Pamel/de heren van de wet (1) |
|
Baljuw
Hij was de hoogste vertegenwoordiger van de heer, in principe benoemd voor het leven, de handhaver van de rechten van zijn heer, de ‘maner’ van leenhof en schepenbank waarvan hij de zittingen presideerde, alvast in criminele zaken. Dit impliceerde een goede kennis van de rechtsgebruiken. Hij kwam meestal van buiten de gemeente, uit de kennissenkring van de heer.
Meier
Hij kwam in rang na de baljuw en was doorgaans een Pamelaar, aangesteld door de heer. Oorspronkelijk had hij vooral te waken over de toepassing van de kouterwetten, zorgde voor geregelde straatschouwingen, hield toezicht op bruggen, stichels en zijpen, nam de eed af van schepenen en voogden, bewaakte in zijn huis de gevangenen, regelde koop en verkoop van gronden. Naar het einde van de 18e eeuw verstrengelden de bevoegdheden van baljuw en meier tot één functie.
Schepenen
In de 18e eeuw zetelden zij met vijf in de schepenbank. (2) Zij waren gegoede en/of verstandige Pamelaars, vaak pachters van grote hoeven, die door de heer werden aangesteld voor drie à zes jaar. Soms werd hun mandaat vernieuwd. Onder leiding van baljuw en meier vormden ze de vierschaar, spraken recht, legden boeten op, trachtten in sommige betwistingen een minnelijke schikking uit te werken, ondertekenden burgerlijke documenten als erfbrieven, wezenrekeningen, venditieboeken, leningsakten, verkoopakten, processtukken, …
Griffier
Hij was de ‘secretaris’ van de schepenbank. Van de 16e tot de 18e eeuw vertrouwde de heer het griffierschap toe aan iemand die rechten studeerde, zijn weg kende binnen de administratie. Bij voorkeur een notaris, meestal van buiten de gemeente. Doordat hij de schepenen met raad en daad kon bijstaan was zijn rol, ook al mocht hij niet meestemmen, niet te onderschatten.
Officieren of sergeanten
Zij waren de gewapende dienaars van baljuw en meier, benoemd door de heer, een corps waartoe ook de boswachters werden gerekend. Zij maakten proces-verbalen op, zo in herbergen als in bossen, bekeurden hen die de wet overtraden, de orde verstoorden, waarna de zaak voor de schepenbank werd behandeld. Opmerkelijk was wel dat de eerste officier de afwezige baljuw verving als het om criminele feiten ging.
Bedesetters of pointers
‘Bede’ of belasting, Het belastingscijfer kwam op de gemeente toe als een globaliteit. De bedesetters, die benoemd werden door de heer, berekenden eenieders aandeel op basis van het persoonlijk bezit en inden ook de gelden. Ze namen soms deel aan de zitting van de schepenbank, zo naar aanleiding van speciale oorlogsbelastingen. |
|
--------------------------------------------------------------------
(1) Bron: Gerard Van Herreweghen in DF-Klokje, tijdschrift Davidsfonds Roosdaal, 12e jg, 1980, nr 1/2.
(2) Eén van hen was toen eerste schepen/voorschepen. Het was geen aparte functie, wel een eretitel. Na de baljuw en de meier tekende hij als eerste de akten. Vanaf midden 18e eeuw werd de eerste schepen ook burgemeester genoemd.
|
|
|
|
|