boomstructuur: startpagina >
AZ-index > artikelindex B > Bulté J. > artikel



Bulté Jef/zijn dorp Roosdaal, leraar Polle Pellepetat, Zef die de "zj" niet kon uitspreken en ... een missverkiezing in Rozegem, onttrokken aan 4 cursiefjes
In februari 1993 mijmerde Jef over zijn dorp:

‘...
Er was het klokkengelui van Leberg, Pamel, Strijtem en Lombeek. Drie keer per dag. En soms daar tussenin: als er iemand naar de overkant was vertrokken. Velen sloegen dan devoot een kruis en mommelden, “vol van gratie”, een weesgegroet.
... Kinderen speelden in “het mil” (de mulle grond) in de veldbaan die naar de molen of een afgelegen boerderij liep. Je kon er geen zandkastelen mee bouwen, maar het voelde fris aan als het door je vingers liep: drie zandlopers tegelijk.
We amuseerden ons met niks: een tol en een touw (een Pamelse “dop”), een roestig zakmes om “land te kappen”, een springtouw, twee “blinkdozen” en een garendraad van 20 m om te telefoneren, een stuk vlierhout om er een “flokbus” van te maken. Het kostte niets, maar ’t was creatief!
Eén keer per jaar werden we aangenaam verrast door de “voddeman”, die aan de schoolpoort op een deken speelgoed had uitgestald. We waren er niet van weg te slaan: ballen in regenboogkleuren, glazen knikkers en voorhistorische (= stomme, lamme) poppen voor de meisjes. Maar helaas, amper een paar onder ons kregen de gevraagde kilo’s vodden en oude kleren bijeen om die schatten te verwerven. Ikzelf ben er nooit in geslaagd. Op de steenweg Ninove-Brussel speelden we voetbal en “kot afbranden”, onze versie van het Amerikaanse base-ball.
In de meimaand gingen we de rozenkrans meebidden aan de grot van Poelk en onderweg vingen we meikevers op de hagen. Aan een boomgaard stampten we eens flink tegen een jonge pruimelaar en ’t regende kevers: een vluchtige rijkdom voor een kind! In september smeulde het aardappelkruid na het rooien. Als het werk erop zat, begonnen wij te “knollen”. Petatjes werden in het vuur gebraden. Zelfs al waren ze half verkoold, ze smaakten beter dan wat we thuis op ons bord kregen. Barbecue avant la lettre!
Wanneer de boeren hun velden kwamen bemesten, spoot het beervat nog puur natuur. Niemand vond de geur hinderlijk: stinken deed het niet, het rook alleen maar even anders.
Heerlijk was de winterpret. Soms vroor de Dender dicht en stond er ijs op het ondergelopen weiland. Spelen op het ijs overtrof het plezier van een kermis. En ’t was gratis!
Op houten klompen (holleblokken) monteerde grootvader een stevige ijzerdraad en we konden schaatsen: Roosdaal on ice!
De “sjansaars” van Leberg en Pamel hadden nog meer geluk: op een zelfgemaakte slee, een houten fruitbak of een jerry-can (achtergelaten door de soldaten van de Bevrijding) slierden ze de hoge berg af, sneller dan de kameraden lopen konden.
...’

In februari 1999 had Jef duidelijk empathie voor leraar Polle Pellepetat:
’...
Gewoonlijk zei Polle Pellepetat niets, zolang als het examen duurde. Hij keek en luisterde alleen, wijl hij soms in zijn neus pulkte. Pulken en observeren kan men tegelijk. Hij sloot de marteling af met een “’t Is goed”. Niemand, maar dan ook niemand, kon eruit opmaken of het inderdaad góéd was of dat het genoeg was! Niet dikwijls verbrak P.P. zijn stilzwijgen en stelde “bijkomende” vragen (onder de studenten bekend als “pellepetatjes”). Die vraagjes deden denken aan iemand die een gestoomde aardappel in de schil zijn hemdje afstroopte. Zo zette P.P. de examinandi in hun blootje (figuurlijk natuurlijk!). De dader van die examenroosterij werd al vlug Polle Pellepetat genoemd.
Met zijn “pellepetatjes” kon hij soms héél origineel vrolijk, maar aartsmoeilijk uit de hoek komen.
Mister Van den Borre, I have heard you are a famous thinker. I ask you: is it possible for a catholic to marry his widow’s sister? (1)
De student moest zich in het zweet zijns aanschijns door het Engels wroeten om dan een zinnig antwoord te bedenken (want zo’n dingen waren nergens in de leerstof te vinden!).
De onzin, blabla, rond-de-pot-draaiereij, die daarop werd afgescheiden, maakte P.P. zijn dag goed! Hij noteerde dat met veel zorg in een speciaal notitieboekje - toen de student verdwenen was – en speelde het door aan de redactie van het schooltijdschrift (2) (voor de excellente chronyke), want hij wilde iedereen van de blunders laten genieten en was dus één van de pioniers van vakoverschrijdend denken.
...
De schrijver was een slissensjaat in de Germaanse filharmonie.
De 3 belangrijkste filosofen van de 18de eeuw waren Jean, Jacques en Rousseau.
...
Vijfendertig jaar waren snel voorbij gevlogen en de dag naderde waarop P.P. met pensoen ging. Een paar leerlingen organiseerden een kleine actie voor een passend afscheidsgeschenk. Met de medewerking van de studiemeester kwamen zij te weten dat P.P. nooit iemand had doen zakken. Buizen, nee dat deed hij niet.
...’

In maart 1995 schreef Jef in het dialect over Zef:

’Zef kost de “zj” niejoëtspreken. En oät noeët nie gekost en an zout noeët ni kinn, zètou mo petje van. De mensjken da ta nog nie choeërdanj, doä moes’n azoeë ne kië stillekes lachen, mo ge weirto rap o gewoeën. Vanassen nog e kintj was, zanj zallemo Zefken tegen em. En louter zou et Zef blijven. ’t Es wel en zenant affeire as aën ezel Rozee oetj en a kat Zan. A oä der a dikkes o gepaast zenn ezel terdoeëpen in Wensenslas of Zebedeus, mo dan waster valeiven ni fa gekommen, want daddes allemo zoe simpel niet: nen ouën ezel kinj nog lastiger erskolen as nen beroepsdopper. Op en ander zei tmansvolk poezeken of ratteken tegen ele vraa, mo Zef doäne zoä Soeken tege zèn Sarlot, pesies gelèk zèn noenkel Salen. Doäne zoä oeëk Soeken tege zèn Mariezan. Alliën assen ni choe chesloupen oä, kloenk et ewa ketter en tei wast Soe, zonder tirlantantjes.
...’
In oktober 1997 verhaalde Jef over een ‘schoonheidswedstrijd’ in Rozegem:
‘...
De meisjes lieten (zich van) hun beste kant zien.
Miss Queddenhoek (3) zag er stralend uit en draaide perfect ovale rondjes met haar derrière. Miss Hellegat bewoog zich slakketraag voorwaarts, alsof ze over eieren stapte. Miss Piepa draaide haar donkere oogballen dribbelsnel in het rond en verzekerde zich zo van heel wat nieuwsgierige blikken. ... Miss Keirekesberg lachtte en lachte en lachtte maar, kwestie van voor de “mansmensjken” met de kuiltjes in haar wangen en het putteke in haar kin te kunnen pronken. Miss Belle was alom bekend om haar chokerend devies: “Open en Bloot” (want daar vallen heel wat venten voor; zij had er al genoeg gekanteld, zeker! Vooral bruggepensioneerden). Ook vandaag was ze een wandelend voorbeeld van haar parool: ze was immers diep uitgesplit en gedecolleteerd “jusqu’au fils”. Au nom du Père et du Fils et du Saint Esprit.
...
Het was inmiddels de hoogste tijd geworden om eraan te beginnen. De schepen van vermakelijkheden beklom het podium en stak een dure Corps Diplomatique op en een feestelijke speech af. De sigaar ging veel langer mee dan de toespraak duurde.
Dan was het de beurt aan de missen. Ze moesten zich voorstellen, een paar keer catwalk lopen, een eindje “perkeninken” (=hinkelen. God waar is de tijd?), een kwiske kwissen en uiteindelijk zo origineel mogelijk afsluiten, liefst op rijm. De koeien op de belendende percelen staarden hun koeienogen uit hun koeienkop. Ze vergaten te grazen en te kauwen, maar dachten vol nostalgie aan de tijd dat ze zelf nog jonge, mooie kalfjes waren en met enig bestudeerd staartslingeren zelfs mid-life-stieren konden doen snuiven.
Rond de klok van zessen waren ze op de feestweide nog allemaal “in the mood”. Miss Jedbees had haar suprematie nog maar eens bevestigd.
...
Door de luidsprekers kreunde de bedrogen minnaar over zijn stukgelopen relatie “Waar moet ik heen zonder jou?”, waarop de meubelfabrikant nog altijd even monter een eerbaar voorstel deed: “Kom naar de meubelen Peremans, met of zonder haar!”
...’


----------------------------------------------------------------------
(1) Mag een katholiek de zuster van zijn weduwe trouwen?
(2) Wat ook Jef deed.
(3) De namen verwijzen naar Roosdaalse plaatsnamen.