boomstructuur: startpagina >
AZ-index > artikelindex S > Sint-Gaugericusparochie > artikel


Sint-Gaugericusparochie/kerkgeraad, kerkschatten

* 17e eeuw
Herstelbetaling
‘Op vele plaatsen laat men de zaken geruime tijd op hun beloop, en moet de deken vele jaren na elkaar insisteren op het sluiten van een overeenkomst dienaangaande. Zo is er in 1603 te Pamel reeds sprake over de herstelbetaling betreffende de kerkelijke ornamenten, die de gemeente vroeger om een niet nader bepaalde reden verkocht had. Vier jaar later zijn de gemeentenaren daartoe nog niet in staat vanwege de misoogst. Ook in 1609 blijft een beslissing uit: de pastoor vreest de wrevel van het volk op te lopen. “Waarop ik bevolen heb”, vervolgt de deken, “dat hij betreffende deze ornamenten met de wereldlijke heer zou onderhandelen”. Wanneer dan in 1610 de restitutie nog niet is gevorderd sluit de commentator zich aan bij het voorstel van de deken: de pastoor moet de hulp en het gezag van de heer inroepen. Wat volgens het relaas van de deken uit dat jaar werkelijk gebeurde. Zonder succes evenwel, want in 1612 staat men nog steeds even ver. De commentator herhaalt zijn voorstel. De heer is immers een goed man.
Het is uiteraard zeer begrijpelijk dat het gewone volk niet erg gebrand is, na zoveel uitgaven voor dringende herstellingen, nog meer geld voor allerhande restituties op te brengen.' (1)

In veiligheid
In mei 1667 liet pastoor Cambier, een houten kist of ‘comme' naar Brussel brengen, bij gravin de Coupigny, met erin de mooiste kazuifels, antependia, alben, amicten, ook een deel van het kerkarchief, een vergulde ciborie en kelk, om ze te vrijwaren tegen diefstal door Franse soldaten. Terecht want zij namen wat later mee wat nog overbleef: een witte kazuifel, een wit antependium, drie alben, vier amicten, twee riemen en zes versleten altaarkleden.
Op 10 maart 1668 werden de relikwieën van Sint-Laurentius, in het bijzijn van gravin de Coupigny en van baljuw de Regnaucourt, in een klein stukje saai gewikkeld en verzegeld met het kleine zegel van de gravin. Vooraf had men enkele brijzelkens van deze relikwieën in een reepje rood saailint genaaid om in Pamel toch iets bij de hand te hebben, wanneer pelgrims in deze ‘troubelen tijt' de heilige kwamen vereren. Het eerste pakje werd naar Brussel overgebracht, door de gravin in een zilveren doos gesloten en bewaard bij haar hofmeester. (2) Eens de toestand veiliger haalde de pachter van het Gasthuishof Gregoor de Groote de relikwieën terug.
In maart 1672 zijn de Fransen weer in de buurt en werd er opnieuw een kist vol kerkornamenten naar Brussel gestuurd.
In mei 1673 werden de relikwieën en een kelk, deze keer naar de Benedictinessen in Dendermonde gebracht.
Op 21 september 1673 moest Jacques de Coene opnieuw de relikwieën van Sint-Laurentius in veiligheid brengen, samen met parochiale papieren. Ze werden hem op het kerkhof overhandigd, verpakt en verzegeld, in het bijzijn van de onderpastoor, de baljuw en de griffier. Jacques bracht ze ten huize van gravin de Coupigny, maar omdat ze niet thuis was bracht hij alles terug.


* 18e eeuw
Diefstal
In 1742 ontvreemden dieven zilverwerk en linnen. (Van het linnen werden, zoals achteraf bleek, hemden gemaakt voor de vrouwelijke bendeleden!) In juli 1766 forceerden dieven het tabernakel en stalen een vergulde ciborie (een gift van Anne de Croy). Op 21 januari 1773 stelde Pieter Verhasselt, smid en kerkmeester, vast dat de collecteschalen waren leeggemaakt, ook de armenschaal was leeg.


--------------------------------------------------------------------
(1) Renson Gaston: ‘De weerslag van militaire gebeurtenissen in de dekenij Sint-Pieters-Leeuw van 1572 tot 1795' in ‘Eigen Schoon en de Brabander', 76e jg, 1993, nr 11-12. Aldaar p. 416.
(2) Van Herreweghen Gerard: ‘Eeuwigdurend Pamels Kalender', Davidsfonds Roosdaal, 1979, 165 p. Aldaar p. 37.