boomstructuur: startpagina >
AZ-index > artikelindex I > I.M.I. (secundair) > artikel


Immaculata Maria-Instituut (secundair)/personeel, reglementen

A. Voor alle personeelsleden golden in de jaren 19(60) vooreerst de artikelen van het Stabiliteitsstatuut van het (toen nog) Nationaal Katholiek Onderwijs.


B. Maar ook de Zusters der Christelijke Scholen hadden hun reglementen, die binnen het kader van het Stabiliteitsstatuut van toepassing waren in hun scholen:

- het Organiek Reglement met hoofdzakelijk regelen inzake het bestuur (inrichtende macht, bestuurscommissie, directeur);

- het Algemeen Reglement (1964):
(hieronder uittreksels)

Art. 2. - De benoeming en het ontslag van een leerkracht ... geschiedt ... door de Inrichtende Macht ...
Elke benoeming is verbonden aan de school waarvoor de leerkracht werd aanvaard en aan de betrekking waarvoor zij werd aangeworven. De lesuren boven de full-time betrekking, worden steeds te voorlopigen titel toegekend. Deze overuren kunnen altijd afgenomen worden.

Art. 3. - Gezien het eigen karakter van de "Congregatiescholen" wordt, ...een deel der functies aan het religieus personeel en een ander deel aan leken toevertrouwd.
Bij de vaststelling en toepassing der normen van tijdelijke en vaste benoemingen van het personeel moet daarmede rekening gehouden worden. Het geval kan zich diensvolgens voordoen dat een personeelslid voor meer dan twee jaar tijdelijk benoemd wordt, als tijdelijke vervanging van een kloosterlinge die nog in opleiding is, van een zieke kloosterling e.z.m. De benoeming is dus tijdelijk en zal als zodanig uitdrukkelijk in het contract vermeld worden.
Daar het Statuut alleen op leken toepasselijk is, zijn de kloosterlingen niet door een contractuele band verbonden met de Inrichtende Macht. Wanneer, tengevolge van het afschaffen van een klas of een afdeling de school een overtollige leerkracht telt, kan de Inrichtende Macht bijgevolg besluiten een leke leerkracht te ontslaan en niet een religieuze leerkracht, zelfs indien deze laatste de jongst benoemde is.

Art. 4 - §1. Gelet op ...
Moet het personeelslid, om in zijn functie te worden aangenomen en behouden, voldoen aan de voorschriften gesteld door het Stabiliteitsstatuut en bovendien de volgende voorwaarden vervullen:
1) In het bezit zijn van een pedagogisch diploma;
2) Zijn persoonlijk gedrag en zijn gezinstoestand moeten overeenstemmen met de wetten van de christelijke moraal en de wetten van de katholieke Kerk;
3) Het personeelslid mag geen deel uitmaken van een anti-godsdienstige of anti-nationale vereniging; hij mag geen politiek mandaat uitoefenen; priesters en kloosterlingen mogen de canonische staat niet verlaten hebben;
4) Hij moet verblijf kiezen in de gemeente of de agglomeratie waarin de inrichting is gevestigd: binnen de tijd van één jaar. (Het is toegelaten zijn woonplaats of domicilie in een andere gemeente te behouden, indien de afstand geen nadeel berokkent aan het onderwijs. De onkosten voor verplaatsing van de verblijfplaats naar de woonplaats zijn ten laste van de leerkracht).
5) Hij mag geen andere functie bekleden of bezigheden hebben die van aard zijn te schaden aan het ambt waarvoor hij wordt aangeworven;
6) Hij moet voor de definitieve benoeming met gunstig gevolg het bekwaamheidsonderzoek ondergaan hebben;
7) Hij moet een verzekeringscontract aangaan tegen de gevolgen van ongevallen, wat tevens zijn burgerlijke verantwoordelijkheid dekt tegenover collega's en leerlingen;
8) Het administratief en bestuurspersoneel moet het beroepsgeheim bewaren in verband met feiten en aangelegenheden die zij kennen en moeten behandelen.

§2. - Worden beschouwd als verwezenlijking van een ontbindende voorwaarde ... :
1) Het feit dat het personeelslid een der voorwaarden niet meer vervult, vermeld in Art. 4. - §1 van onderhavig Reglement;
2) De weigering vanwege het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur om de benoeming te erkennen van het betrokken personeelslid;
3) Het feit dat het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur het personeelslid als ontslagnemend beschouwt en dus de wedde zal intrekken;
4) De betekening door ... de Inrichtende Macht (samen met de geschreven toelating van de plaatselijke Ordinarius) dat de betrokkene niet meer waardig is om te onderwijzen of een administratief ambt te bekleden in een katholieke onderwijsinrichting.

Art. 5. - Het ontbreken of wegvallen van een voorwaarde (Art. 4. - §1. -) en de verwezenlijking van een ontbindende voorwaarde (Art. 4. - , §2 -) wordt vastgesteld door ... de Inrichtende Macht en stelt van rechtswege en zonder vooropzeg een einde aan de verbintenis.
In uitzonderlijke gevallen mag ... de Inrichtende Macht aan een personeelslid jaar per jaar vrijstelling verlenen van één of meer voorwaarden gesteld door het Stabiliteitsstatuut en door onderhavig Reglement.
De toelating om zich buiten de agglomeratie te vestigen wordt verleend als een gunst en bij louter gedogen. Deze gunst mag geen voorwendsel zijn om zich te onttrekken aan de verplichtingen opgelegd door het Algemeen Reglement en het Schoolreglement.

Art. 7. - Elk personeelslid moet zich, zowel binnen als buiten de inrichting, op waardige en christelijke wijze gedragen en het voorbeeld geven in de vervulling van zijn godsdienstige plichten.
Hij moet in geheel zijn optreden: in voorkomen, taal en uitspraak, in ontspanning en vermaak, naar voornaamheid streven.
Hij moet alles vermijden wat de faam van de school kan schaden.

Art. 8. - Elk personeelslid is onderworpen aan het gezag van ... de Inrichtende Macht en van haar afgevaardigden.
Hij is hun eerbied en gehoorzaamheid verschuldigd.
Hij onthoudt zich van daden of woorden die van aard zijn om afbreuk te doen aan hun gezag en aan de hun verschuldigde achting evenals aan die van zijn collega's.

Art. 9. - Om haar ideaal van katholieke onderwijsinrichting te verwezenlijken moet de school haar leerlingen opleiden tot autentiek christelijk leven, zowel op familiaal en sociaal vlak als op beroepsniveau; zij moet een klimaat scheppen waarin hogere roepingen kunnen ontkiemen.
Door hun staat en door hun voorbeeldig familiaal leven hebben de leke-leerkrachten, op dit gebied, een onvervangbare plaats naast de religieuzen. Zij zullen het zich tot een eer en een plicht rekenen daaraan naar best vermogen mede te werken.

Art. 10. - Het inrichtingshoofd steunt het gezag van zijn personeel t.o.v. de leerlingen en van hun ouders.
Wanneer hij ertoe gebracht wordt, opmerkingen te maken aan een personeelslid, zal hij vermijden die te maken in de aanwezigheid van andere personeelsleden, en, in elk geval, van de leerlingen of van derden.

Art. 15. - De goede werking van de school kan vanwege het personeel, buiten de eigenlijke lessen, bepaalde diensten vergen, zelfs gedurende de vakantie.
De tabel van de ambtsverrichtingen zal worden opgemaakt, de syndicale afgevaardigde gehoord, volgens een beurtregeling die, zoveel mogelijk, rekening houdt met de concrete mogelijkheden van de betrokkenen en, onder meer, met de aard van de lessen die zij geven, met de werkzaamheden die zij op school kunnen verrichten en met inachtneming van de billijke verdeling van de taken.
De ambtsverrichtingen onder de vakantie worden aangeduid in de overeenkomstige tabel, de syndikale afgevaardigde gehoord. Deze tabel wordt, zoveel mogelijk, acht dagen voor de vakantie vastgelegd; de taken zullen bij voorkeur worden toevertrouwd aan de surveillanten-opvoeders.
In elk geval zal aan het onderwijzend personeel een ononderbroken periode van minstens dertig vakantiedagen worden gewaarborgd, en twee ononderbroken perioden van minstens vijftien dagen aan het administratief en directiepersoneel; deze twee perioden zullen zoveel mogelijk worden samengevoegd.

Art. 17. - De personeelsleden zijn verplicht, de leerlingen te vergezellen gedurende de schoolreizen die in de loop van het schooljaar worden ingericht, en de bewaking te verzekeren, volgens de richtlijnen van de schooloverheid.
Zij zijn verplicht, in de mate waarin er geen surveillanten-opvoeders beschikbaar zijn, de bewaking te verzekeren tijdens een beperkte tijdsruimte, voor, tussen en na hun lessen en tijdens het middagmaal, en de leerlingen, indien het nodig blijkt, een eind weegs te vergezellen bij het verlaten van de school.

Art. 18. - De personeelsleden wonen de bestuurs- en pedagogische vergaderingen bij, belegd door de Directie, en nemen deel aan de andere werkzaamheden van schoolse en opvoedende aard, die in het belang van het onderwijs door ... de Inrichtende Macht, het Bestuur van de Congregatie, en de Diocesane Inspectie worden ingericht, zelfs buiten de uren waarop de school open is.

Art. 19. - In alle gevallen van afwezigheid die geen recht geven op de benoeming van een tussentijdige leerkracht met recht op een weddetoelage ten laste van de Staat, of wanneer ... de Inrichtende Macht geen tussentijdige leerkracht kan aanwerven, verdeelt het inrichtingshoofd op billijke wijze de waar te nemen lesuren onder de aanwezige personeelsleden.
Deze opdrachten worden beëindigd hetzij door de beslissing van het inrichtingshoofd, hetzij door de terugkeer van de titularis, hetzij door de aankomst van de tussentijdige leerkracht.

Art. 20. - §1. - De personeelsleden zijn verplicht aan de ... de Inrichtende Macht elke beroepsactiviteit te doen kennen die zij buiten de school wensen uit te oefenen.
§2. - De schooloverheid kan de personeelsleden verbieden een opdracht te aanvaarden of werkzaamheden uit te oefenen, die, naar haar oordeel, van aard zijn de naleving van hun verbintenis te schaden.

Art. 21. - De personeelsleden mogen geen enkele privaatles geven aan de leerlingen van de inrichting, zonder de geschreven instemming van ... de Inrichtende Macht.

Art. 23. - De personeelsleden mogen met ... de Inrichtende Macht, de Bestuurscommissie en het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur slechts in verbinding treden langs de hiërarchische weg.

Art. 24. - De Directie van de school houdt de dossiers van het personeel. Het dossier van elke leerkracht bevat o.m. een korte samenvatting der chronologisch opgetekende feiten, hetzij in haar voordeel, hetzij in haar nadeel. De betrokkenen worden uitgenodigd onmiddellijk kennis te nemen van elke vermelding die erin aangebracht wordt en ze, eventueel, te ondertekenen.


C. Door het I.M.I. werden bovenstaande reglementen geconcretiseerd in

het Reglement van het Personeel (rond 1964):

I. ALGEMENE PLICHTEN:

Elk personeelslid zal zich binnen en buiten de school op christelijke wijze gedragen en zich beijveren om aan de leerlingen een volwaardige christelijke opvoeding te geven.

1. De leraressen en leraars wonen op bepaalde dagen in de mate van het mogelijke de Mis van de leerlingen bij. vb. 1 e vrijdag, 1 e september, 2 e oktober, 8 e december.
2. Vóór de les wordt er gebeden, (een gebed aangepast aan de tijd en omstandigheden) na de les niets. De gebeden moeten met eerbied verricht worden.
3. Van het lerarencorps wordt verwacht dat zij alle godsdienstige en sociale activiteiten van de leerlingen steunen door belangstelling en positieve hulp. vb. de missieactie, Broederlijk Delen en dgl.
4. Om zich verder te bekwamen zullen de leraars en leraressen studiedagen voor het eigen vak die door het instituut aanbevolen worden in de mate van het mogelijke volgen en door verdere studie op de hoogte blijven van de evolutie in hun vak.

II. AMBTVERRICHTINGEN:

Elke leraar en lerares zal zich stipt houden aan de wekelijkse rooster van de lessen en diensten van het personeel in het Instituut.

a) DIENSTEN:
1. De bewaking tijdens de recreaties onder de schooltijd wordt waargenomen door de leraressen. De wekelijkse rooster die daarvoor werd vastgesteld kunnen zij steeds raadplegen in de leraressenkamer.
2. Elke leraar en lerares zorge ervoor in de school aanwezig te zijn 5 minuten vóór het begin van de taak.
3. Bij de aanvang van de klassen en na elke pauze of recreatie wachten de leerlingen op de speelplaats tot ze er afgehaald worden door de leerkrachten.
4. Vóór de pauze zorgen de leraressen ervoor dat de leerlingen tijdig en in stilte de klas verlaten. Ze vergezellen ze tot op de speelplaats. Bij verandering van lokalen en lessen zullen de leerlingen zich steeds onder het toezicht van de leraressen verplaatsen.
5. Het stipt eindigen op het teken van de bel is noodzakelijk voor de goede gang van de school en voor het regelmatig verloop van de maaltijden.
6. Elke afwezigheid van de leerkracht moet vóór het begin van de lessen aan de directie meegedeeld worden. Elke afwezigheid wordt genoteerd in het afwezigheidsregister met de vermelding van de reden en van de duur van de afwezigheid.
In de mate van het mogelijke deelt de afwezige lerares aan de Directie mede het onderwerp en de voorbereiding van de lessen die zij zich had voorgenomen te geven.
In geval van ziekte van meer dan één dag wordt een attest van de geneesheer vereist dat bewaard wordt in het dossier van de leerkracht. Aan de interimaris wordt eventueel de nodige documentatie voor de lessen bezorgd.
7. De leraressen wonen de aangeduide personeelsvergaderingen bij.
8. De leraars en leraressen zijn aanwezig op de contactdagen van de oudervereniging voor de klassen waar zij les geven. Zij zullen hun medewerking verlenen bij schoolfeesten-culturele prestaties - sportoefeningen van de leerlingen, vergaderingen of plechtigheden door de schooloverheid georganiseerd.
9. De klastitularis staat in voor de orde van de klas. Elke dag wordt de klas gereinigd onder toezicht van de klastitularis.

b) LESSEN
De lessen worden met zorg voorbereid en gegeven, elkeen is verantwoordelijk voor zijn of haar taak.
- Didactisch materiaal voorzien en tijdig aan brengen.
- Het bord of de werkplaats voorbereiden, zo nodig, buiten de klasuren.
- Eventueel gestencilde copies klaarmaken om louter copiëerwerk door de leerlingen te vermijden.

1. De leden van het onderwijzend personeel moeten een klasseboek houden waarin zij dag na dag de onderwezen leerstof en de aan de leerlingen opgelegde taken en lessen inschrijven.
Het is aan de personeelsleden verboden zich tijdens de klasuren met het inschrijven van hun klasseboek, of met zaken bezig te houden die aan het onderricht en aan de opvoeding van de leerlingen vreemd zijn vb. boeken lezen of voor zich zelf werken. Ze zijn verplicht ofwel les te geven, ofwel de practische toepassingen die uit de les voortvloeien daadwerkelijk te leiden.
Om de veertien dagen wordt het klasseboek ingeleverd bij de Directie. De leerkrachten zullen in elke les hun klasseboek bij zich hebben.
2. Gedurende de eerste vijf jaren gebeurt de voorbereiding van de lessen schriftelijk.
3. De leerkrachten zullen trachten het leerplan uit te werken. Te dien einde zullen zij, voor gans het schooljaar een planning van de leerstof opmaken, bv. per maand of per trimester. De planning wordt, op voorhand, ter keuring voorgelegd bij de Directie.
4. Al de leerlingen zijn verplicht een schoolagenda te houden. Deze worden elke week door de klastitularis nagezien en ondertekend.
De leraressen schrijven bij het begin van de les het onderwerp op het bord. De leerlingen noteren zorgvuldig, onder leiding van de leerkracht, hun lessen en werken in hun schoolagenda.
5. In de Handelsafdeling gebeurt de schriftelijke ondervraging regelmatig zonder dat de leerlingen ervan op voorhand verwittigd worden.

III. HET HOUDEN VAN SCHRIFTEN IN 'T ALGEMEEN:

1. Huiswerken:
De verdeling van de huiswerken over de week wordt bij het begin van het schooljaar bepaald.
2. De leerkrachten zullen er prijs opstellen een bijzondere aandacht te wijden aan de schriften van hun leerlingen.
Af en toe laat men in de schriften een of ander werk door de ouders ondertekenen. Deze praktijk is een aanmoediging voor de leerlingen en smeedt een band tussen school en gezin.
De schriften die vol geschreven zijn, moeten steeds in de klas voorhanden zijn om bij eventuele navraag voorgelegd te worden aan de Directie en de Inspectie.

IV HET NAZICHT VAN DE SCHRIFTEN - HET OVERHOREN VAN DE LESSEN:

1. Elke leerkracht moet eisen dat de leerlingen met zorg werken, een speciale vermelding voor de schikking en het geschrift is in elk geval op zijn plaats.
2. Al de werken moeten regelmatig en zorgvuldig gecorrigeerd en gequoteerd worden.
3. Men drukt de beoordeling uit met een waardecijfer of een waardebeoordeling, al naar het quoteringsplan dat door de directie van de school wordt voorgeschreven.
De beoordeling weze gebaseerd op de krachtinspanning van de leerling.
4. Quoteringen, randnota's, aanmerkingen, e.d. door de leerkrachten in de schriften van de leerlingen aangebracht, moeten absoluut in modelschrift gebeuren. Grove doorhalingen, ontmoedigende, kwetsende aanmerkingen zijn verboden.
5. De lessen worden regelmatig overhoord. De geschreven lessen en de punten op het huiswerk worden regelmatig en zorgvuldig genoteerd.

V. PROEFWERKEN EN EXAMENS:

1. De examenvragen worden veertien dagen voor het begin van het examen ingeleverd bij de Directie. Na goedkeuring worden ze gestencild door personeelsleden aangeduid door de Directie.
2. De verbetering en de quotering worden zorgvuldig en met rechtvaardigheid gedaan. Twijfelachtige gevallen worden aan de Directie voorgelegd.
3. Niemand mag voorbarig mededelingen doen van examen-uitslagen, noch aan de leerlingen, noch aan de ouders. Het meedelen van examenpapieren zonder toestemming van de Directie is eveneens verboden.
4. De personeelsleden zijn aanwezig gedurende de herkansingsexamens of toelatingsexamens. Deze examens worden door de directie geregeld.

VI. RAPPORTEN:

De leerkrachten zijn verplicht een speciaal aantekenschrift (aanwezig in elke klas) bij te houden waardoor het invullen van de diverse rubrieken werkelijk kan verantwoord worden.

VII. TUCHTHOUDING:

Ieder personeelslid is medeverantwoordelijk voor de tucht, steeds denke men er aan dat voorkomen beter is dan genezen. Aandacht en belangstelling wekken voor de leerstof is een voorkomend middel.

Toch zal men voor sommige vergrijpen een sanctie moeten toepassen bv.
- niet tijdig kennen van de lessen: de leerlingen verliezen automatisch de punten die aan de geschreven les werden toegekend.
- niet tijdig inleveren van huistaken: de leerlinge verliest de punten die aan het werk werden toegekend.
- onhebbelijk gedrag tijdens een les of verstoren van de tucht:
Die vergrijpen mogen meegedeeld worden aan de Directie, doch ze worden niet gestraft met verwijdering van de leerlingen uit de les.
Iedere lerares of leraar moet er voor zorgen zijn of haar gezag op persoonlijke invloed te vestigen.
- Ernstige vergrijpen van morele of godsdienstige aard worden besproken met de Directie, die de nodige maatregelen zal treffen.

Het is verboden:
- Een of meer leerlingen met om het even welke boodschap buiten de school te gelasten, zonder de toelating van de Directie.
- Een of meer leerlingen voor straf of voor welke reden ook, in de klas te houden buiten de klasuren, of tijdens de recreatie, zonder bewaking.
- Leerlingen onder de lessen naar de gang, naar de speelplaats of naar huis te sturen zonder toelating van de Directie.
- Lichaamskastijdingen toe te dienen, onder welke vorm ook.
- Smadende en vernederende benamingen te geven.


Opmerking: Er bestond ook nog een Huishoudelijk Reglement met specifieke artikelen inzake de leerlingen, de examens, de straffen en beloningen.