boomstructuur: startpagina >
AZ-index > artikelindex B > artikel


Burcht op de Ledeberg (1)

Van de heren van Ledeberg
Waar?
Op de hoogte van de Ledeberg (Kapelleweide en dichte omgeving), dichtbij een knooppunt van wegen (Ledebergdries)
 

In de 19e en in de eerste helft van de 20e eeuw eeuw was volgens getuigenissen de zuidwestelijke wal (achter de pastorie) nog duidelijk zichtbaar; in 1924 nog omschreven als een brede, diepe verdedigingsgracht. (2) Nu is de walgracht in het bos nog nauwelijks op te sporen. Haast even oud is de meterdikke westelijke muur van de kerk, in het tuintje van de pastorie.
Wanneer?
Wanneer de burcht werd gebouwd is niet geweten. Mogelijk in de tweede helft van de 11e eeuw, mogelijk begin 12e eeuw, als uitkijkpost op Vlaanderen en aldus ook een van de redenen waarom Pamel Brabants is gebleven. (3)
Van bewoners van de burcht wordt maar gewag gemaakt tussen 1162 en 1290. Daarna verlieten zij de burcht, die verviel. (4) (5)
Burcht?
De diepte van de oorspronkelijke omwalling, het feit dat er een slotkapel was en de grootte van het Pamels leen, laten vermoeden dat het een belangrijk slot was, omwald, met een ophaalbrug (6), middenin een beukenbos. Een burcht dus. Toch werd ze in 1188 een ‘castellum’ genoemd. (7)
Bewoners?
Kwamen zij van de motteburcht aan de Dender?
Zij noemden zich heren van Ledeberg, naar het belangrjkste bezit in hun leen, de burcht op de Ledeberg.
- Simon van Ledeberg
Al vermeld in 1164.
In 1167 schonk hij aan de abdij van Ninove een stuk akkergrond en een gedeelte bos.
- Gotinus van Ledeberg, ook Goswin genoemd
Vermeld in 1170 en laatst in 1177/1196.
- Wouter van Ledeberg, bijgenaamd Hawel.
Ook al komt hij al in 1162 voor in het Ninoofs abdijarchief (8), toch trad hij vooral na 1179 op het voorplan. In 1180 verkocht hij tienden op gronden aan de abdij van Ninove en ruziede hij met Wouter van Okegem. Nadat in 1179 de kerk van Pamel en de kapel op Ledeberg door de bisschop van Kamerijk aan de abdij van Ninove waren geschonken, duurde het niet lang voor Wouter Hawel, niet akkoord gaande met de schenking, weer zoals voorheen kerkelijke inkomsten inde. (9) Maar in 1182 moest hij definitief al zijn rechten op die inkomsten afstaan. (10) Toen gaf hij eveneens aan de abdij het recht te vissen in de Dender en het weiderecht in de meersen langs de rivier.
Wouter/Hawelj bleef het Ledebergse leen beheren tot 1188, jaar van zijn overlijden. (11)
- Willem I van Ledeberg
Beheerde het Ledebergse leen van 1188 tot ca. 1239.
Op de dag van de begrafenis van Wouter/Hawel in 1188 schonk Willem I aan de abdij van Ninove drie bunder grond gelegen te Pamel ‘pro anima patris et omnium parentum suorum’. Ook in 1195-1196 en in 1201 (12) doneerde hij aan de abdij. Maar evenzeer was er geruzie over het visrecht op de Dender, zelfs over de zang in de slotkapel en opnieuw over de schenking uit 1179 van kerk en kapel aan de abdij. Ook Willem I moest erkennen dat de kerkelijke tienden die hij desalniettemin had geheven in feite aan de abdij toebehoorden, maar verkreeg toch dat hij weer zelf de kapelaan van de kapel op Ledeberg mocht voordragen en hem en de koster een deel van de tienden toekennen. Intussen was hij in 1210 ook in dispuut geraakt met de heer van Liedekerke over enkele onderlinge grenzen. Willem I werd vooral de grote weldoener van het Sint-Jansgasthuis te Brussel, waar zijn zoon Jacob frater was. Zo stichttte hij in de 'capella de Ledeberga' een nieuwe kapelanie, om ze dan met alle voordelen eraan verbonden in 1226 over te hevelen naar het Sint-Jansgasthuis. Opmerkelijk, op latere leeftijd schonk Willem I zowel aan het Sint-Jansgasthuis als aan de abdij van Ninove menige gift voor de opvang van behoeftigen.
- Egidius van Ledeberg, ook Gillis genoemd.
Beheerde het Ledebergse leen van ca 1239 tot ca.1245.
Hij heeft er, nog onder het bewind van zijn vader, na de overheveling van de kapelanie van Ledeberg, voor geijverd dat de openbare diensten in de kapel verder konden, door de dotatie aan de kapelaan en de koster veilig te stellen. Geen voorstander van de overdracht van de kerk van Pamel en de kapel van Ledeberg aan de abdij van Ninove, zou hij er zich op zijn sterfbed toch (gedwongen) bij hebben neergelegd..
Onder zijn bewind werd Pamel platgebrand door troepen van de gravin van Vlaanderen (13). Of de burcht en de kapel schade leden is niet bekend.
- Willem II van Ledeberg
Hij was nog jong toen hij ca. 1245 het Ledebergse leen in handen kreeg. Daarom werd hij ‘het kind’ genoemd en stond hij enige tijd onder voogdij; van o.a. zijn oom Bernard (14) van Ledeberg/Pamel.
Eens meerderjarig heeft Willem II verschillende overeenkomsten betwist, afgesloten o.a. met de abdij van Ninove tijdens zijn minderjarigheid. In 1260 kwam hij tot een vergelijk over een zestal geschilpunten; over de overbevissing van de Dender door de 'fratres' of broeders van het Hof te Pamel, over het wijzigen van de bedding van de Kaaibeek zodat het water naar hun hoeve vloeide, over het verleggen van een straat, ... In 1271 was er onenigheid met de abdis van Nijvel over een gemeenschappelijke grens.
Willem II beheerde het Ledebergse leen tot tussen 1282 en 1290. (15)
 


Zegel van Willem II aan een oorkonde uit 1282.
Zegelomschrift: + S. WILLELMI. DNI. DE. LEDEBERGHE

- Jan van Pamel en Ledeberg
Werd in 1290 nog Jan van Ledenberghe genoemd (15), maar in een akte uit 1295 noemde hij zich al heer van Pamel en Ledeberg.
Heeft hij nog enige tijd in de Ledebergse burcht gewoond? Wanneer kon hij gaan wonen in het kasteel in de Kammeersen?

De heren van Grimbergen, tevens heren van Ninove, waren leenheren van de heren van Ledeberg. (16) Deze laatsten speelden dan ook, zoals hun leenheren een dubbele rol: enerzijds uitgesproken Brabants, maar anderzijds als leenmannen van de heren van Ninove, ook rekening houdend met directieven vanuit Vlaanderen. (17)
Ter plaatse echter had de heer van Ledeberg vanuit zijn burcht het zeggenschap over Pamel. Dat blijkt o.a. uit de schenkingsakte uit 1188 (7) waarin geen onderscheid werd gemaakt tussen het rechtsgebied van de parochie en dit van de heer van Ledeberg en waarin er tevens sprake was van het ‘dominium’ van het kasteel van Ledeberg. Godfried van Pamel was trouwens vazal van Willem II van Ledeberg. Toch bleef het gerechtelijk centrum in beneden Pamel en werden ook de meeste akten die in het Ninoofs abdijarchief zitten, daar opgesteld: ‘apud Pamelham in atrio, apud Pamelham in ecclesia, …’
De heren van Ledeberg genoten aanzien en macht door de strategische ligging van hun burcht. Daarbij waren zij vrij bemiddeld dankzij verschillende aloude lenen (Berchem, Buvegem, Dalem, Ophem, Pamele, Poulck, Riehove, Suvene-Te Stene) die hen schatplichtig waren. Maar naar het einde van de 13e eeuw ebde de vijandelijke houding tussen Vlaanderen en Brabant weg waardoor de initiële strategische functie van de burcht wegviel. Bovendien was ook de economische sterkte van de heren van Ledeberg fel verminderd door al te veel afstand en verkoop van gronden, zowel aan de abdij van Ninove (18) aan de westkant van hun domein als aan het Sint-Jansgasthuis aan de oost- en zuidkant van Ledeberg. Met Jan van Pamel en Ledeberg verplaatste de heerlijke macht zich dan ook opnieuw naar het dichter bevolkte Pamel. (19)




-------------------------------------------------------------------
(1) Andere domaniale gebouwen in Pamel waren: de burcht 'over' de Dender, de kasteelhoeve aan de Oudekerkweg, het kasteel in de Kammeersen en het Kasteeltje aan de Nattemeers.
(2) Emile De Munck: 'Le site scientifique de Ledeberg (Pamel)' in Bulletin de la société d'antropologie de Bruxelles, deel 39. Aldaar p. 297.
(3) J. Verbesselt: ‘’Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw’, deel XXIII, Koninklijk Geschied- & Oudheidkundig Genootschap van Vlaams-Brabant, 1991, 572 p. Aldaar pp. 9, 276.
(4) In 1391 en in 1402 was er nog sprake van een ‘Borchstat te Leedberghe’ verwijzend naar een vroegere burcht. Die Borchstat (gronden en/of restanten van de burcht) werd toen verpacht aan een boer. In de 17e eeuw bouwden minderbroeders er hun kluis.
Vermeldenswaard is dat deze heerlijke bezittingen, samen met de Kapelleweide, kapel en bos, tot in de 20e eeuw in handen waren van de erfgenamen van de Pamelse heren.
(5) Een legende vertelt dat de heer van Ledeberg vele ridders uitnodigde voor een groot tornooi. Maar het gewicht van de geharnaste ridders op hun gepantserde paarden was zo groot dat de Ledeberg openscheurde en ridders en burcht in de krater verdwenen.
(6) Op basis van een in de burcht opgestelde akte uit 1182, verzegeld ‘ante pontem’, voor de brug.
(7) In een akte uit 1188 schonk Willem I aan de abdij van Ninove 3 bunder grond gelegen ‘in parochia de Pamela vel de dominio castelli de Ledeberga’.
(8) Gerard van Herreweghen in ‘Eigen Schoon en de Brabander’, nov.- dec. 1964. Aldaar p. 450.
(9) Zowel kerkelijke als wereldlijke macht uitoefenend, niettegenstaande de bepalingen van de concilies.
(10) In akte opgesteld te Liedekerke in aanwezigheid van vele voorname edelen, onder wie Filip van den Elzas, graaf van Vlaanderen.
(11) ‘Bizar’ is toch dat in de ‘Historia fundationis Ninivensis abbatiae’ wordt verteld dat de moordenaar van een lekenbroeder die schaapherder was op Kattem, een handlanger was van Hawel van Ledeberg. De moordenaar werd door de officieren van de hertog van Brabant gevat, vervolgens door de hertog berecht en terechtgesteld te Brussel.
(12) Ter compensatie moest de abdij er vanaf toen o.a. voor zorgen dat er in de kerk van Pamel voor het hoofdaltaar steeds twee lampen zouden branden.
(13) Troepen onder het gezag van Thomas van Savoye, tweede echtgenoot van gravin Johanna van Constantinopel.
(14) Heeft Bernard het mombaarschap misbruikt om o.a. in 1247 de kerk van Pamel en de kapel van Ledeberg over te dragen aan de abdij van Ninove?
(15) Een charter uit 1282 vernoemde nog Willem II, maar in een akte van 1290, waarin vazallen van de heer van Grimbergen werden opgeroepen, werd hij niet meer vermeld, wel Jan van Ledenberghe.
(16) In Rausa, tijdschrift van Erfgoed Rausa, 8e jg, nr 5 stelt François De Neef dat de heer van Ledeberg in de heer van Ninove zijn ‘overheer’ kende en dat deze op zijn beurt afhing van de heer van Grimbergen.
(17) J. Verbesselt o.c. (noot 2). Aldaar p. 272.
(18) Niet verwonderlijk dat er in de abdij jaarlijks gebeden werd voor de heren van Ledeberg (op 18 maart voor Willem II, op 10 oktober voor Gotinus, op 17 december voor Wouter Hawel en Willem I).
(19) François De Neef in DF-Klokje, Davidsfonds Roosdaal, 1996, nr 4. Aldaar p. 108.