Vander Haeghen Cornelius
Pater Ferdinandus, onderpastoor te Borchtlombeek van 1699 tot 1702, ook abt van de abdij van Ninove van 1712 tot 1754 |
|
Geboren te Geraardsbergen op 17 juli 1672, zoon van Vander Haeghen Guillielmus en Vander Perren Maria. ‘Zijn ouders waren vrome mensen.' (1) Na zijn humaniora aan het gymnasium van Sint-Adrianus ging hij in september 1689 naar de abt van de norbertijnenabdij van Ninove. ‘Aan zijn voeten neergeknield, smeekte ik hem mij onder zijn religieuzen te aanvaarden. Deze wens werd ingewilligd, zodat hij mij op 3 november in de abdij opnam. Op 10 december kleedde hij mij met het witte habijt en hij veranderde bij deze gelegenheid mijn naam Cornelius in deze van Ferdinandus, naam van zijn eigen patroonheilige. Op 30 mei 1691, feestdag van mijn patroon Sint-Ferdinandus, ontving hij mijn plechtige geloften en dezelfde dag diende hij mij ook de kruinschering en de vier mindere orden toe.' (2) Op 24 september 1695 werd pater Ferdinandus te Mechelen priester gewijd ‘met pauselijke dispensatie van dertien maanden wegens mijn te jonge leeftijd daar er nood aan priesters was. Geve God dat dit moge zijn tot Zijn opperste glorie en mijn zielezaligheid.' (2)
Al in juni 1696 werd hij in de abdij cellier en moest hij ‘voor zover zijn officie alsook het volgen van de theologische cursussen en de wekelijkse disputen/conferenties in de abdij het hem zouden toelaten, alle zon- en feestdagen catechiseren in de grote abdijzaal voor de knechten en het personeel en hun een korte toespraak richten.' (1) In 1698 ging hij studeren aan het college van Prémontré te Leuven, maar een jaar later werd hij teruggeroepen om onderpastoor (3) te worden te Borchtlombeek. Hij bleef er tot 1 maart 1702 toen hij opnieuw cellier werd in de abdij, tot 1706. Intussen was hij in 1704 ook beheerder geworden van de abdijgoederen in Brabant en Henegouwen en in 1706 ontvanger van die goederen, nadien werd hij ook provisor van de abdij. Op 2 juni 1712 werd hij bij meerderheid van stemmen verkozen tot abt van de abdij van Ninove, op 3 juli te Antwerpen abt gewijd. Tweeënveertig jaar zou hij de abdij leiden. Hij slaagde erin de bouw van een nieuwe (4) abdijkerk, waaraan meer dan 70 jaar voordien was begonnen, te voltooien, ze ook te bemeubelen met beeldhouw- en houtsnijwerk (altaren, biechtstoelen, ...) en er één groots geheel van te (laten) maken. Ook gaf hij opdracht tot een algemene kartering van het Ninoofs onroerend abdijbezit, o.a. gronden en/of tienden in Pamel (1740), Borchtlombeek, Strijtem en Kattem (1751). Op 18 februari 1721 werd hij verkozen als gedeputeerde van de clerus in de Staten van Vlaanderen (5).
Abt Ferdinandus overleed te Ninove, werd er begraven op 1 april 1754 en bijgezet in de grafkelder die hijzelf in de abdijkerk, voor de trappen van het hoogaltaar had laten bouwen.
|
|
handschrift
|
|
Wapenschild als abt van de abdij van Ninove.
|
|
-----------------------------------------------------------------------
(1) In de ‘Dagboeken' van de prelaten der Norbertijnenabdij van Ninove.
(2) Zo schreef hij later zelf, als abt, in zijn dagboek.
(3) Later, in 1712-1714 kwam het tot een hoogoplopend conflict tussen abt Ferdinandus en pastoor Augustinus De Pape.
(4) En nog (be)staande.
(5) Over zijn rol in die Statenvergadering is weinig geweten.
|