boomstructuur: startpagina >
AZ-index > artikelindex V > van Tricht J. JB. J. > artikel


van Tricht Jan-Baptist/fourageleveringen

Tussen 1745 en begin 1749 hadden onze streken fel te lijden onder de aanwezigheid van Franse troepen. Geregeld werden pachters met wagens en paarden opgevorderd om legervrachten en levensmiddelen te vervoeren. Ook Jan-Baptist van Tricht, die de foerageleveringen in zijn memorieboek noteerde.

* Vanaf augustus tot eind 1745 moest hij voor de Fransen 29 maal op weg (1), alleen of met zijn schoonbroer Hendrik Kestens uit de Kam; meestal naar de legermagazijnen van Aalst en Ninove, maar toch ook naar Brussel en Lessen. Gewoonlijk waren het leveringen van koren, haver, hooi en stro, af en toe ook van mutsaard, klaver, wishout of piketten voor de palissades. Tweemaal reed hij in konvooi: van 27 tot 30 september (naar Bergen) en van 13 tot 18 oktober (bestemming niet gekend).
* Van 20 februari tot 14 december 1746 werd Jan-Baptist 23 maal opgevorderd, nu ook naar de magazijnen van Brussel, Asse en Anderlecht. Vijfmaal reed hij in konvooi voor ritten van twee à vijf dagen. Soms leende hij ook één of twee paarden uit, volledig uitgerust om ingespannen te worden.
* In 1747 werd hij 17 maal opgeroepen; het vaakst voor leveringen in Asse. Dat jaar sloegen Franse carabiniers hun kwartier op in Pamel en ook zij moesten bevoorraad worden. Zesmaal moest Jan-Baptist in konvooi op tocht, zes tot negen dagen lang, o.a. naar Antwerpen en Bergen-op-Zoom.
* Het jaar nadien, in 1748, spande hij 31 maal de paarden in voor foerageleveringen. De Franse carabiniers zaten nog steeds in Pamel en ook op het hof te Zijpe waren er ingekwartierd. Pas op 19 oktober vertrokken zij. Ook in Borchtlombeek lag een compagnie Franse cavaleristen. De meeste gedwongen leveringen gingen naar deze plaatselijke kwartieren, foerage die Jan-Bapist o.a. moest gaan halen in de Ninoofse magazijnen. Eenmaal reed hij naar Brussel om er een vracht brood te halen voor de carabiniers. (2) Zevenmaal reed hij in konvooi, o.a. naar Doornik met ‘de baghaesie van eenen Caepeteijn’.
* In januari 1749 noteerde Jan-Baptist nog vijf foerageleveringen. (3)

Het optekenen van alle foerageleveringen kwam goed van pas, wanneer nadien, in betere tijden, Jan-Baptist door de gemeente vergoed werd voor al die gedwongen tochten.



-----------------------------------------------------------------------
(1) Voordien was hij ook al enkele keren opgevorderd door de Oostenrijkers.
(2) Ook reed hij, op last van baljuw en schepenen, driemaal naar Brussel ‘voor de affaires van de prochie’.
(3) Heeft hij altijd zelf gereden of liet hij zich soms vervangen door een paardenknecht?