boomstructuur: startpagina >
artikelindex Marge > artikel


Tyfus en cholera te Pamel

Hoge koorts, heftige diarree, groot vochtverlies. Tyfus of cholera? In de 19e en begin de 20e eeuw troffen beide ziekten in Pamel meerdere gezinnen, buurten. En telkens was er ook de angst voor verdere uitbreiding.

Van 1 juni tot 1 augustus 1847 stierven beneden-Pamel 26 kinderen en jong-volwassenen aan tyfus, waaronder het zusje (2 j. 3 m.) en broertje (4 j. 5 m.) van Victor De Klerck, de Dikke van Pamel.

Eind 1853, begin 1854 stierven negen bewoners van de Hoogstraat aan tyfus, allen tussen de 16 en 25 jaar. Op 14 januari 1854 beraadslaagde de gemeentraad: 'Ziekte en dood wandelen van huis tot huis. De getroffenen sterven soms na enkele uren. Vele huizen in de Hoogstraat zijn armoedige lemen woninkjes, in zeer slechte staat, waar zieken en gezonden moeten samenleven.' Daarop besliste de raad dat alle 'petites cabanes qui s' y trouvent' gewit moesten worden met kalk van de beste kwaliteit, zowel binnen als buiten. Bovendien moesten de huisjes binnenin grondig gereinigd worden. De 'fossés' (1) zelfs elke dag.
Op 1 oktober 1854 begon de gemeente zelf de 'petites cabanes' te witten: 62 huisjes op Ledeberg, 46 te Poelk, 57 te (beneden) Pamel, 165 in het totaal. Dus niet alleen op de Hoogstraat, maar eveneens in de andere gehuchten waar ook mensen besmet raakten. Zo stierven in de Kamstraat, in oktober 1854 vader, moeder en zoon op vijf dagen tijds aan cholera. Tussen september 1854 en april 1855 werden minstens 140 inwoners van Pamel geïnfecteerd, de meesten overwonnen de ziekte, maar toch overleden er zes aan tyfus en acht aan cholera.
De gemeenteraad had intussen aan de regering en de provincieraad een toelage gevraagd om de gedane maatregelen te bekostigen, maar zonder respons. Wel konden met giften (in 1854 minstens 463 fr, in 1855 minstens 377 fr) klederen, dekens, bedden, ... worden aangekocht.

1908: weer tyfus-zieken in Pamel.
Vandaar dat op 1 oktober de gemeenteraad het voorstel van het ministerie van landbouw besprak om ofwel nieuwe waterputten te graven, ofwel een waterleiding aan te leggen en sommige putten die niet proper waren te dempen. Maar de raad oordeelde dat het graven van nieuwe putten of het aanleggen van een waterleiding te duur zou uitvallen en dat het sluiten van sommige putten 'eenen algemeenen opstand' zou teweegbrengen. Daarom beperkte het gemeentebestuur er zich toe de 'betrokkenen' aan te raden de bestaande putten te reinigen.
Intussen verzorgden in het nieuw gebouwde 'godshuis' in Pamel-centrum drie zusters vijftig tyfuslijders uit Pamel en omgeving.

Tien jaar later, op 15 maart 1918 schreef de grote dichter en prozaïst Karel Van de Woestijne, die van april 1917 tot begin oktober 1918 verbleef in een huis van de familie Borginon op de Ledebergdries, aan zijn uitgever: '... sedert een kleine drie weken ligt mijne vrouw doodelijk ziek te bed: koortsen die niet wijken willen, bijna nooit minder dan veertig graden, en vannacht heeft zij veel bloed verloren. De toestand is zeer bedenkelijk; of wij er haar doorheen halen ...? De dokter noemt den naam der ziekte niet, maar - ik kan hem raden.' Die dokter was Gustave Borginon en de naam der ziekte was tyfus. Karel Van de Woestijne dichtte:

 

 

Gij draagt het gladde mom der nood:
uw oog is groot van lijden;
het naaste naken van den dood
heeft uwen mond gescheiden.

 

Maar gelukkig, mevr. Van de Woestijne herstelde.


------------------------------------------------------------------------
(1) 'Zeppen' of greppeltjes waarlangs het afvalwater al of niet wegvloeide, broeinesten van ziektekiemen.