Molen van Borchtlombeek
Windmolen
|
|
In het Rijksarchief Gent steekt een kaart waarop (waarschijnlijk) Philips de D(e)yn al in 1641 op ‘De Hey Cauter’ een windmolen met molenaarshuis tekende! [heden Eikauterstraat nr 37]
Later, in 1751 duidde ook Judocus de Deken op zijn ‘Caerte Figuratief van de Landen ... binnen Burggraeve Lombeke’ er een windmolen en molenaarshuis aan. Zo ook Frannciscus de Doncker in 1769, waarvan detail: |
|
|
|
Werd de molen daarna verwoest of verouderd afgebroken? J. Vrancken (1) beweerde immers dat in 1780 op het eikauterveld een windmolen werd gebouwd. |
|
(2)
|
|
Het is geweten dat in de 18e eeuw Petrus Van Lierde (Dilbeek 1741-Borchtlombeek 11/6/1763) (3), Guilliam Van der Mijnsbrugge (4) en Jan-Baptist Bastaerts (Asse ca 1763-Borchtlombeek 7/9/1804) (5) er molenaar waren. Was Guilliam in 1780 de bouwer van de nieuwe molen, of was het Jan-Baptist?
Na de dood van Jan-Baptist werd zijn tweede vrouw Anna Francisca Schoonjans de maalderin. Maar deze hertrouwde in 1807 (6) en daarna werd zoon (uit eerste huwelijk van Jan-Baptist) David Josephus (Borchtlombeek 23/12/1788-Borchtlombeek 1/7/1842) (7) de verantwoordelijke maalder (8). Na hem liet zoon Franciscus Bastaerts (Borchtlombeek 16/1/1815-Borchtlombeek 6/8/1888) (9) de molen draaien. Maar op 6 juni 1868 kocht zijn zus Clara Anna Bastaerts (Borchtlombeek 1/12/1830-Borchtlombeek 29/1/1871) gehuwd met Leonardus Josephus Van der Mijnsbrugge (Borchtlombeek 22/11/1820-Sint-Kwintens-Lennik 4/7/1894) de molen. Hun zoon Petrus Vitalis Van der Mijnsbrugge (Borchtlombeek 8/4/1860-Borchtlombeek 6/9/1918) (10) liet de molen verder draaien.
In 1926 echter vernielde een brand de molen, het definitieve einde als windmolen!
Zoon Jan Van der Mijnsbrugge (Borchtlombeek 1/1/1898) en zijn vrouw Alice Heyvaert verhoogden toen een deel van hun schuur en installeerden er mechanische molens (één met stenen en één met walsen), eerst aangedreven door een dieselmotor, nadien door een elektrische motor. (11) (12) |
|
foto 2001
|
|
Het verhoogde gebouw, dat er nog staat, heeft drie verdiepingen met typische deurtjes en in de dakkap een lier waarmee de zakken graan naar de bovenste verdieping konden gehesen worden.
In 1975 werd de molen verkocht aan de ‘Molens van Meldert’ met een productierecht van 5000 hectoliter. Toch werd op het eikauterveld gestopt met malen en werd de productie van bloem volledig overgebracht naar Meldert.
Toen Herman Claeys (13) in 2003 de molensite van de ‘Molens’ kocht stond de apparatuur nog in het molengebouw. Hij heeft intussen de voormalige schuur al mooi omgevormd tot woning.
Wat verder staat nog steeds het molenaarshuis met oven en stallingen.
In 1976 nog als volgt beschreven: ‘Molenaarshuis met anderhalve verd. en zadeldak (pannen) uit XIX; baksteenbouw met gewijzigde muuropeningen; twee steekboogvensters van gesinterde steen zouden kunnen wijzen op een kern uit tweede helft XVIII.’ (14) |
|
foto 2017
|
|
----------------------------------------------------------------------
(1) J. Vrancken: ‘Pajottenland, een land om lief te hebben’, Opbouwwerk Pajottenland, 1982, 2e uitgave, 326 p. Aldaar p. 322.
(2) Op de achtergrond de schouw van de ast die paalde aan de schuur. Toen deze werd verhoogd werd de ast (en schouw) afgebroken.
(3) Zijn vader Joannes was molenaar te Dilbeek. Petrus was getrouwd met Barbara Van Nieuwenhove.
(4) Was te Borchtlombeek ook schepen en vanaf 1758 zelfs burgemeester.
(5) Was een eerste maal getrouwd met Maria Catharina Van Cutsem (Borchtlombeek 11/6/1762- Borchtlombeek 14/2/1795) en hertrouwd met Anna Francisca Schoonjans.
(6) Met Henricus Steppé en zij werden maalders/olieslagers op de stampmolen te Borchtlombeek.
(7) Getrouwd met Barbara Baetens (Borchtlombeek 21/4/1793-Borchtlombeek 24/2/1868).
(8) Op de schuur/het molengebouw stond er vroeger het opschrift DJB 1842.
(9) Getrouwd met Anna Catharina Sergooris (Borchtlombeek 5/12/1815-Borchtlombeek 26/21898).
(10) Getrouwd met Justina De Mesmaecker.
(11) Met elektriciteit vanuit de stampmolen te Borchtlombeek.
(12) Het was er vaak de zoete inval met een glas geuze of lambiek in de hand. Zelfs onder de oorlog stond er een fles klaar voor de jongemannen die de nachtwacht over de velden organiseerden.
(13) Die heel wat informatie bezorgde.
(14) In ‘Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen', 2n Vlaams Brabant Halle-Vilvoorde, 2e druk 1977, 818 p. Aldaar p. 73.
|
|
|