boomstructuur: startpagina >
AZ-index > artikelindex Z > artikel


Zusters Apostolinnen (Borchtlombeek)

Klooster (Kloosterstraat)

Judocus van Overstraeten had ca. 1833 de oude pastorie (1) aan de Voetbeek gekocht. Het was zijn wens dat de zusters Apostolinnen van Berchem, waar hij 18 jaar directeur was geweest, er zich zouden vestigen. Uiteindelijk zouden vier zusters naar Borchtlombeek komen. Bij testament van 9 augustus 1833, schonk Judocus aan twee (!) zusters het ‘erf met huis daarop staande, zijnde de oude pastorie van Borchtlombeek, groot omtrent 1 bunder, om daarvan te genieten en erover te beschikken van af de dag van mijn overlijden, op conditie dat dit huis of oude pastorie ten eeuwige dage zal moeten dienen voor een klooster der Apostolinnen in hetwelk zij zullen moeten een school of pensionaat houden voor juffrouwen ...' Later werd ook een derde zuster mede-eigenaar, maar een vierde zuster weigerde de schenking!
De zusters vervulden de wens van hun vroegere directeur, gaven dagelijks les, ook op zondag. Eveneens hielden zij een pensionaat open. Te zwaar voor maar vier zusters. Bovendien overleed moeder-overste in 1835 zodat ze nog maar met drie overbleven. Zij wilden terug naar hun moederklooster en na het overlijden van Judocus van Overstraeten in 1837 keerden de zusters dan ook weer naar Berchem.
In een brief van 16 oktober 1837 aan de aartsbisschop somde pastoor Schellens de redenen op waarom het plan van Judocus van Overstraeten tot mislukking gedoemd was:
- De overste van het moederhuis van de zusters in Berchem – wel 10 uur van hier! – was een weifelend en besluitloos iemand, de ene dag beval ze dit en de volgende dag net het tegenovergestelde.
- Ze zond die zusters naar Borchtlombeek die ze in Berchem graag kwijt was.
- De zusters kenden te weinig Frans, daarbij ‘zij hadden in 't Vlaamsch den slechten accent van Hoog-Vlaanderen' wat voor 't pensionaat zeer nadelig was.
- In de week kwamen er dagelijks 150 kinderen naar school en de zondagsschool telde er evenveel; daarbij was er nog het pensionaat en voor al die kinderen was het aantal zusters onvoldoende. (2)

Maar aan wie kwam, na het vertrek van de zusters, de oude pastorie/het klooster toe?
Enerzijds had Judocus van Overstraeten in zijn testament ook geschreven dat indien de zusters 'dit huis en erve kwamen te verlaten of hun klooster kwam afgeschaft te worden, dan zal hetzelfde in vollen eigendom wederkeren aan de wettige erfgenamen.' Anderzijds had pastoor Schellens aan Judocus, drie weken voor zijn overlijden, nog gevraagd of als de zusters zouden vertrekken 'het gesticht weer aan de familie kwam', waarop Judocus had geantwoord: 'Mijn wil is dat het blijft dienen voor een school en ik laat alles over aan uw goede zorg.' (2)
(Slechts) 2 (van de 10) erfgenamen van Judocus van Overstraeten vorderden dan ook de eigendom van het klooster. (3) Het kwam tot een proces, maar ‘Les soeurs Apostolinnes de Berchem et Monsieur le curé Schellens obtiennent ainsi un assez beau triomphe.' M.a.w. de zusters bleven eigenaar. Ook pastoor Schellens had altijd beweerd: 'Die uit Berchem hebben er den vollen eigendom van!', maar wou graag dat het klooster gekocht werd van de zusters. Wat ook gebeurde; bij notariële akte van 15 oktober 1839 kwam het klooster met bijhorende gronden, mits betaling van 4500 fr, weer in handen van ... de familie van Overstraeten en werd uiteindelijk eigendom van Joanna Catharina Agnes van Overstraeten, jongste zus van Judocus!
Vooral pastoor Schellens speelde het sluw. In oktober 1837 stelde hij nog dat het zinloos was in Borchtlombeek een klooster te stichten dat afhing van een moederhuis, maar twee jaar later namen de zusters Franciscanessen, waarvan zijn tante Antonia Schellens moeder-overste was, hun intrek in het leegstaande klooster aan de Voetbeek. Ongetwijfeld heeft hij Joanna Catharina beïnvloed om het klooster op nog 'slechts' 28 a 13 ca te schenken aan de zusters Franciscanessen.





--------------------------------------------------------------------------
(1) Bij de verkoop had de oude pastorie een kelder, drie kamers, een keuken en een washuis op het gelijkvloers, vier kamers op de eerste verdieping. Ernaast stonden er ook stallingen en een koetshuis. Het domein was toen gedeeltelijk omringd door hagen, met erbinnen ook een tuin met fruitbomen, een vijver, een weide en een bos.
(2) Herman Van Herreweghen in 'DF-Klokje', Davidsfonds Roosdaal, 2013, 45e jg nr 3. Aldaar p. 80.
(3) Als argumenten haalden ze aan dat de school een andere bestemming kreeg, namelijk voor de arme kinderen van Borchtlombeek, zowel jongens als meisjes. Ook was volgens hen de schenking ongeldig omdat een van de zusters ze geweigerd had.