boomstructuur: startpagina >
AZ-index > artikelindex S > Sint-Gaugericusparochie > artikel


Sint-Gaugericusparochie/bouw kerk, contacten, onderhandelingen, beslissingen
* Onderhandelingen met de familie van Tricht
De onderhandelingen duurden bijna twee jaar omdat de familie van Tricht maar afstand wilde doen van de grond als de overheid de toelating had gegeven om er de kerk en pastorie te bouwen, terwijl die overheid die toestemming maar wou geven als er een notariële akte was van de eigendomsoverdracht.
* Plannen van architect Julius Goethals
De plannen ondergingen uiteraard nog verschillende wijzigingen vooraleer definitief te worden. Met waar nodig pastoor Van Eyndhoven als doordrijver, die schreef: ‘De overheid verlangde de kerk stipt te oriënteren en het koor juist in de richting van het oosten te plaatsen. Dan zou de kerk schuin tegenover het gemeentehuis en de openbare weg gestaan hebben en zou ze tussen de andere gebouwen een ongunstig uitzicht hebben teweeggebracht. Nadat ik verscheidene reizen naar Mechelen en Brussel ondernomen had, heeft men uiteindelijk ook deze moeilijkheid uit de weg kunnen ruimen.’
* Subsidie van de provincie
Eerst schreef pastoor Van Eyndhoven: ‘Aangezien de meerderheid van de provincieraad uit liberalen bestond, die bijna overal de subsidies voor kerken weigerden, of ze tot een geringe som beperkten, werd dit aandeel van 15000 fr als buitengewoon veel beschouwd.’ Later schreef hij: ’De som van 15000 fr was bekomen door de persoonlijke tussenkomst van de heer Vergote, gouverneur van de provincie Brabant. Zijn zoon was enige tijd tevoren notaris geweest in Sint-Kwintens-Lennik en bij een bepaalde gelegenheid had de pastoor hem bij zich ontvangen en hem een dienst bewezen. Uit dankbaarheid had de notaris bij zijn vader aangedrongen om de som van 15000 fr toe te staan en de deputatie had het voorstel van de gouverneur goedgekeurd.’
* Subsidie van de gemeente
Aanvankelijk bedroeg de subsidie van de gemeente 5000 fr, maar op 28 april 1901 vroeg de kerkfabriek deze subsidie zoals die van de staat en provincie op 15000 fr te brengen, wat de gemeenteraad op 29 oktober 1901 ook besliste.
Opmerking:
Op 16 maart 1902 merkte de gouverneur op dat de oude pastorie volgens wettelijk gebruik niet aan de kerkfabriek maar aan de gemeente toebehoorde en dat bijgevolg de verkoopprijs van 15000 fr aan de gemeente moest worden betaald. De gemeente besliste dan die 15000 fr te versassen naar de kerkfabriek door haar toelage op 30000 fr te brengen.
* Bijdrage van de kerkfabriek
29000 fr door de kerkfabriek op het grootboek van de Belgische schuld geplaatst, bedrag dat nu voor de werken mocht worden aangewend + 15000 fr in de spaarkas + lening van 40000 fr.
Opmerkingen:
- Lening in de vorm van 400 obligaties van elk 100 fr, tegen 3% met jaarlijkse terugbetaling van 10 obligaties.
- De pastoor nam ‘de peroonlijke verplichting op zich de som van 23403,97 fr te betalen, voor het aandeel dat de waarborg van de kerkfabriek moest uitmaken.’
* Aanbesteding
Er kwamen slechts twee inschrijvingen binnen: naast Verstraete ook een bod van de  Gebroeders Modest en Kamiel Couck uit Denderleeuw met 170322 fr.