boomstructuur: startpagina >
AZ-index > artikelindex K > Kasteel van Strijtem > artikel


Kasteel van Strijtem/beschreven door de Engelse kapitein Mercer (1815)
Na een bruuske landing te Oostende, op 13 april 1815, trok de Engelse kapitein Mercer (1783-1868) met zijn soldaten, paarden en kanonnen door Vlaanderen, richting Waterloo waar hij op 18 juni 1815 de historische veldslag mee bepaalde. Op weg naar Waterloo stopte, verpoosde hij met zijn troep in het kasteel te Strijtem. In zijn 'Journal of the Waterloo Campaign' beschreef hij zijn wedervaren (1) (2):
 

* Het kasteel
Aangekomen in Strijtem,
'... kondigde een hoge stenen muur die de weg links afzoomde, met een poort in het midden, het kasteel aan, dat zodanig door bos, enz. ingesloten was, dat we het voor het eerst in het zicht kregen, toen we langs deze poort binnentraden.
Een ruime, groene voortuin helde tot aan het gebouw af: het was een akelige, oude hoop steen, welke drie zijden van een vierkant uitmaakte, omgeven door een gracht die bijna even groen was als de voortuin tengevolge van het wier dat op het stilstaand water dreef. Er waren bogen boven de deuren, hoge maar smalle vensters, samengesteld uit kleine in lood gevatte ruiten vastgehecht in zware stenen lijsten. Hoge trapgevels en een toren, die een hoek van de voortuin innam, met een kegelvormig dak en, daarboven, een ijzeren kruis en weerhaan, verleenden het een zeer eerbiedwaardig en nogal indrukwekkend voorkomen. De sombere indruk werd echter enigermate verminderd door de levendige kleuren van rozen en het weelderig groen van de brede bladeren van een wijnstok die over latwerk langs de rand van de gracht werd geleid, evenzeer als door de prachtige fruitbomen die overal de muren van de voortuin bekleedden.
Een wijde grintweg daalde af tot aan de gracht. Er lag een stenen brug over. Ze was sterk, maar niet decoratief. Rechts waren er stallingen, enz., tot op ongeveer de helft van de voortuin. Links waren de overgrote daken van hoeven en boerenwoningen over de muur zichtbaar en verderop, andermaal de niet erg sierlijke toren van de dorpskerk. Een boogvormige poort gaf, aan deze kant, toegang tot het boerenerf. Achter het kasteel werd het uitzicht begrensd door het gekuifde gevederde massief van een prachtige beukendreef en een heuvel, bedekt met bos, die men tussendoor de spaarzame openingen kon zien. Ze pasten goed bij de somberrode kleur en de vormelijke lijnen van het gebouw. ...
Het kasteel was lange jaren onbewoond geweest en verkeerde, alhoewel niet bouwvallig, in een zeer vervallen toestand. Niets was afstotend-killer dan de grote geplaveide zaal die we eerst binnentraden. Verscheidene deuren gaven, rechts en links, uit op reeksen vertrekken. Eén daarvan, laag en gewelfd, rechtover de ingang, opende op een lange brug die, over de gracht, toegang verleende tot de hof en de siertuin, enz. In deze zaal stonden volstrekt geen meubelen. We bevonden dat de kamers op de benedenverdieping groot, hoog en goed van verhouding waren. Ze werden echter zwak verlicht door hoge vensters die diep in de muur gevat waren en wier zware stenen stijlen bijna evenveel licht onderschepten als er tussendoor binnenkwam. Deze muren waren met zulke oude en zo versleten stoffering behangen dat de figuren, landschappen, enz. die ze eens versierden, bijna uitgewist waren.
In sommige kamers hingen oude familieportretten op de plaats van de gelambriseerde panelen, inzonderheid boven de deuren. De enige bemeubeling in sommige daarvan bestond uit enkele logge tafels en enkele hooggerugde en even zware stoelen. De zitten en ruggen waren met tapijt bekleed.
Op de verdieping daarboven was een grote gang of hall, die precies boven de benedenverdieping gelegen was en er volkomen mee overeenstemde wat de afmetingen betrof, rondom behangen met ten voeten uit geschilderde portretten van de familie Van Volden ...'
Mercer beschreef dan kort waar en hoe zij hun intrek namen en ook dat hij toevallig de toegang ontdekte tot 'een zeer kleine kapel die met grote keurigheid ingericht was (uitgezonderd het altaar dat nogal opzichtig bleek). Het was blijkbaar het enige gedeelte van het herenhuis dat verzorgd was geworden.'
* Kikkers
'Helaas! bij het te bed gaan, kon ik onmogelijk slapen. In de gracht onder mijn venster zaten miljoenen kikvorsen en het gekwaak van deze afzichtelijke rakkers was zo afschuwelijk, dat er geen spraak was van slapen. ...
Gedurende enkele dagen verdroegen wij dit filosofisch. Daarop begonnen wij de rakkers te beoorlogen met stenen, naar hen met schroot te schieten, het water met stokken te slaan, enz. enz. Het was allemaal nutteloos, want, al doodden we er bij hopen, toch leek hun aantal nooit af te nemen noch hun verfoeilijk "quoach, quoach" te verminderen in sterkte. Toen deden we de wagenmaker een vlot maken. Met behulp daarvan was er altijd iemand aan het varen en aan 't uitmoorden, maar nog kwam er geen verzachting aan het euvel. Er werd beraadslaagd en men kwam tot het besluit dat er niets anders op te doen stond dan de gracht leeg te maken. ... Nieuwsgierigheid had iets met deze beslissing te maken, want we hadden horen zeggen dat de grootste karper die ooit gezien werd, in de gracht zat - een vis ettelijke voet lang en ik weet niet van welk gewicht.'
De oude hovenier waarschuwde de Engelsen voor mogelijke stank maar ze verplichtten hem de watertoevoer af te sluiten en de uitlaat te openen '... en het vernielingswerk begon tot ons genoegen. Dag na dag trok het water geleidelijk van de voet van de oude muren en van de tegenovergestelde oever weg. Op vele plaatsen begon het platte slijk van de bodem te verschijnen. Reeds verheugden we ons over de ontelbare lijken van onze vijanden die er overal op lagen. Het bovengedeelte van de gracht stond reeds, niet droog, maar zonder water.' Toen veranderde echter het weder, dat tot dan koel en regenachtig was geweest; de hitte werd bijna ondraaglijk. 'Dierlijke en plantaardige ontbinding begon met onrustbarende snelheid. De verpestende walmen die aldus voortgebracht werden, drongen in elke spleet en hoek van het chateau en verplichtten ons, bongré malgré, het vulapparaat weer te openen. Zo eindigde la guerre aux grenouilles. Maar onze straf, omdat we aan de dringende verzoeken en verwittigingen van de oude hovenier weerstaan hadden, eindigde helaas niet met het sluiten van de sluizen. Dezelfde hete zon had bijna al de bronnen uitgedroogd, waardoor de gracht gevoed was geworden. We kregen menige lange dag van walg en berouw te ondergaan eer het water andermaal het gehate slijk voldoende overdekte om ons van de walgelijke stank te verlossen en de kikkers in staat te stellen hun gezang te hernieuwen.'
* Kasteelhoeve
'... was werkelijk mooi: aanzienlijk bakstenen huis, schuren, bijgebouwen van iederen aard, alles op grote schaal en, als gewoonlijk omgeven door een ruim erf.'


--------------------------------------------------------------------------
(1) Gebaseerd op de vertaling van dr. M. Cordemans in Eigen Schoon en de Brabander,
(2) Anno 2016: In een film over de slag van Waterloo speelt de Britse acteur Richard Heffer de rol van Cavalié Mercer. Aanleiding voor de acteur om het kasteel van Strijtem en omgeving te bezoeken.