boomstructuur: startpagina >
artikelindex Marge > artikel


Vondelingen te O.-L.-V.-Lombeek

'... in den bosch genoempt den Boesbergh' (1) werd op 18 augustus 1777 een pasgeboren kind aangetroffen. Daarop zocht de baljuw een voedstermoeder en vond Anna Maria Beijl, huisvrouw van Emmanuel de Weert, bereid zich over de vondeling te ontfermen. Zij kreeg er van de armendis (of armentafel, H. Geesttafel) 'drij guldens ter maent' voor. Maar in december 1778 stierf de vondeling. Volgens de armmeester bedroeg de kost uiteindelijk 85 gulden en 18 stuivers: 'de alimentatie ende opvoedinge van het vondelinck', maar eveneens lijnwaad ten bedrage van 11 gulden en 17 stuivers en ook 'extraordinair verschot' of voorschotten betaald door de voedsterouders voor de voeding van de vondeling, o.a. wittebrood en suiker.
De pastoor had de vondeling op 18 augustus gedoopt en hem de naaam Christianus gegeven, waarschijnlijk omdat Christianus de Mooter peter wou zijn; meter was Maria Jacoba Anthoons. Toen de pastoor eind 1778 het overlijden van het jongetje inschreef gaf hij het ook een achternaam: Christianus van den boesenberghbosch.

In de morgen van 5 november 1793 zag Adriaan de Leeuw een vondeling voor zijn venster liggen. Dezelfde dag nog doopte de pastoor het jongetje als Hubertus, naar de lokale bedevaartheilige. Twaalf dagen later overleed Hubertus, zonder een achternaam te hebben gekregen.



----------------------------------------------------------------------
(1) In de armenrekeningen van O.-L.-V.-Lombeek.