boomstructuur: startpagina >
artikelindex Marge > artikel


Remedies voor de peerden die de biijckpijn (1) hebben

Genoteerd door Jan-Baptist van Tricht ca. 1750 in zijn memorieboek.

Men sal ten eersten het peert laeten (2) van bij sijden inden biijck (1) ende oock inde tonghe. Eenen ader of twee geopent hebben, soo mach men van achter in het fondament ofte arsderm met de handt in gaen ende met smadt (3) bestrijcken of olie, den stront iijtnemen (1) iijt (1) den arsderm ende dan een poel saut (4) in den selven steeken soo diep als het moegelijck is, ende met de handt den derm wat schiden (5) ofte hij somstijts verdriijt (6) waer, ende dan het pert wat laeten over en weer gaen. Soo silt gij seker alle biijckpijn daer mede genesen, als sij niet langhe gediert en heft.
……….
Teeckenen van verstoptheijdt.
Als nu de verstoptheijdt begint te commen, dat sal men mercken als de peerden dickmael aer meist lossen en niet veel seffens (7), ende oock veelmaels haer waeter lossen ende oock seer weinigh seffens. ….
……….
Daer sijn oock veel der leij clisteren (8) die hier toe seer dinstelijck (9) sijn, …
Inden eersten soo sal men nemen witte ofte roede malve (10), beet (11), in Vlanderen roomsch genampt, bijngel criijt (12), alsem, van elck een ansvol (13), samen wel vaneen geklopt ende gesoden met drij pinten waeter. Laet het samen sooden tot dat gij eenen pot haut. Soo silt gij het persen ende daer indoen wat saut met wat lijes (14), olie oft smadt.
Een ander: men magh meter hasten (15) nemen een pint melck warin gemackt sijnde met oninck (16), boter ende saut ofte siijcker (1) een vierendeel (17)
...........



--------------------------------------------------------------
(1) Jan-Baptist schreef een ‘i’ waar we normaal een ‘u’ verwachten: buikpijn, buik, uitnemen, uit, suiker.
(2) aderlaten
(3) smout, reuzel
(4) een handvol zout
(5) schikken
(6) verdraaid
(7) tegelijk
(8) velerlei lavementen
(9) doeltreffend
(10) witte of rode maluwe, kaasjeskruid
(11) biet
(12) bengelkruid
(13) handvol
(14) lies
(15) metterhaast
(16) honing
(17) het vierde deel van een pond