boomstructuur: startpagina >
AZ-index > artikelindex H > artikel


Hertboommolen/Tragische Molen/Zepposmolen

Windmolen te O.-L-V.-Lombeek

In een cijnsboek uit 1391 komt de molen ter sprake. In feite onrechtstreeks want het vercijnsd stuk grond lag op ‘hertboem', Pamelse grond naar Tomberg toe, wel gelegen ‘byden wintmolen', die op Lombeek stond. Ook in latere akten werd de molen aldus vernoemd. Op zijn kaart duidde Ferraris, ca. 1775, de molen aan als ‘Moulin Herdt Boom' en ook heden wordt hij ‘officieel' de Hertboommolen genoemd. Maar in het molenaarshuis werd er de laatste eeuwen tweemaal gemoord; waardoor de molen in de tweede helft van de 20e eeuw eveneens de ‘Tragische molen' werd genoemd. En in 1964 waren molen en molenaarshuis het decor van het tv-feuilleton 'Kapitein Zeppos', vandaar ook de bijnaam ‘Zepposmolen'.

Het cijnsboek uit 1391 verwijst ook naar de vroegere eigenaar van het vercijnsd stuk grond. Het was Dieric van Walcourt, heer van Lombeek, Lennik en Anderlecht, gesneuveld in 1345. Als dorpsheer bezat hij ook het molenrecht op de waarschijnlijk al voor 1345 draaiende molen bij Hertboom. (1) Op straf van boete moesten de inwoners hun granen op die ‘banmolen' laten malen. De Walcourts bleven eigenaar van de molen tot Zweder van Abcoude, heer van Gaasbeek, in 1380/1381 ook Lombeek, en meteen ook de molen, overnam. De heren van Gaasbeek behielden de molen tot 1655. (2) Toen verkocht Alexander de Renesse, heer van Gaasbeek, de molen aan ridder Gabriël le Febvre, heer van Tiereclet. (3) (4)

Was de molen in slechte staat, vernield? Al in 1657 heeft de nieuwe eigenaar ‘opgerecht sekeren windt-molen ...' Gerestaureerd, nieuw opgericht? (5)

In 1689 kocht de Brusselse procureur Jan Dors de molen.

Maar al een jaar nadien, op 14 december 1690, werd ‘den wintmolen des suppleants met het molenhuys ende noch een ander huysken daer omtrent wesende' door de Fransen ‘in brandt gestecken'. (6)

Omdat volgens de Fransen de molenaar signalen gaf aan de vijand door de wieken 'te schransen' (7), of omdat Lombeek de ‘contributien' niet kon betalen? Feit is dat Jan Dors, en na zijn overlijden in 1714, zijn erfgenamen, van de ‘regeerders' van het dorp schadevergoeding eisten en kregen, proces dat pas in 1725 werd afgesloten. Intussen probeerden de erfgenamen ‘den affgebranden wintmolen met alle de gerechtigheden daer toe behoorende' te verkopen. Verkoop die pas in 1720 werd beslecht: voor 4000 gulden aan ‘meeder' Egidius de Mesmaecker, uit Brussel. Na het overlijden van Egidius in 1721 bleef het puin op de molenberm liggen tot zijn kinderen (zoon Andreas) het in de jaren 1724-1725 opruimden.

Daarna lieten zij op de berm, 85 meter boven de zeespiegel, een houten staak- of standaardmolen met open voet optrekken, die zeker in 1727 klaar was om te malen.

In 1727 is dan ook de nieuwe molenaar Peeter van Lierde naar O.-L.-V.-Lombeek gekomen. Hij schreef toen op een oostelijke zijbalk met bruinrode bolusverf ‘P.V.L. 1727' , onder een meisjesfiguur met hoepelrok en handen in de heupen.
In 1732 verkochten de kinderen De Mesmaecker de molen en molenberg, het woonhuis, de hoevegebouwen en de bijhorende grond, tegen 4140 gulden. Koper was sieur Henricus de Bruyn ‘guarde de corps van sijne voorschreven Majesteijts nobele Lijffguarde'. In de verkoopakte werd de molen omschreven als ‘eenen sekeren wintmolen wesende eenen Bandtmolen sonder nochtans gehouden te sijn den selven voor eenen Bandt te moeten volghen ...' Wat opnieuw bewijst dat het oorspronkelijk een banmolen was, maar dat die ‘bandt' niet meer moest/werd nageleefd.

Voor 1740 had de molen slechts één steenkoppel van Franse witte stenen voor het malen van graan. In 1740 werd een tweede steenkoppel van grauwe stenen bijgeplaatst voor het malen van ‘bouckweyde'. Pas in de 19e eeuw kwam er een derde koppel en kreeg de molen een ‘buik' op de windweeg.

Na het overlijden van Henricus de Bruyn werd de molen in 1746 eigendom van zijn zuster en begijn Anna Margarita de Bruyn.
Intussen was op 1 januari 1745 molenaar Peeter Van Lierde in het molenaarshuis vermoord. Zijn vrouw Maria Theresia van Audenrode hertrouwde met Peeter Van den Bosch, die molenaar was tot ca. 1777.

MDM 1760 aangebracht op de zware middenbalk (steenbalk) en enkele brandsporen elders zijn nog steeds aanleiding tot discussie. Waarvan is MDM de afkorting? (8) Maar vooral, stamt de molen van eind 20e eeuw, met uiteraard tussentijdse restauraties, uit 1727? (9) Of werd hij ca. 1758 grotendeels vernield (omgewaaid? afgebrand?) en daarna geheel hersteld/heropgebouwd met slechts behoud van sommige onderdelen uit 1727; m.a.w. is de molen van eind 20e eeuw voornamelijk van oorsprong uit 1760? (10)

Ook een begijntje sterft. In 1761 werd J.F. Van den Brande, door erfenis eigenaar van de molen. Na diens overlijden verkochten zijn kinderen en kleinkinderen in 1772 de molen en bijhorende aan Carolus Josephus Ghislanus de Man, heer van beide Lenniken, van Ophem en Walcourt. Koopprijs 11000 gulden! En opnieuw was de molen eigendom van verre nazaten van de Walcourts uit de 14e eeuw!
Vanaf ca. 1777 deed Jan Francis van Audenrode, getrouwd met Catharina van Lierde, dochter van Peeter, de molen draaien. Hij werd opgevolgd door zoon Jan-Baptist en later door kleinzoon Petrus Jan-Baptist.

Verankerd in de tuingevel draagt heden het molenaarshuis het jaartal A 1784. (11) Waarschijnlijk werd het toen gebouwd/verbouwd..

Het is onduidelijk hoelang Petrus Jan-Baptist in het molenaarshuis bleef wonen. Enerzijds schreef de secretaris hem bij zijn huwelijk, te Lennik in mei 1831, nog in als ‘meunier' en anderzijds verhuisde zijn opvolger Jan-Baptist Vandevelde al in 1828-1829 met zijn gezin van Herfelingen naar O.-L.-V.-Lombeek.
Na het overlijden van Carolus de Man in 1834 verkocht kleinzoon Charles Ernest Ghislanus op 16 januari 1835 de molen en bijhorende gebouwen aan molenaar Jan-Baptist Vandevelde die aldus de eerste eigenaar-molenaar werd en het bleef tot bij zijn overlijden in 1859. Intussen was dochter Catharina getrouwd met Jan-Baptist Walravens. Zij namen het molenbedrijf over.

Als notariszoon kwam Jan-Baptist Walravens van Rokkenborch. Volgens de familieoverlevering werd de schuur met lemen wanden, die toen tot Rokkenborch behoorde, afgebroken en weer ineengestoken op het molenerf. Mogelijk, want heden heeft de schuur nog steeds één binnenwand van leem en vlechtwerk.

Toen Jan-Baptist Walravens in 1909 overleed bleven er in het molenaarshuis nog vijf ongehuwde dochters en zonen wonen: Celestine, Leonie, Clotilde, Theofiel en Emiel. In 1917 werden Leonie en knecht Emiel Vervenne vermoord.
Vooral Theofiel beklom de molentrap, Emiel bekommerde zich meer om het land.
Ook tijdens W.O. II werd er gemaald. (12)

Op 4 april 1944 werd de molen als monument beschermd.

Na de oorlog maalde de molen verder, maar de bedrijvigheid verminderde van jaar tot jaar om stil te vallen toen Theofiel in 1950 overleed. Toch hebben Willy en Theo Tielemans nog enkele jaren in het weekend gemaald, zelfs nog korte tijd na de dood van Emiel in 1954, toen molen en molenerf werden verkocht aan Leopold Rooselaers-Madeleine Her(r)emans uit Lennik.

Intussen was de molen aan restauratie toe, wat in 1956/1957 gebeurde, ook in 1970 en in 1974/1975.

 

Voor en na het vervangen van de roeden in 1975.
 

In 1977 werden molenaarshuis en schuur als volgt beschreven: ‘Molenaarshuis met één verd. en zadeldak (grijze pannen) met drie dakkapellen, gedateerd A 1784 door verankeing in de tuingevel. (13) Gecementeerde gevel met licht steekboogvormige kozijnramen en een rechth. deur. Een zijgevel met vlechtingen. Langsschuur van baksteen met zadeldak (pannen), doch een lemen binnenwand en een poort in stijl- en regelwerk. (14)

Vanaf de jaren (19)80 tot in de jaren (19)90 liet Henri van Nuffel uit pure molenliefde op zaterdag in de lente en zomer de molen draaien. Volgens hem een gemakkelijk draaiende molen. Ook verhaalde hij: 'Onder de druk van enkele boeren, die rond 1980 met de kruiwagen nog een beetje graan brachten, vroeg mevr. Heremans mij dat ik enkele zakken zou malen. Onder het malen begon de molen plots te kraken, te schudden en te beven: ik dacht dat mijn laatste ogenblik gekomen was. Toch slaagde ik er nog in de draaiende wieken tot stilstand te brengen. Sindsdien mocht ik nooit meer malen, enkel nog los draaien'.

Op de monumentendag van 1994 vertelde men: ‘Typisch voor de molen zelf, waarvan de oudste elementen van 1727 dateren, zijn de vier teerlingen in lokale witte zandsteen, beschermd door een zware arduinen deksteen, het tweedelige mansardedak en de overkapte windweeg (weeg = wand).'

 

Enige koopdag: woensdag 10 februari 1999.
Koper: Jozef Van Waeyenberge ( n.v. Cofic). Prijs: 16 milj. fr.
(15)
 

Hoewel de molen tot in 1999 draaide, toch werd het duidelijk dat structurele werken nodig waren: de molenkast was doorheen de eeuwen helemaal verwrongen geraakt, de steenbalk diende door ijzeren U-profielen ondersteund te worden, de standaard splijtte en werd door metalen banden samengehouden, een teerling zakte weg waardoor de molen lichtelijk overhelde, ...

Midden 2000 werd de molen gedemonteerd. Daarna ging molenbouwer Wieme uit Machelen/Zulte na welke onderdelen bewaard konden blijven, herstelde sommige stukken, verving andere. Midden 2002 werd de molen dan door Wieme heropgebouwd. Nieuw was o.a. de ‘staak', vervaardigd uit een 300 jaar oude eik uit Wallonië. (16) Het publiek was bij de werkzaamheden betrokken via een website. (17) De opnieuw maalvaardige molen werd op 1 december 2002 onder grote belangstelling ingehuldigd, zelfs ingezegend. De vier Roosdaalse fanfares speelden samen 'Living it up', het kenwijsje van het jeugdfeuilleton 'Kapitein Zeppos'.

De restauratie werd ook bekroond met:
- de ‘Europa Nostra Award 2003' of de prijs van de Europese Unie voor cultureel erfgoed;
- de prijs 'Monumentenzorg 2003' van de provincie Vlaams-Brabant.

De Hertboommolen prijkt sinds 2002 op een Belgische en ... Portugese postzegel.

 

Op 10 december 2003 werden de molenaarswoning, schuur, stallingen en aanhorigheden van de molen en de onmiddellijke omgeving beschermd als dorpsgezicht.

Op 4 april 2004 werd de vzw Windmolen Hertboom opgericht (met als voorzitter Jozef Van Waeyenberge) en op 24 april kreeg deze vzw voor 25 jaar het vruchtgebruik van de molen, ... nam het beheer ervan over, met als taken het laten draaien en malen van de molen (voornamelijk op zondag, op 11 juli zelfs met leeuwenvlag/geel-zwarte zeilen op de wieken), ook de molensite openstellen voor het publiek, de bezoekers gidsen, ... zorgen voor het onderhoud.
In 2004 bedroeg het gewone lidmaatschap 25 € per jaar, het erelidmaatschap 125 € per jaar. Wie erelid voor het leven wou worden betaalde eenmalig 2500 €.

In het voorjaar van 2006 werd begonnen met de restauratie van schuur en stallen om er een onthaalruimte voor bezoekers en een museum in onder te brengen, (18) In het najaar van 2007 werden onthaalruimte en museum geopend. Intussen was op 6 juni 2006 de vzw Hertboommolenmuseum opgericht.

De bezoekersruimte werd brasserie. later (café) De Zeppos opengehouden op zondag, met ook mogelijkheid in de week de ruimte te huren.
Het museum werd opgebouwd rond drie thema's:
- de molen als machine met o.a. een molenreplica;
- de historiek van de molen;
- het tv-feuilleton Kapitein Zeppos
Er zijn ook interactieve attracties, er is een documentatiecentrum, ...

Volgens het gemeentelijk informatieblad uit 2015 was de molen 'gratis open voor het publiek van 11 tot 17 uur elke zon- en feestdag van mei tot en met september en op elke zondag van oktober tot en met april.' Vrijwilligers (19), die een molencursus volgden, hielden de molen open en draaiend.
Het museum was 'geopend elke 3e zondag van de maand van 14 tot 17 uur.'
Bezoeken aan molen of museum buiten deze openingsdagen en voor groepen konden op afspraak.

Naast deze hoofdactiviteiten gingen er bij gelegenheid ook nevenactiviteiten door.

Al op 27 april 2013 had de vzw Windmolen Hertboom het kenteken ‘Actieve Molen 2013' ontvangen van vzw Molenforum Vlaanderen, op basis van de volgende criteria: de molen als gebouw (uitzicht, toestand), de werking als molen (draaien en malen) & de inzet van de molenaar, de toeristische ontsluiting en de gelegenheidsactiviteiten.

Tenslotte zou ook het molenaarshuis gerestaureerd worden om er een B&B in onder te brengen. (20) Heden (2019) zijn de plannen van vijf kamers en een gemeenschappelijke ruimte wel getekend, maar is de uitvoering ervan nog altijd niet begonnen.
 

foto ca. 2005: de gerenoveerde Hertboommolen met vooraan het molenaarshuis (Molenkauter 9)
en links achteraan stallen en schuur waarin heden (2016) het museum (Windmolenstraat 20) en
café Zeppos (Windmolenstraat 22) zijn ondergebracht.
 



----------------------------------------------------------------------------------------------
(1) Het cijnsboek uit 1391 schijnt terug te gaan op een vroeger document.
Sommige bronnen vermelden eveneens een akte uit 1345 waarin ook sprake is van de molen. Wat dan het bestaan van de molen in 1345 zou ‘bewijzen'.
(2) Perceval Alain, Heyman Carlo, Vandormael Herman: ‘Vlaanderen Rijke Lappendeken', Davidsfonds Leuven, 1976, p. 27: ‘De windmolen ... gelijkt op de molen, die Breughel schilderde op de achtergrond van zijn “Mensenhater”.' Geschilderd in 1568! ?
(3) Om een schuld te delgen? Gabriël le Febvre had immers geleend aan de vader van Alexander de Renesse.
(4) In 1683 heeft generaal de Fariaux de heerlijkheid Lombeek-Strijtem gekocht, maar blijkbaar heeft hij met Gabriël le Febvre geen dispuut gehad over het molenrecht.
(5) Volgens H.J. Herpelinck in 'De Tragische Molen van Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek (1760-2001), 2021, 42 p., aldaar p. 12, had Alexander de Renesse nog omstreeks 1655 een molen nieuw laten bouwen!?
(6) In ‘Oud gemeente- griffiearchief van O.-L.-V.-Lombeek en Strijtem'.
(7) Van Cauwelaert-de Wyels Emiel: ‘ De aloude Broederschap van St. Hubertus te O.-L.-Vr.-Lombeek' in E.S.B., 1976. Aldaar p. 160.
(8) Soms geïnterpreteerd als Molen De Man, naar C.J.G. De Man, eigenaar ... maar pas vanaf 1772!
(9) Mening van Gerard Van Herreweghen en ook van Jan Struyf in 'Archivalisch, bibliografisch en kadastraal onderzoek van het windmolencomplex te Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek: verkenningen', Heverlee, 1999.
(10) Mening van H.J. Herpelinck in ‘De bouw van de Hertboommolen: literair, archivalisch en epigrafisch onderzoek', Molenecho's, 2009, 2; pp. 95-104.
In 2021 bevestigde H.J. Herpelinck deze zienswijze, o.c. (noot 5), aldaar pp. 15, 17, 20: MDM 1760 zou de afkorting zijn van Meester/Molen(bouwer) De Man die de heropbouw van de afgebrande molen in 1760 voltooide; ook de grote toename der beden (belastingen) die molenaar Van Lierde vanaf 1760 voor 'synen wintmolen' moest betalen, zou aanduiding zijn van belangrijke molenwerken. Eveneens wijst de auteur erop dat er tussen 1727 en 1760 geen inkervingen werden teruggevonden.
(11) Is de 'A' een afkorting van Anno of verwijst ze naar de toenmalige eigenaar Van Audenrode?
(12) Maar andere bronnen melden dat het malen in 1940 werd stopgezet.
(13) Rechts van het jaartal twee ankers: een cirkel met verticale lijn en ernaast een gekromde 'x' die de rijn of het molenijzer verbeelden, symbolen van het molenaarschap.
(14) In ‘Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen' 2n, tweede druk 1977, 818 p. Aldaar pp. 533-534.
(15) De gemeente Roosdaal had tot 7 milj. geboden.
(16) De oude molenstaak werd nadien geïntegreerd in de schuur/brasserie.
(17) Uiteraard werden de werken gesubsidieerd. Daarbij kon men zelfs een beroep doen op een dubbele subsidie, kortstondig ingevoerd speciaal voor het behoud van molens. Maar dan moest de molen zo vlug mogelijk opengesteld worden. In die vlugheid werd ‘vergeten’ de bronzen maan (= bronzen plaat met ring) op de top van de staak te plaatsen, met als gevolg dat het kruien van de molen moeilijk(er) verloopt.
(18) Ook de gemeente Roosdaal subsidieerde: zo bedroeg het gemeentelijk aandeel in de werken rond schuur en stallen 54.535 €.
(19) In 2018 waren ze met zestien.
(20) Al in 2011 beloofde de Vlaamse Overheid hiervoor een subsidie van 111000 €.