boomstructuur: startpagina >
AZ-index > artikelindex D > De Bolle H. R. > artikel


De Bolle Hubert Remi/terugblik: leraar in Congo (1964-1967) (1)

Het was vooral een verlangen van Christiane om enkele jaren te gaan werken in een ontwikkelingsland, meer bepaald in Congo. Al vlug kwamen we overeen het erop te wagen en we hebben het ons niet beklaagd, want het was een buitengewone levenservaring.
We probeerden eerst via zuster Anna Vierendeels in Kikwit/Idiofa te geraken, maar het was er nog te onveilig. Ook te Bondo, bij de kruisheren dreigde gevaar door oprukkende rebellen. De scheutisten hadden wel een veiliger plaatsje middenin de brousse, maar uiteindelijk vertrokken we als lid van de Belgische Technische Bijstand naar de missiepost van de paters van Steyl in Banningville, het huidige Bandundu (op ongeveer 400 km ten noordoosten van Léopoldville, nu Kinshasa).
Eerst nog trouwen (!), inwonen bij de tantes, inkopen doen (aluminium valiezen, filter voor zuiver water, muskietennet, ...), ons laten inenten, een internationaal paspoort aanvragen ... en wachten om te mogen vertrekken. Omwille van de rebellie in de oostelijke provincies werd de vertrekdatum alsmaar uitgesteld, tot 27 november 1964. Toen reden we met een autobus vol familieleden naar Melsbroek. Even was er ongerustheid omdat de chauffeur verkeerd was gereden. In de inkomhall wachtte Frans Vierendeels (die bij Sabena werkte) ons op. Onze valiezen, maar ook onze handbagage zaten propvol, aangevuld met levensmiddelen, maar dankzij Frans geraakten we probleemloos voorbij de incheckbalie.

 

Bij het vertrek in 1964.
 

We vertrokken met de Boeing die juist vluchtelingen uit Stanleyville, het huidige Kisangani, had gerepatrieerd! (2) Gelukkig lag Banningville ver van Stan. De tussenlanding in Tripoli niet meegerekend duurde de vlucht ongeveer 10 uur zodat we in de ochtend in Léopoldville landden. Dankzij de pater van de procure geraakten we vlug voorbij de douane. Hij bracht ons naar een appartement in een torengebouw. We hadden er een prachtig zicht op Léopoldville, maar het inwonend franssprekend koppel zag het in Congo niet meer zitten. Enkele dagen later kwam de pater ons terug ophalen en vertrokken we met één van de (drie) eenmotorige vliegtuigjes van de paters. We zaten bij de piloot, met achter ons de valiezen. Het vliegtuigje vloog op geringe hoogte, traag schoof de Congo-stroom onder ons weg, daarna leek het of we boven oerwoud en savanne bleven hangen. Na drie uur vliegen landden we in Banningville.

 

* Schooljaar 1964-1965
We kregen een oudkoloniaal huisje toegewezen.

 

foto 1965, voor ons eerste 'home'
 

Er stonden enige eenvoudige meubelen, met in de keuken wat potten en pannen en ... een koelkast die, omdat de elektriciteit 's nachts werd onderbroken, werkte op petroleum (3)! Om 22 uur legde broeder Arnold immers de stroomgenerator van de missie stil. Dan maar de petroleumlamp aansteken, maar die gaf naast licht ook veel warmte, en de ventilator had opgehouden te draaien, ... het kon dan drukkend warm zijn, vooral omdat we de vensters moesten dichthouden omwille van de muggen/muskieten of 'les moustiques'.
Buiten stonden op een staketsel twee grote vaten die het regenwater opvingen voor onze 'waterleiding'. Drinkbaar water kwam er dus niet uit de kraan. Elke dag haalde onze 'boy' Eusèbe aan een bron, enkele kilometers verderop, een dame-jeanne water. Dat water werd eerst gekookt en daarna in de filter gegoten, waaruit dan het drinkbare water druppelde.
Brood kochten we bij een Portugese bakker die dichtbij woonde. Elke morgen zagen we meerdere zwarte vrouwen voorbij trekken met een grote kom vol broden op hun hoofd, die ze dan in de cité verkochten. Het werd al vlug een ritueel, uit bijna elke boterham muggen, soms vliegen plukken die meegebakken waren, en daarna toch smakelijk eten. Eveneens in de buurt was er een 'magasin'; soms waren de rekken leeg, maar dan stonden er ineens vele dozen melkpoeder, of ingeblikte groenten, of was er rijst te koop, of arachideolie, of lekker primusbier, ... tot alles uitverkocht was. Je ging er dus best regelmatig eens kijken. Eieren kochten we aan de deur, in de beginperiode meestal rotte. Daarna wisten we het; de eieren in een kommetje water leggen en alleen kopen als ze zich niet het minst oplichtten. Eveneens aan de deur konden we soms geslachte kippen kopen, evenals antilopen-, zelfs apenvlees en vooral lekkere vis waarmee, achteraan op hun fiets gebonden (!), de zwarten leurden. Ook al dongen we af, toch betaalden we meestal nog 'teveel'. Anderen kwamen aan huis (grote trossen gele of rode) bananen, ananassen, papaja's, .. verkopen en nu dan ook verse groenten. Evenwel lieten we achter ons huis door een 'jardinier' een kleine groententuin aanleggen, in de hoop dat de zaden opgestuurd door mijn vader, veelvoudig zouden opbrengen. Om de planten te beschermen tegen de hevige zon bracht onze hovenier een 'dak' van palmbladeren aan. Maar de opbrengst was toch aan de lage kant. Tenslotte was er nog père Joseph, de overste van de missie. Als Hollander was hij een echte commerçant die via allerlei kanalen toch aan voedingsmiddelen geraakte en ons in geval van nood uit zijn voorraad verkocht. Toemaat waren zeker de twee grote groene koffers vol blikken en zakjes levensmiddelen, die vanuit België (Kaaitvaart) na een bootreis van maanden in april uiteindelijk arriveerden.
De avond van onze aankomst in Banningville kwam een zwarte op ons toe, een 'manchette' (4) in de hand. Hij probeerde ons te doen verstaan dat hij de 'sentinelle' of nachtwaker was, gezonden door père Joseph. Hij nestelde zich bij de voordeur en stak later op de avond een vuurtje aan. Wij mochten gerust slapen. Maar een week later, het onweerde verschrikkelijk, zag ik plots in de deuropening van onze slaapkamer, in een bliksemschicht een zwarte man staan, in korte broek en met glimmend bovenlijf. Ik sprong naar de dief toe, die naar de woonkamer rende en daar door het openstaand raam wegvluchtte. Met de zaklamp in de hand doorzocht ik het ganse huis; geen dieven meer en er was niets gestolen. En onze 'sentinelle'? Die was, omdat het zo hard regende naar huis gestapt en keerde pas op de morgen terug! We hebben voor de rest van het schooljaar geen 'sentinelle' meer gewild. De zwarte bisschop die er op visitatie was, kwam ons bezoeken en verontschuldigde zich 'in naam van zijn volk'.
Geleidelijk aan verkenden we ook de omgeving. Ons huis stond ongeveer midden de koloniale blanke wijk. Achter ons lag de havenwijk, aan de rivier de Kwilu. Het uitzicht was er prachtig: een meer dan honderd meter brede Kwilu met hier en daar een prauw die sierlijk over het water gleed. Sinds de onafhankelijkheid was in deze havenwijk, op enkele primitieve 'magasins' na, alle commerciële activiteit stilgevallen.

 

foto 1965
 
Alleen als de boot (met groot draaiend rad achteraan) uit Léopoldville of Kikwit ook aanmeerde in Banningville was het er enkele uren luidruchtig druk: een onvoorstelbaar gewriemel van mensen en dieren, een mengelmoes van geuren en kleuren, op kade en boot. Hier woonden ook nog enkele oudkolonialen die niet terug konden/wilden naar Europa en noodgedwongen hun levenswijze enigszins hadden aangepast, maar in hun denken over de zwarten weinig waren veranderd. (Die koloniale levenswijze hebben we wel nog gezien in Dima, gelegen aan de Kasaï ca. 20 km van Banningville, waar de zetel van de Compagnie du Kasaï was gevestigd.) Wij hadden weinig contact met hen, en ze namen ons dat wat kwalijk.
 

foto 1964
 
Voor ons huis, aan de overkant van de straat, stond nog de eerste (vervallen) kerk van de missie. Achteraan zagen we de toenmalige parochiekerk staan. Links van de parochiekerk, een eindje ervandaan stonden het klooster van de Soeurs de la Charité de Namur en hun secundaire meisjesschool met pensionaat. Rechts, ongeveer 100 m van de kerk stond het klooster van de Paters van Steyl. Eveneens rechts, maar dichter naar ons toe stonden hun 'Écoles Pédagogique et Technique' (alsook de lagere scholen ).
De ganse wijk, huizen en straten, miste onderhoud. In de brede aarden wegen had het water diepe gleuven en putten uitgespoeld. Om ze te vermijden zigzagden de enkele auto's over de baan. Grote onbebouwde oppervlakten waren er bedekt met hoog gras (in het lingala 'matiti'). Als je om de weg in te korten een wegeltje nam dat erdoor liep trok je best hoge schoenen aan want het krioelde er van ongedierte, ook schorpioenen en slangen. Op een dag keek ik door het raam van ons huis en zag plots hoe een enorme boa zich uit het gras oprichtte en een rondscharrelend kippetje met huid en pluimen inslikte om dan weer te verdwijnen in de 'matiti'. Toch had de wijk ook zijn charme: her en der hoge termietenheuvels, maar ook bananenbomen en sierlijke palmbomen en ... vooral ruimte.
Het klooster en de scholen van de paters grensden aan de cité waar de zwarten woonden. Die cité had de structuur van een schaakbord: straten loodrecht op elkaar met in de vierkanten hoofdzakelijk hutten, sporadisch ook een klein stenen huisje, dicht op elkaar, ... weinig ruimte dus voor de ongeveer 25000 inwoners.
 

foto 1966
 
Ook hier straten met diepe gleuven en putten, sommige afgezoomd met palmbomen, bananenbomen, papajabomen, ...
Aan de overkant van de cité hadden de paters een nieuw klooster gebouwd, en bestuurden er het 'collège Saint-Paul' en de drukkerij. In de omgeving stond ook het hospitaal.
Ik gaf 'mathématiques' in de 'École Pédagogique' en de 'École Technique'. Tot mijn vreugde verliep dat, ondanks mijn boekenfrans vrij vlot, juist omdat het wiskunde was, waarin formules, symbolen, ... universeel zijn. Geleidelijk aan ging ik ook in discussie met mijn leerlingen, wat ze graag deden. De meesten waren heel taalvaardig en konden het uitleggen! Als ik wat bruuskeerde zeiden ze 'Ah ... monsieur' en lachtten hun tanden bloot.
 

foto 1965: École Pédagogique (vooraan de klaslokalen, achteraan de slaapzaal waaraan het 'bureautje' van père Charles hing; de refter verbond beide gebouwen)
 

Omwille van de warmte begonnen de lessen al om 7u30, met in de namiddag alleen nog wat handvaardigheden en tekenen. Al de leerboeken kwamen uit Europa, voornamelijk uit België en waren dus niet aangepast aan de Congolese werkelijkheid. Minder een probleem voor wiskunde, maar zeker voor aardrijkskunde, geschiedenis, letterkunde, ... De leerlingen hadden allen nog een lei en griffel voor kleine bewerkingen of notities. Zij die gestraft waren moesten in de namiddag het gras in de omgeving afmaaien; ritmisch zwaaiden ze dan met een lang, onderaan gebogen mes.
Een aantal leerlingen, uit ver afgelegen dorpen, was pensionair. Zij sliepen allen in dezelfde zaal op ijzeren bedden. De overige leerlingen overnachtten in de cité. Wanneer het 's morgens regende daagden ze pas op als het ophield! Loodrecht op de slaapzaal stond de refter met enkele rijen gekneusde tafels en stoelen. Buiten, in de door de houtvuren fel berookte hoek van slaapzaal en refter, werden in grote kommen de maniok, de bonen, de rijst, ... de saka-saka gaar gekookt.
Ondanks ik regelmatig mijn pil nivakine had geslikt ondervond ik in de maand april aan de lijve wat malaria was: hevige koorts, koude rillingen. Een spuit bracht me er na enkele dagen weer bovenop.
In juni werd het nog even spannend. Er waren rebellen gesignaleerd. Die nacht waakten we met de blanke collega's samen in één huis. Gelukkig bleef het bij die bange nacht want in een naburig dorp had het stamhoofd de rebellen dronken gemaakt en ze daarna laten gevangen nemen. Het dorpsplein van Banningville werd afgezet met palmbladen. Wie enkele franken betaalde mocht de tot bloedens toe geslagen rebellen gaan bekijken. Wij zijn niet geweest. (Ze overleden allen bij hun overbrenging naar Kikwit.)
Met de DC-3 van Air-Congo vlogen we naar Léopoldville. Na gedurende vele maanden rijst, op allerlei wijzen bereid, te hebben gegeten (we hadden slechts 5 kilo aardappelen kunnen kopen) smaakten de frieten in het restaurant van de vlieghaven hemels! We vlogen naar Brussel in een (traag) viermotorig vliegtuig. Indrukwekkend was de tussenlanding op het eiland Malta.

* Schooljaar 1965-1966
Eind augustus 1965 vlogen we terug en konden in Léopoldville onmiddellijk inchecken op een vlucht naar Banningville. Maar toen onze DC-3 op het tarmac stond meldde de piloot technische problemen. We moesten overstappen op een andere DC-3. Bij het opstarten zagen we door het raampje de brandstof uit de motoren spuiten. Opnieuw naar een andere DC-3 die ons uiteindelijk naar Banningville bracht.
We verhuisden naar een door broeder Arnold recentelijk gebouwd huis, met toch enkele voordelen: stromend (zij het niet drinkbaar) water, ... maar vooral muggengaas voor de ramen, zodat we ze ook 's avonds konden openen. Die muggen waren een echte plaag, evenals de kakkerlakken die je in kasten onverwachts tegenkwam, maar ... we hadden een prachtig zicht op de Kwilu.

 

foto 1966
 

Ons nieuw huis stond dicht bij de cité. 's Avonds drong het Congolese tingeltangel van de bar door tot in onze woonkamer en bij volle maan, de enige 'straatverlichting' in de cité, hoorden we het geroezemoes van de palavers. We begonnen zelf ook al met 'volle manen' te rekenen!
Opnieuw een tuin laten aanleggen, eieren, vis, vlees, ... aan de deur kopen, conserven in de 'magasins' en via père Joseph dit schooljaar ook regelmatig aardappelen. Opnieuw een boa in de 'matiti' rondom ons huis, die door de leerlingen met stokken werd weggejaagd.
Christiane ging nu regelmatig naar de meisjesschool waar ze, op vraag van de zusters, het secretariaat deed. Die school was goed onderhouden, met een mooie binnenspeelplaats opgesmukt met bloemen. De leerlingen droegen een uniform, jaarlijks was er een schoolfeest met gymnastiek en dans. De meisjes bleven het ganse trimester in het pensionaat; verboden terrein voor de jongens, maar na een vakantie waren er telkens een of twee leerlingen die niet terugkeerden omdat ze in hun dorp zwanger waren geraakt.
Op 25 november hoorden we op ons radiootje dat Mobutu de macht had gegrepen. In Banningville ging het leven gewoon door. Ons krakend radiootje was het enige gesproken contact met de buitenwereld; telefoneren van en naar Bandundu was immers onmogelijk (5). Tweemaal per week landde het vliegtuig van Air Congo in Banningville, tussenstop op de lijn Léopoldville-Inongo. Hoewel we maar sporadisch naar het vliegplein wandelden ontmoetten we er zekere dag toch een Lombekenaar, Mgr. Jan Van Cauwelaert, bisschop van het bisdom Inongo. Maar voor ons betekende de landing vooral, afwachten of Air Congo een brief, een pakje uit België had meegebracht. Meestal hadden die brieven, pakjes weken vertraging, ook al waren ze 'par avion' verstuurd.
In december arriveerden op de missie, uit Kikwit de zwarte 'Frères Joséphites'. Zij zouden de blanke paters in hun scholen geleidelijk aan vervangen. Al in januari werd frère Léonard directeur van de 'École Pédagogique' in opvolging van père Charles die wel verantwoordelijk bleef voor het pensionaat. De aankomst van de broeders werd op 12 december luisterrijk gevierd met mis, defilé, toespraken, ... en in het centrum van Banningville een voetbalmatch 'professeurs - étudiants'. Wij uiteraard met schoenen aan, zij blootvoets. Maar 'la coupe' was toch voor de leerlingen.
Père Marcel, de enige Vlaming onder de paters, had een chirogroep opgericht en vroeg me deze te begeleiden. Ik heb dat ook geprobeerd, ging naar de samenkomsten, maar voelde dat ik weinig begeleiding kon bieden omdat ik onvoldoende een van de hunne was.
Enkele keren zijn we ook in de zaal van de 'paroisse' naar de film geweest. Zo herinner ik me nog de scène waarin een blanke klop kreeg van een zwarte. De zaal was hysterisch!
Belangrijkste moment van dit schooljaar was de geboorte van Marijke op 25 mei. De avond voordien waren we naar het hospitaal gereden. De bevalling duurde tot op de morgen; bij het licht van enkele petroleumlampen, muggen die overal staken, in een grote zaal waar ook zwarte vrouwen vlug bevielen en dan weg wandelden. We kregen een 'privé-kamer', de vledermuizen hingen er aan het muggengaas, de kasten zaten vol kakkerlakken. Gelukkig mochten we de derde dag al naar huis en konden we Marijke leggen in een bedje dat we in de cité hadden laten maken.
Mijn broer Willy zou op 9 juli priester worden gewijd. Daar wilden we graag bij zijn, maar we geraakten maar niet aan onze vliegtuigtickets. Dan maar naar Léopoldville vliegen waar we op Lovanium, prachtig gelegen, in een studentenkamer mochten logeren. Marijke sliep er in een leeggemaakte valies. Uiteindelijk geraakten we toch tijdig in Roosdaal.

* Schooljaar 1966-1967
Mobutu was begonnen aan zijn zogenaamde afrikanisering; Léopoldville heette voortaan Kinshasa en Banningville werd Bandundu, tevens hoofdstad van de nieuw gevormde provincie Bandundu.
Marijke keek wat angstig toen we haar de eerste avond in haar bedje onder het muskietennet legden, maar de aanpassing verliep heel vlot. Op een nacht onweerde het verschrikkelijk en haalden dieven onze keuken leeg, met inbegrip van de babyvoeding en alle mogelijke medicamenten tegen kinderziekten die we uit België hadden meegenomen. Alleen onze mixer lieten ze liggen. Dan maar overschakelen op de poedermelk die gelukkig in een 'magasin' te koop was. Marijke dronk haar fles leeg!

 

foto 1967
 

Wanneer Christiane met haar ging wandelen waren er altijd joelende kinderen en vrouwen die het 'mwana kitoko' (mooi kindje) wilden zien.
Na die inbraak besloten we toch maar opnieuw een 'sentinelle' te nemen. Het was een echte krijger, gewapend met boog en 'manchette'. Maar 's nachts liep hij rond ons huis en uitte allerlei kreten. We schrokken er telkens wakker van. We hebben het dan maar voor de rest van het schooljaar opnieuw zonder 'sentinelle' gesteld.
Tot onze verrassing waren bij onze terugkomst de meeste klassen met verschillende leerlingen aangegroeid, allen stamgenoten van broeder Léonard, die zo bleek later, niet allen de nodige kwalificaties hadden voor de klas waarin ze zaten! In de loop van het tweede trimester landde een blanke (!) inspecteur in Bandundu. Al vlug hoorden we dat hij, bij gebrek aan een hotel, zou overnachten bij de paters en dat hij wiskunde en wetenschappen kwam inspecteren. Ik mocht dus bezoek verwachten. Ik kreeg een goed rapport met als enige opmerking dat hij toch nog een Vlaams accent hoorde.
Verder verliep het schooljaar zoals de vorige: les geven, inkopen doen in de 'magasins' of kopen aan de deur, babbels met de collega's, ... Onverwachts, want we wilden nog enkele jaren in Congo werken, werd het toch ons laatste schooljaar. Christiane verwachtte Lucia, moest rusten en mocht niet vertrekken. Père Charles die naar Kenge was verhuisd vroeg me nog er te komen lesgeven, maar we besloten definitief in België te blijven.


Naschrift-

 

foto's 1965
 
- We leefden er heel sober en toch hadden we geen nood aan meer, ... er was de natuur, de trage levenswijze,... de tijd deed zijn werk, loste op. Maar zelfs onze sobere levenswijze stak nog schril af bij de materiële (on)mogelijkheden van de zwarten; daarom vergoelijkten, relativeerden we. Op een zondag had ik, zoals gewoonlijk mijn fiets in de kerk naast mij geplaatst, maar toen ik van de communie terugkwam was hij verdwenen. Ergerlijk, maar al de volgende dag kon ik wat de meeste zwarten niet konden, een nieuwe (zij het 'ouderwetse') fiets kopen.


foto 1966

- Hij kwam uit een afgelegen dorp en was gestuurd door père Joseph, ook met de bedoeling dat Christiane hem zou leren koken en serveren; onze 'boy' Eusèbe. Voordeel was dat hij Frans sprak, zij het soms wat zoekend naar het juiste woord. Koken heeft hij stilaan geleerd, serveren beperkten we tot het elimentaire. Steeds van goeie wil zijnde, zijn er nooit harde woorden gevallen! Hij kon hartelijk lachen als we ons hadden laten bedotten aan de deur, maar evenzeer met de Congolese gewoontes of voorvallen in de cité. Wanneer we uit België terugkeerden stond hij ons op te wachten, hij is trouwens onze enige 'boy' geweest. In het warme, soms drukkend klimaat was Eusèbe een onmisbare hulp.
Wat zou er van hem geworden zijn?


- Ik heb er met plezier lesgegeven, had een vrij goede band met mijn leerlingen.
 

brief uit Léopoldville van een oud-leerling
 
Gezien de omstandigheden waarin ze moesten studeren waren het flinke leerlingen. (De internen hadden nog licht tot 22 uur, maar voor de leerlingen uit de cité viel het ganse jaar door, rond 18 uur de duisternis over Bandundu!) Als ik met hen discussieerde over hun stammentwisten verwezen ze me meer dan eens naar Vlamingen en Walen ... Velen droomden ervan ooit in België te mogen studeren.

- De verstandhouding onder de Vlaamse collega's was uitstekend, maar ... er was ook een Brusselaar die getrouwd was met een Française. Zij was verschrikkelijk jaloers, 'tu sais, j' ai aussi ...'; haar man probeerde wat te vergoelijken. Als we in haar bijzijn toch Vlaams durfden spreken dacht ze altijd dat we over haar roddelden (wat vaak ook het geval was). We noemden haar madame Kriel (naar madame Krielemans uit de toen populaire TV-reeks 'Schipper naast Mathilde').
Sommige collega's-celibatairs hadden het bijwijlen moeilijk te weerstaan aan de verleiding van zwarte vrouwen, en kwamen daar bij ons thuis meer dan eens over praten.

- Ons respect voor missionarissen is er nog gegroeid.
De zusters hadden nog een hecht kloosterleven en toch waren ze sterk geïntegreerd. Zo was er zuster Eva, vroedvrouw, die duizenden kinderen ter wereld hielp, toeverlaat voor de zwarte moeders, in denken en doen Congolees geworden. En zuster Myriam, directrice van de school, aristocratisch en toch levend temidden van haar leerlingen, lingala pratend, maniok etend, ...
De paters leefden 'vrijer'. Zo zag je père Marcel de cité infietsen om zijn parochianen te bezoeken. Andere paters trokken de brousse in. De misvieringen waren toen al door en door Congolees: er werd gezongen, gebeden en gepredikt in het lingala, vaak gedanst. Ook was er père Charles. Hij kende zijn leerlingen, voelde met hen mee, hielp met wat hij uit Europa toekreeg van Caritas.
 

foto 1965
 

's Morgens, onder de speeltijden, 's avonds stonden leerlingen aan zijn deur aan te schuiven voor hulp en verzorging: gekneusde handen, bloedende of verzworen voeten, malaria, wormen, ... Ook hij was, na vele jaren missionaris te zijn, in denken en doen meer Congolees dan Hollander!
Om het met een boutade te zeggen: vele zwarten zouden het heden heel wat beter hebben moest er nog een schare missionarissen werkzaam zijn.

- Vrienden die na ons nog waren gebleven, vertelden ons over de enorme bevolkingstoename (6) nadat Bandundu hoofdstad was geworden en over het verder verval.

- Soms hoor ik over georganiseerde reizen, waarbij een van de 'attracties' het bezoek is aan een zwarte stam; wat kleren, stilo's, aanstekers, ... worden uitgedeeld; de zwarten doen een dansje, er wordt gefilmd, ... Ergerlijk op zich en ook bedenkelijk als die toeristen menen de Afrikaanse levenswijze ervaren te hebben, of erger zelfs denken aan ontwikkelingshulp te hebben gedaan.



De Bolle Hubert
2/4/2009

 

---------------------------------------------------------------------
(1) Zie ook fotomontage.
(2) Met operaties op 24/26 november 1964 hadden Belgische paracommando's Stanleyville bevrijd en konden de buitenlandse bewoners de stad verlaten. Die operaties werden gecoördineerd via een zendmast, tijdelijk opgetrokken op Kattem.
(3) Fysica: ammonia verdampen (door de warmte van de vlam), condenseren, vrijlaten (warmte onttrekken, dus afkoelen in de koelkast). Het kwam erop aan de vlam zuiver te houden want anders was er afzetting van roet en functioneerde het systeem niet meer, wat tot onze ergernis, wel meer dan eens gebeurde. Dan moest de 'schouw' gekuist worden en een nieuwe wiek aangestoken.
(4) Groot (kap)mes
(5) Wel had het vliegplein radiocontact met Léopoldville/Kinshasa en met de vliegtuigen, zo ook de paters van het college.
(6) In 2004: 117 197 inwoners!