(Liefde)Zusters van de Verrezen Zaligmaker/koop beklonken |
|
Pastoor Van Eyndhoven moet in 1902 toch al geweten hebben dat de provinciegouverneur op 18 maart 1902 had gesteld dat de pastorie eigendom was van de gemeente, niet van de kerkfabriek. Deze kon dus ook de verkoper niet zijn. Uiteindelijk bedisselde de gemeenteraad op 3 januari 1904
de oplossing: de gemeente verkocht de pastorie en het kerkhof aan de zusters en de kerkfabriek verkocht hen samen met de gemeente ook de oude kerk. Tegelijkertijd verhoogde de gemeenteraad de toelagen aan de kerkfabriek met 15000 fr, bedrag dat de gemeente bij de verkoop van de pastorie kreeg.
De zusters beseften dat ze geen goede zaak hadden gedaan aan de aankoop van de oude kerk en pastorie, dat ze enigszins beetgenomen waren en hebben nog geprobeerd de koop ongedaan te maken. Onder de titel 'Hospice of gasthuis van O.-L.-Vrouw Onbevlekte Ontvangenis' lezen we hierover in de notities van pastoor Van Eyndhoven "... driemaal per week moest de H. Communie aan de daar verblijvende zusters gebracht worden. Op zekere dag was de Eerw. Moeder-overste aangekomen en ze stelde vast dat de zusters tevergeefs op de H. Communie hadden gewacht ...' Ze schreef een brief naar de pastoor waarin zij van de aankoop afzag en de koop als vernietigd beschouwde omdat de voorgeschreven voorwaarden niet gerespecteerd werden. De pastoor probeerde dan onvoorziene omstandigheden in te roepen, dreigde naar de bisschop van Gent te trekken, ... Uiteindelijk hebben de zusters het akkoord toch niet verbroken. Maar tussenin bekent pastoor Van Eyndhoven "Door de aankoop van de oude kerk en pastorie hadden de zusters geen al te beste zaken gedaan, ..."
|
|
|