Steenpoelen te Pamel |
|
Heden verwijzen nog een viertal toponiemen in Pamel naar plaatsen waar vroeger witte zandsteen werd gedolven: Steenberg, Gapenberg, Fossen (1) en Plasveld/Vlasveld (2), toen allen eigendom van de abdij van Ninove. Er werd gegraven tot men op een ader van zandsteen stootte, vooral in de drogere maanden omdat men toentertijd niet dieper kon dan het peil van het grondwater. Zo ontstonden steenpoelen, die later opnieuw met grond werden gevuld. De steen werd gebruikt voor de opbouw van kerken, kloosters, kastelen of voor het omlijsten van vensternissen en buitendeuren (b.v. het Meiershuis).
- In 1155 kocht de abdij, waarschijnlijk in Pamel, van een zekere Godschalk o.a. een dagwand grond ‘waar steen te vinden was'.
- In 1194 gaf Gijsbrecht van Ledeberg zijn goedkeuring aan een gift aan de abdij door een bloedverwant van o.a. een stuk grond, gelegen in Pamel, ‘ad fodiendos lapides', om er steen te graven. Ook Wouter Hawel, heer van Ledeberg, gaf zijn toestemming.
- In 1271 kocht de abdij van Paridaan van Buvegem een half bunder grond, gelegen op Steenberg tegen het Terregat, om er steen te poelen. De abt mocht het stuk afbakenen zoals hij dat wou, want Paridaan had daar nog meer grond liggen. Hij mocht zelfs, nadat het eerste half bunder was leeggepoeld, aan een ander stuk beginnen van dezelfde grootte. Ondertussen mocht Paridaan erop zaaien en oogsten, maar de abt mocht er altijd steen laten graven, bezaaid of niet. |
|
|
|
- In 1434-35 ‘wrochten' Pamelse pachters met hun paarden om aarde uit te voeren en steen bloot te leggen. Pachter en paard kregen van de abt elk 4 deniers per dag, de pachter nog 3 deniers drinkgeld.
- In 1463-64 leverde steenhouwer en Pamelaar Luc Luenijs aan de abdij 176 stukken ruwe steen en een 220 voeten ‘orduun' of afgewerkte steen. In 1471-1472 leverde hij samen met Martin de steenhouwer 610 stukken en het jaar nadien voerde Luenijs nog eens 1150 stukken naar Ninove. Daarbij hebben Pamelse pachters hem met hun paarden geholpen.
- In 1638 verhuurde de abdij 2 dagwand land op het Plasveld tegen 12 gulden ‘sjaars' aan Cornelis Wets, waarop hij ‘sal moghen trecken alsulckenen steen als hij aldaar sal vinden', op voorwaarde dat hij de mooiste steen leverde aan de abdij ‘wel ghesteent ende ghevrocht' of goed afgewerkt, tegen 4 stuivers de voet.
- In 1640 verhuurde de abdij 1 dagwand en 76 roeden op hetzelfde Plasveld aan Jacques Maes, voor een termijn van 18 jaar. Ook hij mocht de steen die de abdij kon gebruiken niet elders leveren. Bovendien moest hij de vele putten die er nog op het veld waren ‘effenen ende planeren'.
- In 1666 mocht Geert de Cooman steen zoeken op de abdijgrond te Kattem. Of hij er ook steen heeft gevonden is (voorlopig) niet geweten.
- Tot begin de 18e eeuw kwam de witte steen voor de opbouw van de abdijkerk te Ninove uit de putten van de Gapenberg en het Plasveld. Maar ca. 1713 (3) zouden de steenkappers verklaard hebben dat er geen steen meer te vinden was. Omgekocht door de Pamelse boeren, althans volgens abt Vander Haeghen, die voortaan liet poelen in Zandbergen. Meteen het einde van de steenwinning in Pamel
We mogen gerust besluiten dat men in al die eeuwen van Steenberg, over Plasveld tot Gapenberg zowat iedere partij land heeft omgewoeld. (4)
---------------------------------------------------------------------------
(1) Fossen: enkele partijen grond in het midden van de Gapenberg.
(2) ‘op plasghvelt' (1400). Wellicht stond het veld door het poelen van steen vol plassen. Later vervormd tot Vlasveld.
(3) Toen de abdijkerk al 20 voet of bijna 6 meter hoog was gemetseld.
(4) Gerard Van Herreweghen in DF-Klokje, 2003, nr 3. Aldaar p. 65.
|