Hof te Berchem
|
|
Al voor het jaar 1000 stond er op Berchem een hof, zij het aan de overzijde van de straat, maar eeuwen later, in 1690, werd het door soldaten van de Franse Zonnekoning platgebrand. Toch is er mogelijk nog een overblijfsel: de waterput in de weide, weliswaar verborgen onder een deksel, met een wand van op elkaar gestapelde schorrestenen (1). Rond 1695 werd het huidige hof opgetrokken. Langs de Berchemstraat lijkt het heden (2008) nog vrij intact, maar aan de Grotstraat en op de binnenplaats werd het 'erg' verbouwd. |
|
In de jaren (19)70 nog beschreven als:
'In meerdere panden verdeelde gesloten hoeve, voorheen gedateerd 1752 op de afgebroken deuromlijsting. Er blijven na meerdere ingrijpende verbouwingen en herstellingen uit XVIII nog over; twee voormalige kruisvensters in het gewezen boerenhuis en een steekboogdeur van witgeverfde arkoze in een aanhorigheid.' (2) |
|
|
* Eigenaars
Uit een document van 1201 blijkt dat Willem I van Ledeberg toen leenheer was. Aan hem moesten cijnzen worden betaald. In 1336 waren de Berchemse pachters, als eersten in Pamel, er toch al in geslaagd enkele stukken grond, nl. 16 bunder, als allodiaal of vrij (van cijnzen) goed te verwerven. In 1394 was Everard Boote, heer van Pamel de eigenaar van de gebouwen, van 38 bunder akkers en 12 bunder weide. Als pacht kreeg hij ieder jaar voor het akkerland 30,5 mud rogge en 12 mud 2 sisteren haver, voor de weiden 15 cijnsgulden, voor beide boomgaarden de helft van het fruit. Ook moest de pachter op eigen kosten de strodaken verstellen. In 1403 was Nikolaas Vijd of zijn zoon Joos eigenaar. De pachtsom beliep toen 33 mud rogge, 12 mud haver en 20 Vlaamse schilden. In 1685 was de bewerkte oppervlakte 68 bunder groot.
Op 17 december 1804 werden de pachters ook eigenaar; toen verkochten de adellijke eigenaars Elisabeth de Hornes en haar dochter Gustavia de Stolberg het hof aan pachter Hendrik Covens en zijn vrouw Anne Marie Van Cutsem. Hendrik overleed in 1827, Anne Marie in 1829. Op 10 juni 1829 namen dan hun dochter Maria Catharina en haar man Jan-Baptist De Ro de hoeve over. Hun erfgenamen verkochten rond 1883 het hof aan Martinus Geeroms, gehuwd met Apollonia Cobbaert. Zoon Henri, gehuwd met Maria Antonia Kestens en dochter Maria Catharina, gehuwd met Frans Maris waren erfgenamen, wat uiteindelijk aanleiding was voor de opdeling van het hof. Frans' zoon, Cyriel Geeroms bleef er wonen, Maria Catharina's zoon Arthur Maris verkocht zijn erfdeel aan Willy Handschutter en aan diens schoonbroer Gustaaf Van den Houwe, zodat er drie gezinnen op de hofstede woonden.
|
|
foto ca. 1940
|
|
* Pachters
Oudst gekende pachters waren Wouter van Berchem (1182) en zijn broer Boudewijn van Berchem (1184). Na hen volgde (zoon?) Willem van Berchem (vermeld o.a. in 1267 en in 1311), later Michiel van Berchem (1336). In 1394 pachtte Jan de Hert het hof en bewerkte het akkerland volgens het toen gangbare drieslagstelsel. Negen jaar later, in 1403 nam Hein Stercke de pacht over. Omstreeks 1640 was Inghel Van Bossuyt er pachter en in 1685 zijn schoonzoon Floris Herremans uit Bellingen. Toen het hof in december 1690 uitbrandde was Jan Vetsuypers er pachter. Hij kon de pacht niet meer betalen en werd opgevolgd door Albert van Calck die het ook maar korte tijd uithield. In 1698 tekende Hendrik Covens uit Malderen de nieuwe pachtovereenkomst. Hij stierf op 1 februari 1739 en werd opgevolgd door zijn zoon Carel. Deze overleed op 25 november 1770 en het was opnieuw een zoon, Hendrik (3) die opvolgde en in 1804 ook eigenaar werd.
-----------------------------------------------------------------------------------
(1) Volgens een legende rustte hier de H. Berlindis, op haar tocht van Meerbeke naar Ter Nelleken, en dronk er van het putwater.
(2) In 'Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen' 2n Vlaams Brabant Halle Vilvoorde, 2e druk 1977, 827 p. Aldaar p. 524.
(3) Grootvader Hendrik, vader Carel en zoon Hendrik waren allen schepen van Pamel.
|