boomstructuur: startpagina >
AZ-index > artikelindex U > Uytterhoeven J.M. > artikel


Uytterhoeven Jozef/overlijden

Homilie uitgesproken door pastoor Smismans bij de uitvaart:


Wanneer de apostelen van Jezus moeten horen dat lijden en dood Hem te wachten staan, dan protesteren zij hevig en Petrus meent de tolk te moeten zijn van de andere apostelen. Hij neemt Jezus eventjes terzijde en begon Hem ernstig daarover te onderhouden. ‘Dat verhoede, God, Heer. Zo iets mag U nooit overkomen.'
De apostelen kwamen in opstand tegen de gedachte dat Jezus zou lijden en sterven. Dat kon toch niet. Dat mocht toch niet zijn! Zij hadden nog zoveel van Hem verwacht. Nu gingen hun toekomstdromen ineens stuk geslagen worden. Als dat waar is, wat moeten zij dan beginnen. Zij hadden nog op zoveel recht, zij waren Jezus toch gevolgd en hadden alles verlaten.
Toen de onverbiddelijke ziekte, nog geen half jaar geleden, zich aankondigde in het leven van deken Uytterhoeven, zal hijzelf en velen van hem, zoals de apostelen, inwendig en soms ook met woorden, geprotestesteerd hebben, in opstand zijn gekomen: dat kon toch niet zijn! Dat mocht toch niet! Hij was iemand die nog zoveel te bieden had, van wie nog zoveel werd verwacht, want hij had veel talenten.
Ik kende hem reeds op het seminarie, maar dan enkel als tegenstander in de voetbal. Toen ik, begin 1956, in Pamel kwam, was hij al twee jaar de enthousiaste onderpastoor van Sint-Kwintens-Lennik. Ik was doodgewoon jaloers, zoals hij, toen al, kon spreken op de gewestelijke vergaderingen van Boerenbond en Boerenjeugd. Na Lennik volgden nog vijf jaar onderpastoorschap in Strombeek-Bever. Daarna keerde hij terug naar het Pajottenland en kwam 22 jaar geleden naar Pamel als deken van de dekenij Liedekerke-Roosdaal, waar ik hier nog een klein jaar met hem samenwerkte. Alles bij mekaar heeft hij bijna 40 jaar actief priesterleven achter de rug. Dat is in deze tijd niet te onderschatten, 40 jaar waarin hij, zoals kardinaal Suenens dat zei in de eerste lezing, voortdurend voor die dubbele eis in zijn leven stond: niet van de wereld zijn en toch in deze wereld leven, die wereld die het u nooit gemakkelijk maakt, die wereld begrijpen en er tegenover staan, die wereld die u niet wil begrijpen, van die wereld houden en hem tegenspreken, die wereld die niet van u houdt.
Hij was een man die nog zoveel te bieden had, van wie men nog zoveel verwachtte, maar hijzelf verwachtte ook nog zoveel van het leven. Naar menselijke maatstaven, mocht hij zeggen dat hij, na zo'n actief leven, nog op zoveel recht had. Hij keek reeds verlangend uit, over weinig jaren, naar een welverdiende rust, maar dit zijn, om het met de evangelist te zeggen, evenzoveel menselijke overwegingen.
Toen Jezus zijn lijden en dood voorspelde, was Hijzelf schijnbaar klaar met die gedachte, alhoewel, als het kort bij komt in de hof van Olijven, de mens in Hem spreekt en bidt: laat deze kelk aan Mij voorbijgaan. Vanaf het ogenblik dat deken Uytterhoeven met de fatale ziekte geconfronteerd werd, heeft hij, blijkbaar tot de laatste dag, geworsteld met de vraag: wat nu? Een strijd die blijkbaar nog niet beslecht was en die hij in eenzaamheid heeft willen strijden. Zijn toekomstdromen werden stukgeslagen en een andere toekomst, die in dit leven alleen nog maar belofte is, moest hij voor ogen zien.
Dierbare gelovigen, wij allen die door familiale, door parochiale, door vriendschapsbanden met deken Uytterhoeven verbonden waren, wij moeten op dit ogenblik opkijken naar de Heer: Hij, Gods Zoon, heeft zich niet onttrokken aan het lijden van deze wereld, Hij heeft het lot van mensen gedeeld en tot het laatste moment heeft hij gezegd en gedaan wat Hij meende te moeten zeggen en doen. Wij moeten ons durven gewonnen geven aan het woord van de Heer en geloven wat ook de apostelen voor de dood van Jezus niet konden geloven: dat iemand die zijn leven verliest omwille van de Heer, het terug zal vinden, dat de bekroning van een leven dat de Heer aangenaam is, ook zal zijn: de verheerlijking bij de Vader.
Amen.

Rust in vrede, heer deken.