|
'I. - Naam, doel en middelen.
Artikel 1. - De vereeniging draagt den naam "Davidsfonds" ter nagedachtenis van zaliger kanunnik J.B. David, leeraar bij de hoogeschool te Leuven, een van de wekkers van de huidige Vlaamsche beweging (25 Januari 1801 - 24 Maart 1866).
Art. 2. - Het Davidsfonds is een katholieke instelling van kultureelen aard, die voor doel heeft de alzijdige ontwikkeling van het Vlaamsche volk en de bevordering van de Vlaamsche belangen. Zijn kenspreuk is: "Voor Godsdienst, Taal en Vaderland!"
Art. 3. - De vereeniging wendt alle passende middelen aan om dit doel te bereiken, o.m. het uitgeven van boeken en liederen: het stichten en steunen van boekerijen; het inrichten van voordrachten, muziekuitvoeringen, feestavonden, leergangen, studiekringen; het aanmoedigen van jonge verdienstelijke letterkundigen; het uitloven van prijzen tot bevordering van de beschaafde schrijf- en spreektaal, enz.
II. - Leden.
Art. 4. - De leden betalen langs de afdeeling 12,50 fr. 's jaars aan het Hoofdbestuur; daarvoor ontvangen zij de boeken uitgegeven door de vereeniging. Zij worden aangenomen als toetredende leden van de vereeniging zonder winstbejag genaamd "Davidsfonds-Hoofdbestuur".
Bovendien betalen zij aan de plaatselijke afdeeling de bijdrage door deze laatste vastgesteld, die echter ten minste 7,50 fr. moet bedragen, en genieten daarvoor de voordeelen van haar plaatselijke werkzaamheid.
Afzonderlijke leden, rechtstreeks bij het Hoofdbestuur aangesloten, worden enkel aangenomen op plaatsen waar geen afdeeling bestaat; zij betalen jaarlijks 25 fr. bijdrage.
De jaarlijksche bijdrage van leden in het buitenland wordt elk jaar opnieuw vastgesteld door het dagelijksch bestuur.
III. - Afdeelingen.
Art. 5. - Het Hoofdbestuur beslist over het stichten van een afdeeling, en over het aansluiten van afdeelingen bij andere vereenigingen. Het bestuur van elke nieuwe afdeeling moet, vóór haar aanvaarding, schriftelijk de verbintenis aangaan, de statuten van het Davidsfonds na te leven.
Art. 6. - Elke afdeeling kiest in haar midden een bestuur van ten minste 3 leden.
Art. 7. - Het bestuur van de afdeeling ontwerpt een huishoudelijke verordening die door het dagelijksch bestuur van het Davidsfonds zal bekrachtigd worden, zoo het niet in strijd is met onderhavige statuten.
Art. 8. - Ten minste om de twee jaar treedt de helft van het bestuur af; de aftredende leden zijn herkiesbaar.
Art. 9. - De wijze van aftreden wordt door het huishoudelijk reglement vastgesteld.
Art. 10. - De vergaderingen worden gehouden zoo dikwijls de huishoudelijke verordening het bepaalt, en als de voorzitter het noodig oordeelt, doch ten minste eenmaal per jaar.
Art. 11. - De afdeelingen zullen ijveren om een damesafdeeling in te richten, en haar werking te steunen.
Art. 12. - De afdeelingen dienen eenmaal 's jaars, namelijk in 't begin van de maand Januari, bij het Hoofdbestuur een lijst in van de namen der bestuursleden, met adres en beroep, alsmede het verslag over de werkzaamheden der afdeeling tijdens het afgeloopen jaar.
Art. 13. - De afdeelingen storten vóór einde Mei aan het Hoofdbestuur de bijdragen der leden, nl. 12,50 fr. 's jaars (art. 4, 1e lid).
Art. 14. - De afdeelingen die de statuten niet stipt naleven kunnen geen aanspraak maken op geldelijke toelage van het Hoofdbestuur. Om daartoe gerechtigd te zijn moeten zij namelijk:
1° Een reglement van inwendige orde vaststellen, door het dagelijksch bestuur goedgekeurd, en het naleven.
2° Ieder jaar, in het begin van Januari, aan den hoofdsekretaris een verslag zenden over de werkzaamheden in het afgeloopen jaar.
Dit verslag moet:
a) Gelezen en goedgekeurd zijn in een algemeene vergadering van de afdeeling of in een bestuursvergadering;
b) Onderteekend zijn door twee bestuursleden;
c) Naam, woning en beroep van de bestuursleden der afdeeling vermelden.
3° Op een bepaald tijdstip, door de huishoudelijke verordening vastgesteld, tot de gedeeltelijke vernieuwing van het bestuur overgaan.
4° Vóór 't einde van Mei de jaarlijksche storting doen in handen van den penningmeester van het Hoofdbestuur.
5° Ten minste door één lid bij de jaarlijksche algemeene vergadering vertegenwoordigd zijn.
6° Regelmatig een verslagboek en een kasboek houden en die, samen met de noodige bewijsstukken, aan de afgevaardigden van het Hoofdbestuuur bij hun bezoek aan de afdeelingen, voorleggen.
7° Ten minste eenmaal per jaar op de vergadering van den provinciebond vertegenwoordigd zijn.
8° Er voor zorgen, dat boekerijen, toestellen voor lichtbeelden, enz., kortom roerend en onroerend bezit degelijk tegen brand verzekerd zijn.'
Verder gaan de statuten over:
IV. - Provinciebonden.
V. - Gewestbonden.
VI. - Hoofdbestuur en dagelijksch bestuur.
VII. - Jaarvergadering.
VIII. - Dienstjaar.
IX. - Bizondere bepalingen.
In september 1946 werden de statuten aangepast, maar toch grotendeels overgenomen.
Het bedrag van het lidgeld werd niet meer vernoemd, wel dat het 'elk jaar opnieuw door het Hoofdbestuur wordt vastgesteld'. Niet minstens eenmaal, maar 'ten minste vier maal per jaar'' moest het bestuur voortaan vergaderen. Van een damesafdeling was er geen sprake meer!
Verder werd gestipuleerd dat de vzw Davidsfonds-Hoofdbestuur in rechte de eigenaar is van het archief, geld, werkmateriaal, ...van de afdeling en werden de provinciebonden gouwbonden genoemd. |