boomstructuur: startpagina >
artikelindex Marge > artikel


Sagen nog verteld in Roosdaal in 1967 (1)

1. alven = aardgeesten
Marie Evenepoel, 69 j., landbouwster, Strijtem:
'Mijn broer was te Pamel getrouwd. Hij moest naar Okegem gaan hoejle lossen op ne grote vest. Hij kwam naar huis nie. "Toe Marie, gaat gij" zei mijn vader. Ik mee mijn schoonbroer weg. Maar as we twee huizen weg waren wisten we nie mië waar da we waren. We gingen en we kwamen over grachten en we moesten erover springen. 't Ha petang nijg gevrozen en we zweetten dat 't wreed was. "'k Ga mij hier neerzetten" zei ekik. En as ke van d' alf geleid waart, tein moeste a blokken of a schoenen uit doen en tein koeste aë weg weer weten. As 'k op de kerk 't koest horen slaan tein wiste ook waar da ge waart. Maar we haën nog niks g'hoord en daarmee ha ik mij neergezet. 'k Ha zjust schoenen aan en gelijk da'k den iësten trek geef om mijn schoenen open te doen, beken ik mij. We waren aan Burne Leckx, waar dat de zeven beuken staan. We gingen vut en we vonden mijn broer. In 't weerkommen ha ekik a gelezen en as we weer op die plosj waren was mijn schoonbroer weer van d'alf geleid. 'k Hem hem tein moeten vastpakken en azo hem naar huis trekken. As 'n a een uur in huis was, wist 'n nog altijd nie waar dat 'n was.'

Cyrilles Vereecken, 77 j., veehandelaar, Pamel:
'Ik ging naar den bos noten trekken en 'k moet zeggen da'k schrik ha en in den klaren dag ben ik van d'alf geleid en van tein ben ik altijd tot na 't Sint-Jansevangelie in de mis gebleven en 'k en hem het nie mië voreg'had.'

2. stalkaarsen, vuurbollen = vuurgeesten
Maurice Bruylandt, 61 j., metser, Pamel:
'Een stalkiès da was gas da door verrotting va lijken ontstond. Da gas is ontvlambaar en die vlammekes gaan op en neer. Stalkièsen kunde zien rond de kerk, op de kerkhoven en die lagen dikkes op een hoogte. En aske een ander licht deed brannen tein was die stalkiès weg. Maar om de stalkiès te zien moest het stille weer zijn.'

Theofilus Stevens, 85 j., landbouwer, Pamel:
' 't Waren twee meiskes gestorven en rechtover dat huis stonden twee appelbomen en 'sjauves koeste op die appelbomen twee vlammekes zien springen. En de meesjken zaën dat da stalkièsen waren en dat da de zielen van die meiskes waren die weerkeerden.'

Isidoor Ermens, 61 j., landbouwer, Pamel:
'Ik vertrok in Tomberg, in den bos om twaalf uren van den nacht en 't was rond 12.30 u as ik hier boven was. Daar stond tein nog een klemen huizeken. En in ne kië zag ik zo nen helen dikken bol vuur, zeker zo dik as ne ketel en ik bleef staan en ik peisde dat dienen zjust op dat huizeken ging vallen, maar zjust daarboven sprong hij uiteen. 't Was nie ver van mij en ik zag al mee ne kië niks nie mië. Ik ha grote schrik en as ik thuis kwam, hem ik mijn vrouw wakker gemaakt om da te vertellen.'

3. framassons, barende vrouwen = luchtgeesten
Celestine Vaeremans, 82 j., huishoudster, Strijtem:
'De framassons die vlogen 's nachts mee nen trommel door de lucht.'

Cyrillus Vereecken, 77 j., veehandelaar, Pamel:
'Ik moest naar Lommek gaan een koe halen en in ne kië hoord'ik e geroefel boven mijne kop en recht voor mijn voeten viel een brandende sigaar. Da was van ne framasson die door de lucht vloog.'

Jan Van Havermaet, 78 j., landbouwer, Pamel:
' 't Gebeurde van tijd dat de framassons den duivel in de ranken van de hop draaiden en zij deën tein grote scha en dikkes koeste nen helen tijd daarna in die ranken geld vennen die de framassons daar tein ingestoken haën.'

Petrus Van Vaerenbergh, 89 j., landbouwer, Borchtlombeek:
'De barende vrouw die zat in de bomen as 't grote wind was.'

Jean Couck, 85 j., landbouwer Pamel:
' 'k Hem de barende vrouw nog g'hoord. In den hooitijd koest ze pakken hooi oppakken van hie tot in Denderleeuw. En as de was te bleken lag tein koest ze nen deel van de was oppakken.'

4. kludde = plaaggeest
Emiel Bulterijst, 64 j., veldwachter, Pamel:
'Op 't Hooggat zat kludde ook en aske kludde moest dragen tein hing er aan elk haarken nen druppel zweet van de last da g'op u pakte. Ge zaagt tein dikke pjèren rond u lopen.'

Désiré Maesfranckx, 83 j., timmerman, Pamel:
'Klurren dragen, da moe je doen nen helen eind ver en dat is enen die altijd in a hielen stapt en ge moet doen wat dat'n zeit om daar van af te geraken.'

Joanna Maria Appelmans, 85 j., huishoudster, O.-L.-V.-Lombeek:
'Mijn vaër hee mij nog verteld dat enen 's jauves weerkwam van e varken dood te doen. Hij ha zijn bijl nog bij hem. Onderweg hoord'n kludde en as'n bekaast aan de brugge was, zei'n: "As 'k u nie mijdt, geef ik u ne kap." Diene man gaf ne kap naar kludden en 't was een en al vuur.'

5. katten, padden, ... als spookdieren
Désiré Maesfranckx, 83 j., timmerman, Pamel:
'Ik kwam ne kië uit den bos en vandaar volgde mij e katje op. Ik schipte ernaar maar 'k en kreeg het va mijn voeten nie weg en as ekik thuis toekwam hoorde ik ne grote slag op de deur.'

Rufin Wouters, 77 j., bediende, Pamel:
'Hier in Pamel haën de meesjken schrik van een parre want da was een toveres. Vroeger was er in de huizen nog een moezegat en langs daar kwam een dikke parre binnen. Da was toverij. Die meesjken haën die parre overslagen en ze was buitengelopen. Maar 's anderendaags kwam in dat huis een toveres binnen en die hee gezicht la open en ze was helegans overslagen.'

6. bespookte plaatsen
Marie Evenepoel, 69 j., landbouwster, Strijtem:
'Hier op e groot pachthof in Strijtem wieren om 12 u van den nacht alle deuren opengesmeten. De meesjken hemmen ne pater laten kommen maar da bleef 't zelde. Die meesjken zijn hie aangegaan.'

'Mijn avers waren brave meesjken en ze zouen nooit nie gelogen hemmen. Ze waren in hele stal ook betoverd en de geiten vlogen van den enen muur naar den anderen. Hele geiten stierven, alleen nog één schoot over. De pastoor overlas da beestje en hij zei: "As ke nog geld hetj, koopt alen maar een ander beestje. 't Za gedaan zijn maar ge moet oppassen. 't Za hie meiren iet kommen maar ge moogt niks zeggen." Voor ons deur stond er e schoon plein spruiten. Daartegen was e weggelken en op da weggelken kwam e klein oud vrouwken gegaan. Mijn avers waren zjust binnen aan 't café drinken. Da vrouwken ging drie keer rond da plein spruiten en tein ging z'er hee 't mirren inzetten. Mijn vader wou er naar toelopen en vragen wa da ze moest hemmen, maar mijn moeder zei: "Zeg niks". Op da moment zat er in 't mirren van die spruiten ne groten haas en dienen wier ne groten hond en hij is al de Steenstraat weggelopen.'

Jean Couck, 85 j., landbouwer, Pamel:
'Daar beneën was een groot huishaven en ze haën zeventien kinneren. 't Was daar een kind betoverd en ze gingen naar Affligem en ze moesten da kind kleden, zoals O.-L.-Vr. gekleed was, in 't blaat en in 't wit. En da kind was daarmee onttoverd.'

Rufin Wouters, 77 j., bediende, Pamel:
' 'k Hem nog g'hoord waar dat er in 't stal toverij was, dat de koe omklonk en dat ze mee heë kop stond waar da z'anders mee hee achterste stond. De meesjken peinsden da z'iet gekregen ha en ze toesten er nie aangaan en as ze weer binnengingen ha die koe hee omgekeerd en ze haën niks g'hoord.'

Jan Van Havermaet, 78 j., landbouwer, Pamel:
'Hierboven is't er een kasteel geweest en om 12 u van den nacht begoest het daar altijd te spoken. Daar kwam daar ne geest weer en niemand toest daar nog passeren.'

7. toveressen, heksen
Jan Van Der Veken, 80 j., landbouwer, Pamel:
'Lippe Coen ha ne groten notelaar en elken nacht hoorde'n e groot gewoel. De knecht bleef op en rond 1 u begoest da weer. Hij pakte ne lange staak en hij sloeg daarmee in dienen boom en da was gedaan. Maar op nen anderen avond hoorde'n van boven in den boom iet en da zei: "Wilde zo goed zijn van mijn been naar boven te geven." De knecht zei: " 'k Zie hie geen been liggen." "Pak diene staak en doet daarmee da ge iet naar boven geeft en we zullen nie mië weerkommen."'

'Wijlen droegen ne kië aan iemand een komme botermelk en tein een brood bij een vrouw die ne lelijke naam ha. Maar as wijlen van die weerkwamen begoest de miserie in ons huis en we hemmen mee al ons kinneren gesjoukeld. Wijlen zijn naar Affligem geweest en de paters zaën da we daar moesten wegblijven en da we die moesten buiten haven. Die toverij bestond vroeger maar nu is da gedaan.'

'Vroeger koesten de toveressen zwet in de terv doen. Boven ons woonde één en iedereen ha daar schrik van. Niemand wou die vrouw hee terv zoeën. Maar mijn vader ging da toch doen. Maar as ekik dazelfde jaar ons eigen terv ging zoeën zaten we mee zwet dingen.'

'Waar dat een toveres woonde, daar koesten de beesten nie vut. Hierboven woonde een toveres maar 't was daar ook café. En as de pjèren mee de karren opkwamen bleven z' allemaal daar staan en ge mocht gij op de pjèren slaan, ze gingen nie mië vut. Die toveres kwam tein buiten en ze zei: "Laat de beestjes wa rusten, ze zijn moe, ze kunnen nie mië." En as die mannen uit de café weerkwamen, koesten die pjèren weer vut.'

'De heksen koesten in de kerk binnen maar nie mië buiten. As ekik twintig jaar oud was, hem ekik da gezien da ze na de mis nie mië buiten koesten. Ze waren met drieën. De koster ha gepeisd dat da drie toveressen waren en onder de mis ha hij onder den dorpel een gewijde kjès gestoken. Na de mis wouen ze nie buiten gaan maar ze koesten nie. De pastoor is tein moeten kommen en omdat dienen bij helen was, koesten ze buiten.'

'Een toveres koest u iet lappen al vertellen. Ze kwam al klappen tegen u en ze gaf u ne slag en ge moet tein altijd weerslaan, tein koest z'u nie betoveren. In Affligem zaën de paters: 'Ge moet weergeven totda ge de leste slag hetj.'

Franciscus Jacobs, 87 j., landbouwer, Strijtem:
'Ne meesj ha naar 't veld ne kruiwagen klavers g'haald. Da waren wree schoon klavers. Hij moest een beetje bergop en daar was daar zjust een oud vrouwken die ook nen naam ha van toveres. Die toveres hielp aan diene kruiwagen dijven maar 's anderendaags ha dienen boer geen boter van zijn koeien.'

Emiel Bulterijst, 64 j., veldwachter, Pamel:
'As de meesjken bakten gebruikten ze neef, da was tein nog gene gist. Maar hie een beetje voejer was t er ook een vrouw binnen geweest van wie da ze peinsden dat 't een toveres was en da brood wou niet opgaan. Maar ze haën tein een potteken mee wijwater op de moelje gezet en na een half uur liep de hele moelje over.'

Antoine Mattens, 59 j., landbouwer, Strijtem:
'Mijn vader dee ne meesj naar huis en in ne kië kreeg'n ne slag op zijne kop en zijn moesj was weg. Da kan nie anders zijn dan "die toveres van Wattes". Op da moment hoord'n schoon muziek door de lucht en da waren de toveressen die overtrokken.'

Jan Van Havermaet, 78 j., landbouwer, Pamel:
'Van tijd koest ne meesj nie mië vutgaan en stond'n helegans stijf en da was omdat de toveressen op hem zaten.'

'Marie Barak was ook een toveres. Ze passeerde aan een huis da ze aan 't afbreken waren. Ze wouen nen balk uittrekken. En mee geen dertig mannen koesten ze dienen balk daar uitkrijgen.'

'Marie Barak ging ne kië in de kerk rond de lijkkist en gelijk da ze passeerde dee ze alle kièsen omvallen want een toveres mag in de kerk nie kommen.'

' 't Kwamen hie van die bohemers, gipenessen ne kië een beetje hooi of stro vragen. Die vrouw zwiert mee heë rok tegen mijn moeder en mijn moeder wist dat er nu iet ging voorvallen. Ze ging boven op de leer en ze bleef mee heë rok in nen haak hangen en da was vutgekommen van die bohemers.'

'De toveressen lieten gewoonlijk iets achter, van tijd was dat een kous ofwel nen neusdoek en aske dat toest oppakken tein waart ge betoverd.'

'De meesjken lagen in de kinneren helen wieg nen nagel van een poskjès en tein koesten de toveressen daar niks aan doen.'

'As t er in a huis een toveres kwam en aske het St.-Jansevangelie begoest te lezen, tein liepen ze weg.'

Joanna Maria Appelmans, 85 j., huishoudster, O.-L.-V.-Lombeek:
'Mijne man wier ook 's nachts van de maal gereën. Hij was overdag een toveres tegengekomen. 's Nachts zag'en altijd die toveres weer en hij zweette da 't wreed was.'

Arthur De Strijker, 66 j., landbouwer, Borchtlombeek:
'Ne kozijn van mij ging achter een toveres. Ge kunt weten wanneer dat het een echte toveres is. Ge moet achter hee gaan en ge moet aë rechte voet in heë slinken zetten en aë slinken in heë rechten. Azo maakte tein kruis. A'st een toveres is tein zal z'op zij gaan en u doorlaten. Tegen mijne kozijn ha ze gezeid: "Allé, onnozele snul gaat door." Mijne kozijn ha schrik g'had dat 't wreed was want 't was een echte toveres.'

8. tovenaars
Marie Evenepoel, 69 j., landbouwster, Strijtem:
'Op 't kasteel te Lommek daar waren drie of vier masjsers nen toren aan 't baven. Enen van die masjsers vloog elken nacht door de veister en tein vloog'n boven de vijver ne kië rond. In dienen toren is altijd e gatje gebleven en ze hemmen da nooit nie toegekregen.'

Jean Couck, 85 j., landbouwer, Pamel:
'Bij nen boer werkte nen man en da was nen toveraar en diene koest op ne plasj al 't mes openwerpen. Hij moest alleen in zijn hannen plasjen en zeggen: "allemaal gelijk" en da mes vloog open.'

' 't Was hie ne man, beneën ons, en da was nen toveraar en diene was van den duvel bezeten en hij koest nie sterven. De pastoor toest er nie naar toegaan maar den onderpastoor ging en as'n aan dat huis kwam hoorde'n e rumoer, een hels lawaait. Den onderpastoor trok de deur open en riep: "Vijverman, waar zitte?" Hij zei: "Mee ene poot in d'helle." Den onderpastoor zweette da 't wreed was as'n dienen overlas maar daarna is'n tein toch kunnen sterven.'

Tot slot een triestig, verward maar toch mooi verhaal,
verteld, thuis bij Dominicus Bellemans, 68 j., landbouwer, Borchtlombeek:
'Ik hem e kinneke g'had en as da zes dagen oud was is da kind betoverd. Ons Simonne was zes jaar en ik zei tegen hee: "Haal ne kië da manjeken dat daar buiten staat binnen." Ons Simonne pakt'n da manjeken maar ze vond ook ne crochet. Ik pak da vast en daarvan is ons klein kind betoverd. Mijn meer zei: "Werpt diene crochet in de stoof." Ik dee da maar ik zei "Ne crochet kan toch nie verbrannen." Ik wou hem er weer uitpakken maar hij was weg, hij was heel zeker door de schouw weggevlogen. Na vier weken gingen wijlen mee da kind naar Affligem. Een week later gingen wijlen weer, maar ons kind verslechterde. Tein as't een maand of negen was, gingen we mee da kind naar de paters van St.-Job te Aalst. De die hemmen ons kind doen sterven. Ze vroegen mij iëst hoelang dat da al duurde en waarmee dat da gekommen was. Ik zei alles en ze gaven mij twee madojlekes en een litanie mee. "Legt dat aan 't voetje en aan 't kopken van 't kinneken."
's Meires wier er altijd geklopt en as wijlen gingen zien, zagen we niemand. Van as we weer binnen waren, wier er weer geklopt. Mijne man bleef buiten staan en in ne kië zag'en ne meesj gelijk nen boom, ne vreemden op kloefen. Dat is dienen die ons kind heel zeker hee betoverd. Mijne man schoot er hem naar toe en hij zei tein: "Ha ik da geweten, ik ha dat toch nie gedaan". Op da moment was'n weg en mijne man zag niks nie mië. De pater ha mij gezeid dat diene zelde nacht mijn kind om 1 u zou gered zijn. Wijlen haën allemaal goei hoop. Op klokslag 1 u was ons kinneken dood. De pater heet da kind doen sterven. En tein was diene last van onze kleinen op mij gekommen. 'k Ben ekik tein naar den onderpastoor geweest en 'k hem ekik op mijn knieën daar moeten zitten, en den onderpastoor hee mij tein overlezen en 't zweet drupte van zijn gezicht gelijk dat'n da kwaad wou wegkrijgen.'

En nog twee:
Jean Couck, 85 j., landbouwer, Pamel:
'Op Leeberg heet er ook een kaartlegster gewoond. 'k Ging er naar toe omda mijn kot duiven gepakt was. Ze begoest mee de kaarten te leggen en ze zei drie meesjken en bij die ging ekik mijn duiven vennen. Maar as ik da zei, lachten ze me allemaal uit.'

Jan Van Havermaet, 78 j., landbouwer, Pamel:
'Hierboven is't er ne zesweg en daar moeste mee een zwet kieken onder aën arm kommen om a ziel te verkopen.'


---------------------------------------------------------------------
(1) De Groot Marguerite: 'Sagenonderzoek aan de grens van Oost-Vlaanderen en Brabant', licentiaatsverhandeling, K.U.L., 1967, 467 p.