boomstructuur: startpagina >
AZ-index > artikelindex D > De Kroon/De Filosoof > artikel


De Kroon/pensenkermis ...
 

Begin oktober 1964 vertelde de waard van De Kroon aan een reporter van de Nederlandse krant ‘Het Brabants Nieuwsblad' over de vergane devotie tot Sint-Hubertus tegen razernij, die vroeger veel volk trok; gelukkig was er nog O.-L.-Vrouw van Lombeek, tegen de kinkhoest!

‘Toch is de waard daar niet helemaal gerust in. Hij heeft tenminste ververst leven gegeven aan Breugheliaanse folklore die bekend staat als Penskermis. Dan eten op drie dagen tijd gasten uit alle windstreken twee hele varkens op onder geleide van veel gemengde groente en grote glazen bier. “En geen vet vlees” zegt de waard. “Alles wit en mager”. Hij toont een menu, een staalkaart van varkensvlezen. “Honderdzestig frank” zegt hij, “en geloof maar niet dat ge dat op kunt”.
“In de Kroon” zelf, is zo'n verdroomde herberg. Een heel brede gevel in donkere baksteen, met trapjes aan de bovenkant en een meisje dat de kamerkleedjes klopt over de vensterbank in de magere zon van een dag die wankelt tussen wolken en schaduw. De gelagkamer is iets innigs, met zware tafels op een kraakschone vloer en hoge planten die het licht in banen snijden. In de eetzaal, waar een paar minder stijlvolle prachtkasten visioenen oproepen van 'n Oudhollands binnenhuis, dartelen op brede schilderijen schimmige blote engeltjes rond van Charles Mertens.
En gun uw verslaggever de steak au poivre, geflambeerd met armagnac, die hij hier langzaam savoureert met dunne frietjes en een volle beaujolais. Gun hem, in deze rijpe, lichte zeer oude zaal het uitzicht op de kerk tussen twee sanseveria's door. Gun hem de tevreden middagstilte in de dorpsstraat en de attente buiging van de kastelein die vraagt of alles wel goed smaakt. Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek is op zulk moment geen verloren Vlaams dorp meer, maar een onvergankelijk stuk klare en plastische poëzie, ...'