Dender/visrecht |
|
Abt Ferdinand Vander Haeghen, van de abdij van Ninove, in zijn dagboek:
1731
‘Op 27 september, met de bedoeling enkele vissen te vangen, hebben wij onze netten gespannen in de Dender, op het rechtsgebied van de dorpsheer van Pamel. Ze werden daar bemerkt door de graaf de Mastaing, voogd van het zoontje van de onlangs overleden graaf de Couppigny, dorpsheer van de voormelde parochie. Hij liet de netten wegvoeren en neerleggen in het kasteel. Wanneer ik dit vernam, ben ik hem gaan spreken om onze visrechten te verdedigen en ik heb opnieuw de netten doen spannen door E.H. Emmanuel Ghiselin, cellier van onze abdij. In een brief waarmede hij mij vereerde, had de dorpsheer mij laten weten dat men de netten mocht weghalen in het kasteel en ik zond er twee van onze knechten naartoe, aan wie de meier, op last van de heer, onze netten teruggaf. Als die knechten naar de abdij terugkwamen, vertelden zij mij dat één van hen, nl. Petrus Van Aelst, uit Ninove, zoon van Egidius, ongeveer 20 jaar oud, een papier had moeten ondertekenen maar dat hij niet goed wist wat erop geschreven stond en dat hij het met een kruisje moest tekenen, daar hij niet kon schrijven. Dit op verzoek van de meier en de rentmeester van voormelde graaf.
Vrezende dat dit in tegenstrijd was met ons visrecht liet ik aan voornoemde meier en rentmeester, N. La Sander, door Petrus Vanden Abeele, baljuw van Meerbeke, het volgende bekendmaken:'
' Den Eerw. Heere prelaet der Abdye van Ste Cornelis ende Cyprianus neffens Ninhoven, laet weten aen Sr. La Sander, woonachtigh op het casteel binnen Pamel in Brabant, in qualiteyt als meyer van Pamel ende ontfangher vande achtergelaeten Edele weese van wijlent den hooghen ende seer edelen heere d'Oygnies, grave van Couppignies, heere van Pamel, etc. etc. dat synder kennisse is gecommen dat sekeren jonghelinck by naeme Peeter Van Aelst, opden derden deser, synde op den voorschreven casteele aldaer vermetentlyck buyten wete en sonder eenighe order ofte last vanden onderschreven, saude onderteeckent hebben met syn marcq sekeren act weghens ons recht van visschen op de riviere den Dendere, ofte andersints, die by den voorschreven meyer ende ontfangher over de voorschreven weese in bewarenisse is gehauden, soo ist dat den selven act om redenen voorseyt by ons wort ghedesadvoyeert ende ghedesapprobeert, soo wy den selven over onse gheseyde Abdye desavoyeeren ende desapprobeeren by desen. Versoeckende hier van d'insinuatie ende relaes. Actum in onse voorschreven Abdye, desen 22 october 1731, Ferd. Vander Haeghen, abt van Ninhoven. Den onderschreven bailliu der parochie ende heerelyckheyt van Meerbeke by Ninhoven vercklaert het origineel deser onderteeckent by den Eerw. Heere prelaet der Abdye van Ninhoven, geinsi(nueert) te hebben aen Sr. La Sander ontfangher, over de Edele weese vanden heer grave van Couppignies, binnen Pamel den 23 october 1731, ende was onderteeckent/P. Vanden Abeele.' |