boomstructuur: startpagina >
AZ-index > artikelindex P > Pamel > artikel


Pamel/in geldnood inzake onderwijs

Uit rapporten en brieven blijkt meermaals dat de gemeente het financieel moeilijk had om in de noden van het onderwijs te voorzien.
In een brief van 4 december 1843 vroeg het gemeentebestuur aan de bestendige deputatie van Brabant financiële tegmoetkoming om twee hulponderwijzers en ook meubelen en boeken te helpen betalen.

 

Edele Heeren,

 
Op uitnodiging van artikel 23 der wet van 23 september 1842 op het onderwijs hebben we de eer U te berichten dat hoe geerne de gemeynte Pamel ook verlangde het onderwijs op betere voet in te richten, het haer tot dusverre niet mogelijk is in alle onkosten alleen te voorzien. Geerne wenschte zij echter dat de gemeynte ook hier omtrent in de weldaedige gunsten aan de provincies verleend, mogt deelen, te meer dat den tegenwoordigen onderwijzer zich in staet alleen niet en bevind om een goed onderwijs aan de behoeftige en andere kinderen dezer gemeynte te verleenen door den grootten toeloop die er is zonder de hulp van twee ondermeesters, en dezen de noodige kundigheyd hebbende alsdan met vruchte het verbeterd onderwijs zouden kunnen in werking brengen. Indien de tegenwoordige omstandigheden der gemeynte haer toelieten om de benodigde kosten volgens het budget van 1843 en 1844, hieraen toegevoegd, uyt te voeren, zouden we hedendaags een goed onderwijs aen de bewoners kunnen doen toebrengen in een lokaal onlangs gebouwd 's welks alsdan zoude voorzien zijn van alle noodige meubels en boeken.
Ootmoedig verzoekende dat de aenhoudende deputatie onze gemeynte zo veel mogelijk gelieft te begunstigen, opdat zij het lokaal moge verbeteren en ook van enige mobilaire voorwerpen tot het geven van onderwijs benoodigd om alzoo deszelfs inwoonders het weldadig van het verbeterd onderwijs te mogen genieten, hebben wij de eer ons met de meeste hoogachting te noemen
 

Edele Heeren,
Uwe oodmoedige en onderdaenige dienaren.

 

Op 22 juli 1845 volgde een tweede brief, opgesteld in het Frans, waarin er o.a. werd op gewezen dat de gemeente in 1844 en in de eerste helft van 1845 samen 555 fr. spendeerde aan het onderwijs, bedrag dat feitelijk moest verhoogd worden met 300 fr nog onbetaalde wedde aan hulponderwijzer Van den Eeckhoudt. Het gemeentebestuur hoopte dan ook dat ‘notre demande soit favorablement acceuilli parce que la commune se trouvant entièrement dépourvue de fonds, n'a pu encore rien payer au sous-instituteur ...'