boomstructuur: startpagina >
AZ-index > artikelindex D > De Bolle H. R. > artikel


De Bolle Hubert Remi: terugblik: directeur Immaculata Maria-Istituut (1983-1996)
Begin juli 1983 vroeg Zuster Wilfrieda, de grote baas van de Vorselaarse scholen (1), me of ik directeur wou worden van het Immaculata Maria-Instituut op Ledeberg. Ik hapte niet onmiddellijk toe. Ik gaf immers graag les in het Sint-Jan Berchmanscollege te Brussel, voelde me er als leraar erkend. Ook wist ik dat het aantal leerlingen in het I.M.I. gedaald was tot 272 en dat het studieaanbod er beperkt was (2). Uiteindelijk besliste ik toch het erop te wagen.
 


foto 1983

 
Gelukkig was de sfeer er goed, de inzet van alle personeelsleden (leerkrachten en secretariaat) groot. Ook beseften zij dat het 'vijf voor twaalf' was en steunden me volop. Toch was de opdracht uitdagend groot!

Zonder al te grote haperingen:

- een typische meisjesschool omvormen tot een gemengde school;
Eerst in Kantoorwerken, dan vanaf het eerste leerjaar, werden de klassen geleidelijk aan gemengd. De vrouwelijke leerkrachten stonden hun 'mannetje', bovendien had ik in de beginjaren enkele leraren aangetrokken die al verschillende jaren aan jongens lesgaven.

- het Vernieuwd Secundair Onderwijs invoeren, later ook de eenheidsstructuur;
Daarbij gingen we pragmatisch te werk door de pluspunten van het VSO over te nemen en de mindere aan te passen.
Het opvoedingsproject van de Zusters van Vorselaar vroeg speciale aandacht voor de 'zwakke' leerling. Die aandacht was er, met o.a. inhaallessen in de 1e en 2e graad, later ook met lessen 'leren leren' (3). Maar evenzeer wou ik aandacht voor de 'sterke' leerling. Ik was dan ook een groot voorstander van gedifferentieerd lesgeven, waarbij elke leerling de basisleerstof kreeg, maar waarbij er ook lesmomenten/lessen werden ingebouwd waarop/waarin 'sterkere' leerlingen extra leerstof te verwerken kregen terwijl de leraar(s) de 'zwakkere' leerlingen begeleidde(n). Een moeilijke opdracht waar de ene leerkracht al beter in slaagde dan de andere. Maar alleen al dat leerkrachten in die zin dachten verrijkte hun lesgeven. In de hogere jaren kwam dan geleidelijk de nadruk meer te liggen op zelfstandig werk.
Het soms bekritiseerde evaluatiesysteem van het VSO pasten we al vlug aan door b.v. in ASO en TSO over te stappen naar toetsenreeksen en rapporten met cijfers.

- het studieaanbod verruimen;
Het was me vrijwel onmiddellijk duidelijk dat om het I.M.I. opnieuw leefbaar te maken het studieaanbod moest verruimd worden. Daarbij stelde ik vast dat uitbreiding in het BSO en TSO praktisch onmogelijk was. Richtingen als Elektriciteit, Automechaniek, ... waren niet doenbaar, het vaak gesuggereerde Toerisme was niet levensvatbaar. Daarom vroeg ik ASO-richtingen. In 1986 kregen we Moderne talen en Economie. In de lessentabellen van het VSO zaten er in de tweede graad, naast de 28 'verplichte' lesuren ook 4 complementaire uren die de school zelf moest invullen. Daar waar in andere scholen de leerlingen maar één of twee vaste pakketten konden kiezen, mochten onze leerlingen Duits, economie, dactylo, informatica, wetenschappelijk tekenen, chemie ... en ook Latijn en Grieks, naar eigen interesse of aanleg vrij combineren en de meesten wisten verduiveld goed wat ze kozen. In elk van de twee richtingen waren zo meer dan tien combinaties mogelijk. Sommigen wilden zelfs meer en volgden ook nog een of twee vakken als vrije leerling. Dit kon want de lessenroosters waren zo opgesteld dat deze complementaire lesuren elkaar niet overlapten. Ook voor de derde graad stelde ik een analoog uitgebreid keuzepakket samen (met naast Latijn, informatica, ... ook Italiaans, Spaans, boekhouden, uitbreiding fysica, ...) en in de latere eenheidsstructuur boden de officiële lessentabellen eveneens de mogelijkheid te kunnen kiezen.
Uiteraard was het een enorme karwei om dusdanige lessenroosters op te stellen, temeer daar ik die complementaire lesuren bij voorrang ofwel 's morgens ofwel 's avonds plaatste (zodat leerlingen die bepaalde vakken niet volgden wat later naar school of wat vroeger naar huis mochten). Bovendien moesten de lessenoosters pedagogisch verantwoord zijn, moest ik rekening houden met de schaarste aan lokalen en wou ik ook tegemoet komen aan de desiderata van de leerkrachten. In september zwoegde ik dan ook vele dagen en nachten om de verschillende legoblokjes (die evenveel leerkrachten voorstelden) op mijn bord in te passen.
 

foto 1990
 
Later hielpen twee coördinatoren me om de lessenroosters door de computer te laten opstellen, maar zelfs de computer meldde vaak '87 uren niet geplaatst'. Al dat werk loonde echter de moeite want uit onze toen sterke ASO-klassen groeiden burgerlijk en industrieel ingenieurs, doctors in de wiskunde, geneesheren, licentiaten, ... zelfs enkele licentiaten klassieke talen! Bovendien zouden sommige oudleerlingen, omwille van sociale omstandigheden, zonder I.M.I. nooit aan een ASO-richting begonnen zijn, laat staan Latijn hebben gevolgd, maar uiteindelijk hebben ze toch rechten of geneeskunde gestudeerd.

- de bekendheid en aantrekkingskracht van het I.M.I. vergroten;
Met stijlvolle uitnodigingen en folders in de hand gingen de leerkrachten bij de twaalfjarigen op bezoek. Ikzelf was gans de vakantie (met uitzondering van 3 weken verlof) van 14 u tot 20 u op school aanwezig, enerzijds om ouders en nieuwe leerlingen te leren kennen, anderzijds om accurate uitleg te geven inzake studiemogelijkheden, busvervoer, ... Al vanaf 1984 hielden we opendeurdagen en 'doorschuifnamiddagen'. Na twee jaar kwamen we naar buiten met een 'totaalspektakel' en in 1993 speelden leerlingen en leerkrachten voor het eerst toneel. We organiseerden samen met het oudercomité gespreksavonden en bliezen het schoolblad Echo nieuw leven in. Een leerlingenraad werd (her)opgericht en ook een vereniging van oudleerlingen. Allemaal nieuwe initiatieven waarover, daar zorgden we voor, iedereen in de plaatselijke kranten kon lezen, zo ook in 1987 over de feestelijke inhuldiging van de lokalen en in 1992 over de luisterlijke viering van de 100-jarige aanwezigheid van de zusters op Ledeberg. Maar vooral raakte bekend dat in het I.M.I. 'Waar opvoeding en onderwijs samengaan' geen slogan was, maar werkelijkheid. Bovendien werd de degelijkheid van dat onderwijs bevestigd doordat de leerkrachten hun zonen en dochters opnieuw naar het I.M.I. stuurden.
Het leerlingenaantal steeg van 272 naar 672!
 

foto 1984: In de beginperiode kende ik alle leerlingen, liep ik dagelijks tussen hen op de speelplaats. Naarmate de school groeide ontbrak me daartoe meer en meer de tijd en volgde de adjunct-directeur de leerlingen.
 
- het I.M.I. 'schokvrij' laten groeien.
Het (ver)wonderlijkste was dat we er, ondanks de herstructureringen en de vele verbouwingen, in slaagden zonder grote haperingen te groeien naar een middelgrote school! Dat was niet alleen mijn verdienste, maar ook die van het ganse corps.
° Zelf probeerde ik zicht te blijven houden op de groeiende school. O.a. daarom bleef ik de lessenroosters mee opstellen, regelde ik zelf de toezichten en kende zo al die jaren de schoolorganisatie door en door. De secretariaten, vooral secretariaat 1, waren mijn vertrouwvolle medewerkers en met de adjunct-directeur werkte ik in de beste verstandhouding samen. Geleidelijk namen werkgroepen specifieke taken op zich (publiciteit, veiligheid, milieu, ...), werden de coördinatoren meer en meer bij het beleid betrokken. Maar ik bleef zicht houden en kon dit omdat ik er 'altijd' was.
° Niet alleen het leerlingenaantal was op die dertien jaar sterk gestegen, ook het aantal personeelsleden klom van 40 naar 102. Het succes van onze school werkte aanstekelijk op ieders werklust. Elk jaar kwamen er nieuwe leerkrachten met verfrissende ideeën bij. Er heerste een sfeer van een ijverige gezelligheid (of een gezellige ijver) waarin eenieder zich (vlug) thuisvoelde.
 

foto 1985: Op personeelsfeesten belichtte ik telkens vanuit een andere invalshoek, wat ironisch het 'wel en wee' van de voorbije maanden of van de personeelsleden die ons verlieten.
 
Die in een school noodwendige tevredenheid van de personeelsleden trachtte ik te bestendigen o.a. door bij het opstellen van de uurroosters rekening te houden met hun desiderata, maar tegelijkertijd ook door bevoordeling te vermijden. Vooraleer de lessenroosters vrij te geven keek ik altijd na of ze voldoende evenwichtig waren, en als ze te nadelig uitvielen voor één of enkele leerkrachten, dan zochten we verder, als het moest uren, dagen. Toch nog overblijvende kleine onevenwichten werkte ik daarna weg bij het opstellen van toezichten of opdrachten (wat kon omdat ik zicht had op de totaliteit). Zelf nam ik taken op me, die andere directies misschien zouden delegeren (lessenroosters opstellen, toezichten regelen, bustrajecten bepalen, leerlingen inschrijven, ...), om het 'tekort' aan personeel waarmee een groeiende school altijd kampte (4) op te vangen. Ook de stress die de strijd om de richtingen meebracht probeerde ik zoveel als mogelijk zelf te dragen.
Mijn deur stond altijd open: als personeelsleden kwamen praten wisten ze dat ik hun problemen niet verder vertelde, ze niet uitspeelde tegenover derden, hen probeerde te helpen. Het wederzijds vertrouwen was groot.
° In 1983 konden we eind november de facturen niet meer betalen, bovendien zaten we met schulden. Doordat er meer leerlingen kwamen verhoogden ook de subsidies zodat een financieel beleid stilaan mogelijk werd en we ook konden investeren (inrichten turnzaal, refter, keuken, biologielokaal, computerklassen, ...). In 1996 waren alle schulden betaald en was er zelfs een overschot dat nieuwe investeringen b.v. in informatica toeliet. Kortom, een gezonde financiële situatie!

In 1996 nam ik afscheid van het I.M.I. Ik had dertien jaar voor de school geleefd, maar wou niet vastroesten. Samen met velen was ik erin geslaagd het I.M.I. zonder grote interne spanningen te doen evolueren naar een gemengde, middelgrote, goed leefbare, financieel gezonde, goed georganiseerde en dynamische TSO-, BSO- én ASO-school!


Naschrift
- Het waren 13 mooie jaren! Daarbij dank ik alle bestuursleden, personeelsleden en ouders die me geholpen en gesteund hebben, waarmee het aangenaam samenwerken was en ... dank ik ook de vele (oud)leerlingen.

- De brand op vrijdag 27 april 1984
Voor mij was het letterlijk en figuurlijk (ik was pas 8 maand directeur) de vuurproef. Al op zaterdag begon ik samen met de inrichtende macht, de basisschool, het oudercomité en de leerkrachten naar hulp, naar oplossingen te zoeken.
 
 

Op maandag en dinsdag (1 mei) werd er door ouders en leerkrachten geschrobd, gepoetst, hersteld, verhuisd (bevriende scholen stuurden ons stoelen, tafels en kasten). Op 2 mei konden de kleuters naar de chirolokalen op de Varinck, hadden we de drie klassen van de lagere school ondergebracht in lokalen van het secundair en was er een klaslokaal omgevormd tot lerarenlokaal.
Ikzelf verhuisde met wat overbleef van mijn bureau naar het klooster. Ik zat daar tot begin september afgezonderd van het secretariaat, van de leraarskamer en de klassen. Gelukkig was er de interne telefoon en ... kreeg ik er elke middag van de zusters een kop soep. Erger was dat verschillende documenten vernield waren en dat de resterende door elkaar zaten. Als we, ook jaren later, een document misten was de reden vlug gevonden, zeker verbrand!
Daarna volgden vele vergaderingen, met de inrichtende macht (beschadigde lokalen laten herstellen, meubilair en toestellen aankopen), met de verzekeraars, met de architecten en aannemers. En ondertussen ging het leven op school gesmeerd verder.

- Samenwerking met de basisschool
Ik heb altijd vrij goed kunnen samenwerken met de directeur, later met de directrice. Het secretariaat van het secundair deed de boekhouding van de basisschool, volgde ook het busvervoer ervan op. De onderwijzers/onderwijzeressen voelden zich soms wat verongelijkt omdat zij toezicht hadden op sommige bussen en de leerkrachten van het secundair niet (wel het secretariaat). Die houding van verongelijking t.o.v. het secundair was bij sommigen latent aanwezig. Zij wilden niet erkennen dat het succes van het secundair ook de lagere school meetrok (of vonden de eigen groei niet nodig!).

- De strijd om de richtingen
De katholieke ASO-scholen van Ninove en Ternat namen het me kwalijk dat ik het keuzegedeelte optimaal gebruikte. Vooral dat leerlingen Latijn konden volgen was voor hen een doorn in het oog (5). Het werd een strijd, 'erger dan in de politiek'!
Ook voor 1983 hadden diezelfde scholen zich al verzet tegen voorgestelde uitbreidingen van het studieaanbod in het I.M.I. Toen ze echter, rond 1986, zagen dat onze school opnieuw begon te groeien veroorloofden ze zich alle middelen tot het doel: elke uitbreiding van dat I.M.I. verhinderen.
° In commissies (6) probeerden die scholen van Ninove en Ternat elk voorstel van het I.M.I. inzake het studieaanbod te kelderen. Zij verstuurden lange brieven met hun bezwaren en beschuldigingen (7), op vergaderingen werd ik aangevallen. Ik probeerde dan telkens hun argumenten te ontzenuwen door rustig te stellen dat het door ons voorgestelde studieaanbod het enig mogelijke was om het I.M.I. leefbaar te maken, zonder aan hun leefbaarheid te raken (wat achteraf ook is bewaarheid). Dan begonnen ze te 'zwetsen' over kwaliteit, maar de uitstekende resultaten van onze oudleerlingen waren het beste tegenargument.
° Terwijl hun eigen bus (Ternat) of de lijnbus (Ninove) voorbij onze schoolpoort reed, probeerden zij het traject van onze schoolbussen in te perken. Opnieuw werden er lange brieven verstuurd, opnieuw werd er vergaderd. Soms moesten we wat toegeven op onze bustrajecten om toch ons studieaanbod te behouden, maar dan waren er altijd leerkrachten die bereid waren leerlingen in de eigen wagen mee te nemen. Ikzelf heb op eigen kosten ook duizenden kilometers gereden.
° Erger, diezelfde scholen (katholiek onderwijs!) verspreidden het gerucht dat de uitgebreide keuzemogelijkheden onwettig waren! Nochtans kregen we jaarlijks inspecteurs over de vloer die telkens een gunstig verslag opstelden, werden door de homologatiecommissie documenten opgevraagd die we terugkregen zonder één opmerking (wat weinig scholen kunnen zeggen). (En bij de eerste doorlichting vond de inspectie opnieuw dat het uitgebreide keuzemodel van toen ook juridisch klopte.)
Toen de eenheidsstructuur werd ingevoerd probeerden die scholen van Ninove en Ternat ons studieaanbod terug te beperken en begon de strijd opnieuw ...
° Ik stelde me soms de vraag waarom die grotere scholen zo'n angst hadden van het I.M.I. Wat vreesden zij: onze werkkracht, ons leerlinggericht onderwijs, ons uitgekiend keuzemodel, ... of was het gewoon een behoudsgezinde, vooral zichzelf beschermende reflex?
Ik zou haast gaan denken dat ik mijn tijd voorop was als ik zie hoe in de huidige derde graad, zij het beperkter, opnieuw keuzes mogelijk zijn.

- Toen ik onstlag nam wou de inrichtende macht dat ik bleef, maar ik vond dat het goed was geweest en trok mijn ontslag niet in. Buiten mij om werd daarop een opvolger aangesteld die ik pas in augustus te zien kreeg (misverstand tussen hem en de afgevaardigd beheerder, beweerde hij) en dan nog zeer sporadisch. De laatste dagen van de vakantie vervolledigde ik nog het vademecum met daarin alle afspraken die in het I.M.I. waren gegroeid. Al vlug werd dat vademecum herwerkt en werd het me duidelijk dat de directie de periode 'De Bolle' niet alleen wou afsluiten (evident) maar ook wou verdonkeremanen. Gelukkig heb ik de voorbije jaren nog vaak, al of niet toevallig leerlingen, ouders, personeelsleden ontmoet, met hen gebabbeld en daarbij altijd veel waardering ervaren.


De Bolle Hubert,
11/9/2006


-----------------------------------------------------------------------
(1) Typerend voor de snelle evolutie van de secularisatie: in 1983 zat ik op een vergadering van de directies van de Vorselaarse scholen, samen met een vijftiental leken-directies te midden van een honderdtal zusters-directrices; in 1996 zaten nog een vijftiental zusters-directrices te midden van een honderdtal leken-directies.
(2) Er waren zelfs geruchten over een fusie met het Sint-Gabriëlinstituut uit Liedekerke, dat toen floreerde.
(3) Ook 'financiële aandacht' voor leerlingen die de schoolrekening, de studiereis, ... niet konden betalen, en 'sociale aandacht' voor hen die in moeilijke omstandigheden moesten studeren.
(4) De overheid hield datzelfde schooljaar, bij de berekening van het aantal lesuren dat mocht ingericht worden, geen rekening met de stijging van het leerlingenaantal, maar pas volgend schooljaar. Gevolg: in een groeiende school hinkte de personeelsbezetting altijd een jaar achterop!
(5) Toen in 2006 het Latijn volledig uit het I.M.I. verdween, hebben die scholen in feite hun slag thuis gehaald!
(6) Die commissies (RCC en DPCC) zouden 'boven' de scholen moeten staan, maar in werkelijkheid vierde eigenbelang er vaak hoogtij. Daarbij bleken in de DPCC de afgevaardigden uit regio's 'veraf' (Leuven, Mechelen, ...) de problematiek in Roosdaal onvoldoende te kennen. Bijkomende hinderpaal was het bisdom Gent, dat gezien onze ligging ook inspraak had. En ook de adviezen vanuit 'de ivoren toren der statistiek' van het katholiek onderwijs misten realiteitszin.
(7) Hun leerkrachten lieten hun kind pro forma inschrijven om te horen wat we zegden! Een directeur van een Ternatse school nam foto's van onze publiciteitspanelen als 'bewijsmateriaal'! Soms werd ik door een directeur van een Ninoofse school gevolgd wanneer ik leerlingen ging ophalen!