In 1971 werd ik lid van het oudercomité (= bestuur) van de oudervereniging van het Immaculata Maria-Instituut (1). In 1972 startte ik het schoolblaadje Echo op, in 1974 werd ik voorzitter. De sfeer was gemoedelijk, de verstandhouding met de directies goed, de werking kon intenser.
Die goede sfeer en verstandhouding bleef, de werking trachtte ik te intensiveren door:
- er meer ouders bij te betrekken;
Op de oudercontacten bij het begin van het schooljaar sprak ik telkens de ouders aan; het ledenaantal van de oudervereniging verdubbelde, het oudercomité werd fel uitgebreid.
- de vergaderingen van het oudercomité te zien als de voedingsbodem van onze werking;
Steevast bespraken we grondig minstens één (goed voorbereid) onderwerp inzake onderwijs en opvoeding (2); daarna werd er vaak 'gebrainstormd' (3), werden praktische afspraken gemaakt en regelmatig werd ook het kasboek voorgelegd, in alle openheid (4).
- aan alle ouders het besef te geven dat samenspraak in het I.M.I. kon.
Meermaals heb ik in Echo over
medezeggenschap geschreven en in een (goed ingevulde) enquête bevroegen we er de ouders over. Ook en vooral verkregen we dat bij het begin van het schooljaar de ouders naar school werden uitgenodigd en dat bij het afhalen van het rapport het mogelijk was niet alleen de klastitularis, maar ook andere leerkrachten te spreken.
Intussen pleitte ik, als afgevaardigde van de oudervereniging, in de regionale coördinatiecommissie hevig voor een uitbreiding van het onderwijsaanbod op Ledeberg, met ook algemeen secundair onderwijs. Maar door o.a. tegenkanting van de ons omringende katholieke scholen bleef het Immaculata Maria-Instituut nog tot de jaren tachtig een technische en beroepsschool.
In het vooruitzicht dat daardoor mijn dochters na de basisschool elders ASO zouden gaan volgen, liet ik in 1977 het voorzitterschap over.
Naschrift
* Een (h)echte ouderwerking, zo zou ik de toenmalige werking bondig omschrijven. Dat met de goed gefundeerde adviezen van het oudercomité ook rekening werd gehouden, dat ouders gehoord werden, waren grote troeven in de werving van nieuwe leden.
* Na 1977 hoorde ik dat de werking verder kabbelde. Weinig innoverend, zo ervoer ik het oudercomité toen ik in 1983 directeur werd en dat bleef zo tot in 1986 toen er een nieuw bestuur werd gekozen dat gelukkig opnieuw intensief begon te werken. We vergaderden frequent, richtten samen gespreksavonden in, deden het eetfestijn (eindelijk) vlot verlopen. Het oudercomité groeide uit tot een vriendenkring, alsmaar bedrijvig in het belang van de twee scholen, in het belang van alle leerlingen. En was er dan geen eigenbelang, zoals soms werd beweerd? Waarschijnlijk wel: een lid dat bij voorrang wou spreken over de problemen van zijn kind bij een leerkracht, een bankdirecteur die graag een rekening opende, ... Maar ook ouders die geen lid waren kregen gehoor, ook niet leden-commerçanten mochten stookolie, limonade, melk, ... leveren. Bij mij overheerst(e) dan ook dankbaarheid voor de vrijwillige inzet van vele bestuursleden.