december 1770.
Henricus Appelmans getrouwd met Anna Maria Walckiers nam toen de pacht over. Hij bewerkte niet alleen het land maar brouwde ook in het Kasteeltje (4).
Zo ook zijn zoon Joannes Henricus, die bovendien in 1790, samen met vrouw Gertrudis Van den Heuvel, eigenaar werd van het Kasteeltje, schuren, stallen en gronden.
Hun zoon Henricus, ook erfgenaam, bleef nog enige tijd op Tezuivene wonen, maar verhuisde rond 1806/1807 naar Sint-Martens-Bodegem.
De laatste huurders, schaapherder Joannes Lemaire en zijn vrouw Maria Anna Chrispeels werden nog als landbouwer vermeld, maar beiden vaak ook als herbergier.
Na hen kwam dan de afbraak … einde, nu ook visueel, van de hoven op Tezuivene.
|