boomstructuur: startpagina >
AZ-index > artikelindex S > Sint-Gaugericusparochie > artikel


Sint-Gaugericusparochie/oude kerk, relaas van pastoor van Eyndhoven

Pastoor Van Eyndhoven heeft meer dan eens geschreven over de val van de toren. Hierna volgen drie (uittreksels van) teksten.

Toen de oude spil van de toren was afgebroken, werd door de bouwmeester bestadigd dat de toren van boven niet vierkant was en dat men er onmogelijk een nieuwe spil kon op plaatsen, zonder de toren door enige meters metselwerk te verhogen en er langs de oosterkant twee contreforts (1) bij te voegen. Daarbij werd er vastgesteld dat de toren in gebrekkige staat verkeerde en zelfs te bouwvallig was op er opnieuw werk op te plaatsen. De kerkfabriek was van mening dat de aanmerkingen van de bouwmeester te laat waren gekomen en, als hij er wou op aandringen de toren tot in de grond af te breken en te hernieuwen, de kerkfabriek niet bij kas was om zulke onvoorziene kosten te dekken. Daarbij kwam bij de leden van het kerkfabriek het vermoeden voor dat er tussen de bouwmeester en de aannemer een afspraak bestond om profijt uit dit voorstel te trekken. Het voorstel om de toren ten gronde af te breken werd dus niet aangenomen. De toestand van de oude toren was nagenoeg de volgende. De fundering en de grondwerken waren tamelijk goed, het bovendeel was ook in behoorlijke staat. Maar boven de boog van de ingangsdeur bestatigde men scheuren in de muur en afwijking der contreforts. Er werd dus beslist dit deel zo goed mogelijk te verbeteren. Met lange ijzeren beitels werd er een opening dwars door de muur gekapt en een dikke anker met cement aangevuld moest dit gebrekkig deel stevig maken. Dit werk werd nochtans door veel deskundigen afgekeurd en verscheidene metsers en stielmannen van onze parochie voorspelden niet veel goeds van dit ondernomen werk.
Twee contreforts werden tegen de toren opgewerkt, en het metselwerk van de toren ongeveer 4 meter verhoogd. Dit alles liep tamelijk goed af en de spil werd op de toren geplaatst in 1878.

'HEU, HEU, SUBITO CADIT TURRIS PAMELENSIS RECONSTRUCTA. (2) (Helaas, helaas, plots valt de heropgebouwde Pamelse toren.)

Op 9 maart 1879, het was op een zondagavond rond 19.00 u, stortte de toren in. Ziehier in welke omstandigheden. Al tijdens de verhoging van de oude toren en het plaatsen van de torenspits had men opgemerkt dat de grondvesten van de toren een beetje gezakt waren. Dit kon men vaststellen in de vloer van de kerk. Ook werd er beweging geconstateerd in het metselwerk van de toren boven de bogen aan het hoogzaal. Aangezien er reeds van vroeger scheuren in de muren waren en die door het bijgevoegde gewicht vergroot waren, oordeelde architect Hansotte het nodig de muren van dikke ijzeren ankers te voorzien. Deze voorzorgsmaatregelen schenen de beweging in de muur min of meer tegen te houden maar in het begin van de maand maart 1879 werd een licht gekraak gehoord en werd er beweging vastgesteld in de muren van de toren ter hoogte van het doksaal. Men had over deze zaak aan de E.H. Pastoor Van Mollem, die meer dan 80 jaar was en ziekelijk, niets gezegd om hem niet te bedroeven of te verontrusten. Na het lof zei de koster, Victor De Beenhouwer, aan de onderpastoor, E.H. Henricus Van Eyndhoven, dat er tijdens de hoogmis kalk en bepleistering van de muren op het hoogzaal waren gevallen en dat de scheuren in de toren gedurende enige dagen merkelijk vergroot waren. Dadelijk ging men de zaak van nabij onderzoeken. Het bovenste deel van de toren was intact gebleven maar de toren zelf was ongeveer 5 centimeter van het gewelf van de kerk afgeweken. (Dit was een klaar bewijs dat de toren naar het westen toe overhelde.) De kerk werd dus gesloten en de Pamelaars die kwamen kijken, werden gewaarschuwd uit de buurt te blijven. Enige minuten voor zevenen kwam de koster aan de onderpastoor vragen of hij het angelus moest kleppen. Beiden gingen nog eens naar de toren kijken en toen begonnen de glazen ruiten in de voorgevel stuk te springen. Juist op de slag van zeven uur stortte met groot gedruis de toren in. De steunberen ter hoogte van het doksaal weken uit elkaar zodat ook de muren op dezelfde hoogte uit elkaar weken. Het bovenste deel van de toren, tot dan nog onbeschadigd, week niet uiteen maar werd door de val verbrijzeld. De torenspits onderging hetzelfde lot. Die avond was het kalm weer en de lucht was klaar en helder. Een stofwolk steeg op en op meer dan een uur in de omtrek had men het gedruis van de val van de toren gehoord. Op enkele minuten was heel het kerkhof vol nieuwsgierige kijkers. 's Anderendaags en ook de volgende dagen kwamen duizenden nieuwsgierigen uit de omliggende gemeenten dit droevig schouwspel bezichtigen. Droevig, inderdaad, was het uitzicht van de kerk. De toren was in een grote puinhoop veranderd. De torenspits lag verpletterd op het kerkhof. Het dak van de kerk was door de val van de toren gedeeltelijk weggerukt. Het hoogzaal en het portaal van de kerk, in eikenhout gemaakt en met houten beeldhouwwerk versierd, was geheel verbrijzeld. Hier en daar tussen het puin ontdekte men pijpen van het orgel, stukken van beelden, planken en balken, in één woord, het was een echte vernieling. Toen de eerste ontroering voorbij was, begon men te beramen wat er in deze droevige omstandigheden te doen stond. Z.E.H. Van Mollem, die oud en ziekelijk was, kon zich met de zaak niet bemoeien en de geldmiddelen waren door het opbouwen van de toren uitgeput. Er moest nochtans onmiddellijk een beslissing genomen worden om deze hachelijke toestand het hoofd te bieden. Men stelde dus voor het puin zo vlug mogelijk op te ruimen. Een wondere zaak! Men ontdekte immers de drie klokken, die nog in de klokkenstoel hingen, helemaal ongedeerd en ongeschonden. Toen het puin opgeruimd was, werd het overgebleven deel van de kerk met een houten schutsel dichtgemaakt. Ondertussen had architect Hansotte een plan opgemaakt om door een stevige muur het overblijvende deel van de kerk af te sluiten (3) opdat zo, in afwachting van betere tijden, de kerk voorlopig dienst zou kunnen doen. Strikt genomen zou architect Hansotte aan de kerk schadevergoeding hebben moeten betalen. Maar aangezien hij, vooraleer het werk begonnen was, zijn mistrouwen had uitgedrukt, werd tegen hem geen vervolging aangespannen.

Een overwacht alarm in 1879
Op Sinksendag tijdens de hoogmis zat de kerk van Pamel stampvol. Enkele kerkgangers hadden plaatsgenomen tegen het houten schutsel dat voorlopig aan de ingang van de kerk geplaatst was. Tijdens de offerande van de mis viel er een ruit uit een venster in het benedendeel van de kerk. Enkele mensen sprongen op want ze dachten dat weer een deel van de kerk ging instorten. Een ogenblik later sprongen alle andere aanwezigen in de kerk op en allen wilden ze ijlings de kerk verlaten. Ze dachten immers allemaal dat hun leven in gevaar was. De opschudding was zo groot dat de een over de andere heensprong om zo gauw mogelijk buiten te geraken. 't Was een gedrum en een gehuil alsof de wereld verging. Toen ongeveer de helft van de aanwezigen naar buiten gevlucht was, begon men te begrijpen dat er een vergissing gebeurd was en dat de zaak volledig overdreven was. Gelukkig waren er geen mensenlevens te betreuren maar velen hadden lichte kneuzingen of blauwe schenen opgelopen en bij anderen waren de kleren gescheurd. Hoeden en klakken, kerkboeken en paternosters, waren met honderden verloren geraakt. Vooral bij 't vrouwvolk waren er velen van wie de kleren sterk beschadigd waren. Enkele weken later had nogmaals door een nietige oorzaak een nieuwe opschudding plaats maar toen was men vlugger tot bedaren gekomen. De vrees van de parochianen was nochtans niet geheel ongegrond omdat het nog rechtstaande deel van de kerk, door de val van de toren, uit zijn voegen gerukt was, gescheurd en dus bouwvallig was. Nog steeds was iedereen onder de indruk van het ijselijke gevaar waaraan men kort tevoren ontsnapt was want indien de instorting van de toren tijdens de hoogmis was voorgevallen, dan zouden ongetwijfeld honderden parochianen onder het puin bedolven geweest zijn.'


--------------------------------------------------------------------
(1) Steunberen.
(2) Latijns jaarschrift, opgesteld door onderpastoor E. Sannen.
M=1000, D=500, C=100, L=50, U=5, I=1
(3) Kostprijs 3848 fr. De gemeenteraad gaf op 11 juni 1879 gunstig advies aan de vraag van de kerkfabriek met 7 stemmen voor en 4 onthoudingen. ‘Burgemeester Tondeurs, de schepenen Dero en Van Tricht en raadslid Covens hebben zich onthouden omdat ze erkennen dat de herstelling absoluut en zonder uitstel nodig is, ten einde alle rampen te vermijden; daarom zijn ze er niet tegen. Maar ze hebben er ook niet voor gestemd omdat, nadat ze gezien hebben wat er voorgevallen is met de toren en vastgesteld hebben dat de muren zich in zeer slechte staat bevinden, zij geen vertrouwen meer hebben in het verslag van de heer Hansotte.'