|
Hendrik Borginon in ‘De Standaard' van 22/3/1991: ‘Ik heb zelden een man ontmoet die zo'n sterke drang tot gelijkhebberij bezat. Van Cauwelaert wilde het centrum zijn, de spil rond wie alles draaide. Jammer dat hij ons niet beter heeft begrepen. Wij waren nog moeizame strubbelaars in de politiek, hij een geroutineerde specialist. Was hij een beetje meegaander geweest, hij zou zich gehandhaafd hebben. Hij was bij de katolieken altijd zeker een der besten. Van Cauwelaert was overigens een logische, zij het geen oorspronkelijke geest. Een man op de grens van de dichter en de profeet. Als hij voor een publiek stond, dat hem aanvaardde, dan kon hij fantastisch zijn. Je hebt geen idee wat daar uit kwam! Voelde hij dat er bij zijn toehoorders enige kritiek op hem leefde, dan wankelde hij al. Zo kon ik hem niet evenaren in een redevoering, zeker niet, maar ik kon hem wel kloppen in een twistgesprek, in een debat. Als je nu zijn toespraken leest, zie je dat die goed gebouwd zijn, maar de grote kracht voel je toch niet meer. Je had ze moeten horen. Meesterlijk! En dat in een tijd toen bijna niemand in Vlaanderen goed kon spreken. Nu kan iedereen praten. En ze doen het, helaas!'
Karel Van de Woestijne had in 1909 duidelijk hoge verwachtingen van Frans Van Cauwelaert:
Rodenbach's feesten, augustus 1909: ‘Prof. van Cauwelaert is tegenwoordig wel de innemendste en geestdrift-wekkendste figuur van de jonge Katholiek-Vlaamsche beweging, naar den geest en naar de ziel een broeder van Rodenbach, naar de ontwikkeling zijn meerdere. Hoogleeraar in de psychologie te Freiburg, in Zwitserland, sedert een paar jaar al, heeft hij niet opgehouden, in voeling te blijven met het Leuvensche studentenvolk, dat hij jarenlang heeft geleid, en waar hij als een gelouterd, geidealiseerd prototype van is.' En Van de Woestijne ‘voorzegt' een ‘richtende' en ‘opbouwende daad' voor de ‘Vlaamsche zaak' van Frans Van Cauwelaert. (1)
In 1911 droeg hij zijn opstel ‘Kunst en geest in Vlaanderen' op aan Frans Van Cauwelaert.
Marnix Gijsen werkte verschillende jaren nauw samen met Frans Van Cauwelaert, o.a. te Antwerpen als zijn kabinetschef.
‘Een man gelijk Van Cauwelaert was een groot staatsman, een man met een zeer grote visie op de problemen en een eerlijk man. Het was een slavendrijver, maar ik deed het graag, ik heb enorm veel van hem geleerd. Hij werkte vreselijk hard en ik zeg dat zonder overdrijving: hij kwam om halfnegen op het stadhuis, hij ging rond elf uur weg naar de Kamer, hij kwam terug rond 7 uur en werkte dan tot elf uur 's nachts. Zaterdag was dan een kalme dag, dan werkte hij óók heel de dag en zondagsmorgen was nog kalmer: dan werkten we ook tot één uur. … Van Cauwelaert was een beetje een schuw man: het heeft wel twee jaar geduurd eer hij me werkelijk in vertrouwen nam. … ook kalm, nooit opgewonden gezien.' (2)
Mgr. Jozef Cardijn (stichter kajotters): ‘… ik herinner me nog het kongres in Lier waar Frans Van Cauwelaert sprak. Hij was in die tijd onze afgod.' (3)
Robert Vandeputte (gouverneur Nationale Bank) in ‘De Standaard' van 14,15/5/1994: ‘Hij was een buitengewone persoonlijkheid, zeer verstandig, zeer aktief, met een groot inzicht in de politieke problemen, en een redenaar van het allergrootste gehalte, en hij heeft in Vlaanderen en in België een zeer grote invloed gehad. … burgemeester van Antwerpen. De glans die hij aan dat ambt gaf, is uitzonderlijk. Ik zag hem aan het werk in Elckerlyc, … Elke maandagavond kwamen we bij hem thuis in Antwerpen samen, en ik kreeg er grote bewondering voor de alzijdigheid van zijn kennis en de snelheid waarmee hij werkte. Een belangrijk gedeelte van wat in het blad verscheen, schreef hij zelf, vaak in de trein tussen Antwerpen en Brussel.'
Boudewijn Bouckaert (hoogleraar) in ‘De Standaard' van 19/7/2000: ‘Frans van Cauwelaert was een volbloed democraat, een pacifist, een gematigd flamingant en had oog voor legitieme sociale en economische bekommernissen van de bevolking. Een reus met dergelijke kwaliteiten is in de huidige Vlaamse politieke klasse voorlopig ver te zoeken.'
|
|
---------------------------------------------------------------
(1) ‘Verzameld werk van Karel Van de Woestijne VI', A. Manteau n.v., Brussel, 1950, 861 p. Aldaar pp. 301,318.
(2) Joos Florquin: ‘Ten huize van … 12', Davidsfonds, Leuven, 1976, 356 p. + foto's. Aldaar pp. 76,77,78.
(3) Joos Florquin: ‘Ten huize van … 3', Davidsfonds, Leuven, 1966, 320 p. + foto's. Aldaar p. 198.
|