boomstructuur: startpagina >
AZ-index > artikelindex Z > (Liefde)Zusters V.Z. > artikel


(Liefde)Zustes van de Verrezen Zaligmaker/beginperiode

De oorspronkelijke tekst, geschreven in potlood, werd in 1985 overgeschreven; hier letterlijk (ook met punten, komma's en verbindingstekens) overgenomen:

 


 
Pamel is een zeer belangrijke gemeente der provincie Brabant, gelegen op den rechteroever v.d. Dender, op een uurke afstand van Ninove - hadden ten jare 1904 nog zijn Godshuis niet. 't Was op aandringen van den Eerw. Heer Pastoor Van Eyndhoven de Zusters van den H. Vincentius à Paulo, anders gezegd de Liefdedochters van den Verrezen Zaligmaker van 't Moederhuis te Sint-Niklaas-Waas, het op haar namen daar ter plaatse een toevluchtshuis op te richten, waar zij getrouw aan dien schoonen titel van zuster van Liefde, de steun zouden zijn van ouderlingen en kranken, dezer troost in hunne laatste dagen, en voegen wij het erbij van menigeen wellicht de weg wijzen naar het eeuwig Vaderland. Op 9 november 1904 kwamen drie der waarde zusters naar Pamel; klein waren zij in getal, maar groot door haar begeerte nu goed te doen en sterk door de belofte harer oversten, medehelpsters te krijgen naarmate zij er zouden nodig hebben. De drie zusters waren: Eerw. Zuster Overste Imelda, Zuster Renildis en Zuster Ernestine. Alle beginselen zijn moeilijk, die brave zusters ondervinden het maar al te wel, en de eerste moeilijkheid was: waar zouden zij huisvesten? Pamel zag zijn schoone nieuwe kerke en pastorij te zien in gebruik nemen en 't wierd besloten dat de zusters, in afwachting, haren intrek zouden nemen in de oude pastorij. De moeilijkheid was verschoven doch niet opgelost, en zoekende en tastende in 't ontbrekenden werd er voorgesteld nu eens dat de oude kerk in klooster zou veranderd worden - dan eens, dat men een nieuw klooster zou bouwen op 't uiteinde van den hof der pastorij - Vele woorden wierden daar natuurlijk daarover verwisseld; maanden op maanden bleef het bij die gebroken woorden zonder uitslag, en binst dien tijd leefden de zusters in hunne pastorij, moesten zij er leven uitsluitelijk van hoop, maar zonder wezentlijken onderstand, noch voor het tijdelijke noch voor het geestelijke. Voor het tijdelijke immers was er geen 't minsten inkomen. Op 9 november in Pamel aangeland kregen zij alleenlijk op 27 Dec. hunne eerste thuisliggers: een oud vrouwtje Catharina Hastveld en een ziekelijk meisje, daarbij bleef het maandenlang. Leven moesten de zusters dus waarlijk met hetgeen zij van brave mensen ontvingen en hier mag met dankbaarheid de naam "Van Tricht" genoemd worden. Voor wat het geestelijke kloosterleven betreft verkeerden zij in een onbeholpen toestand, zij waren verre van de kerke, de weg was lastig en hobbelig, 't was winter en wilden ze mis hooren, dit alles moesten zij trotseeren, zelfs des 'zondags waren zij verplicht de eene naar de vroegmis, de andere naar de hoogmis der Parochiekerk te gaan. Zij hadden wel is waar, eene kleine kapel, waar zij het geluk hadden O.L.H. te bezitten, en waar de Eerw. Heer De Beenhouwer, hoewel ziekelijk nu en dan een mis kwam lezen en de H. Communie uitdelen, maar dat duurde maar eene maand, en dan was het wederom van de Geestelijkheid van Pamel dat elke geestelijke hulp komen moest. - Maar voor die priester was het dikwijls moeilijk naar 't klooster te komen, de dienst in de parochie was veeltijds een beletsel en zoo gebeurde het eensdaags dat de Zusters van St. Nikolaas hunne medezusters van Pamel een bezoek brengende, deze laat in den voormiddag nog nuchter waren, daar zij nog steeds in afwachting waren van de komst des Priesters. Dit alles samengenomen: geen vaste woonplaats, geen thuisliggers van ouderlingen, geen middelen van bestaan, zoo verre van de kerke, dit alles zeggen wij, deed in St. Nikolaas het besluit nemen de zusters van Pamel terug te roepen. Doch Eerw. Heer Pastoor van Pamel verstond maar al te wel, hoe jammer dit zou geweest zijn voor zijn parochie .... en Hij wist het middel te vinden om Eerwaarde Vader van Sint-Nikolaas te bewegen zijn besluit in te trekken, verzekerende dat onmiddellijk middel zou geschaft worden voor alles op eene behoorlijke wijze in te richten. De zaken zoo vastgesteld zijnde 't en duurde niet lange, of de gelegenheid werd gevonden van den Heer Van Tricht, een stuk grond nabij de nieuwe kerk af te koopen; alhoewel het getal thuisliggers en ouderlingen dan nog maar geklommen was tot 8 mannen en eene vrouw waagde men het nogtans in St Nikolaas, op 't aandringen van Eerw. Heer Pastoor, den koop toe te slaan en het bouwen van een nieuw klooster te beginnen -
Het werk werd aangelegd op Goeden Vrijdag 1906. De bouwkundige was Mr Goethals van Aalst, de ondernemer Mr Verstraete van ........... Het bouwen heeft twee jaar min een maand geduurd. Het gesticht bestaat uit een hoofd of voorgebouw, dan zijn de kamers van de 't huisliggers; aan dat gebouw hangen twee groote vleugels, de vleugel zuidwaarts dient voor de ouderlingen mannen, die noo(r)dwaarts voor de oude vrouwkens. Te midden van het voorgebouw en tussen die twee vleugels staat de kapel, waarlijk "Te midden van u zal ik mijn tabernakel opslaan" - God dank 't gebouw dus stond er, maar 't moeste nu bevolkt zijn en dit ging maar langzaam. Dat de Heer gebruikt somtijds wondere (dingen) middelen, die menselijkerwijze gesproken het (doel)einde dat zij betrachten zouden moeten ten gronde slaan. - 't Was hier het geval. Immers iedereen is bijzonderlijk te dien tijde was verschrikt voor de besmettelijke ziekte die men typhus noemt - Doch Liefdezusters kennen geene aardsche voorzichtigheid, maar eene hoogere wijsheid, deze die in nood zijn ter hulpe te komen. - En ziet, zonder zich af te vragen of hunne handelwijze niet voorgoed en voor altijd aan t' huisliggers en ouderlingen de vrees zal inboezemen in hun gesticht binnen te komen, stelden de Liefdezusters de deuren van het gesticht wagewijd open voor 't inbrengen van typhuslijders. Ja zelfs, ooggetuigen verhalen dat die drie liefdezusters de zelfopoffering verre dreven, de slachtoffers van den geesel ten huize te gaan halen om ze bij haar, in het gesticht binnen te brengen! Hoe het nu mogelijk geweest is dat drie zusters 50 typhuslijders, waarvan er weinig of geen gestorven zijn, verzorgd hebben, dat weet God alleen, maar dat was genoeg voor die zusters, daar zij ook maar van Hem alléén haren loon verwachtten - Eene nogtans viel, slachtoffer van hare heldenmoed: de Eerw. Zuster Ernestine. Door de besmetting aangetast, werd zij tot het uiterste gebracht doch, God dank, herstelde. Die edelmoedige zelfopoffering der zusters, bleef niet zonder beloning en scheen als den zegen van God op het gesticht te hebben nedergetrokken en inderdaad eens de geesel der ziekte voorbij, t' huisliggers en ouderlingen kwamen binnen zoodanig dat men hetzelfde jaar nog twee zusters en 't volgende jaar nog twee andere zusters moest doen komen van St. Nikolaas. 't Gesticht wierd nu ook tot zijn ware bestemming gebracht, een Godshuis werd het voor ouderlingen, geen hospitaal (Gasthuis) meer voor zieken - 't Was ook rond dien tijd dat reeds eenige kostgangsters, zooals zij dat hier in 't Gesticht noemen, hunnen opdracht deden, t.t.z. een zekere som stortte om tot het einde van hun leven in het gesticht te mogen verblijven. 't Zij in 't voorbijgaan gezegd, 't zijn er die een voordeelig akkoord hebben aangegaan - zoveel te beter voor haar. Zij kwamen hier bijna stervende binnen, door de goede zorgen der zusters keerden zij weder van den boord van het graf, werden wederom kloek en gezond en leefden nog jaren gezapig voort. Ondertusschen 't klooster mocht ze verzorgen en onderhouden met de eenige franken intrest der door hen weinig gestorte honderde franken! Men moet vroeg opstaan zegt men om een vos te vangen. Ja, maar ook somtijds om niet door een oud vrouwke gevangen te zijn. 't Was in de jaren 1909 of 1910 dat het gesticht bekend wierd in Brussel en 't omliggende, en dat het armbestuur der gemeenten, zoo b.v. Schaarbeek-Laeken enz. hunne ouderlingen die zij niet huisvesten konden naar Pamel zonden. In een woord, uit- en ingang kwam er in 't gesticht in beweging hetgeen een teeken van leven, van bloei en groei is. Doch ziet, niet lange en kan noch en mag her hier beneden wel gaan, vrede, liefde eendracht tusschen zusters en ouderlingen woonden in Pamels' gesticht, toen al met eens Eerw. Zuster Overste Imelda, de ware moeder van het huis, naar St. Nikolaas voor goed wierd teruggeroepen - Daar had men ze nodig, maar 't was eene waren tegenslag voor 't Godshuis. Zij wierd vervangen door Eerw. Zuster Sylvie die de last van het bestuur gedragen heeft tot in 't jaar 1913. Onder haar bestuur het getal der inwoners tot 70, tot 80 tot 90, zoodanig dat men steeds verplicht was nieuwe zusters te vragen om den last van 't werk te helpen dragen. Onder het getal dezer zusters, kwam in april 1913 Zuster Guiliëlma, die kort daarna in November van 't zelfde jaar tot overste benoemd werd.
Zoals gezegd dus, binst die jaren sloeg alles mede, ene zake nogtans, die van (al) de zusters geenszins afhing ontbrak nog, 't was de hulp van eenen geestelijken bestuurder of Directeur. Zekerlijk was het Gesticht geene plaats voor eenen priester in den bloei en de kracht zijner jaren, en zo gebeurde het dat het aartsbisdom het ambt van Directeur toe vertrouwde, meestal aan eenen ziekelijken Priester die terzelver tijde, dat hij geestelijken dienst zou bewijzen ook zijne gezondheid zou herstellen. Onder de bestuurders telt men de Eerw. Heer Collins en van Eeckhoute, die in de eerste jaren van het bestaan van het gesticht, hun ambt uitoefenden, doch hélaas voor geheel korten tijd. Wat meer is, binst jaren is men geweest zonder Directeur. De Eerw. zusters en ouderlingen, moesten toen om de goddelijke diensten te hooren ter kerke gaan, hetgeen voor velen, ingezien hunne jaren hunne ziekelijkheden enz. geheel lastig ja zelfs dikwijls onmogelijk was - Nadat het ambt van Directeur geheel lange had opengestaan kwam hier ten jare ...... als Bestuurder, de Eerw. Heer Vermandere. - Doch ziekelijk zijnde stierf hij na tijdverloop van twee maanden. Korten tijd nadien werd hij opgevolgd door den Eerw. Heer Alfons Mertens. En hier moeten wij de Voorzienigheid van God bewonderen en bedanken, immers de droevige jaren zouden weldra aanbreken, waaraan iedereen zijnen tol zou betalen, de oorlog waaraan men niet dacht stond voor de deur en het gesticht zouden wijze geleider noodig hebben om het hoofd te bieden aan de moeilijkheden en den last die deze wereldramp hier zooals overal zoude medebrengen. God had die wijze geleiders geschonken de Eerw. Heer Mertens en Eerw. Zuster Overste Guilelma. - Nauwelijks hier aangekomen of zij bemerkten dat eene kleine wat ingerichte boerderij het grootste nut aan het gesticht zou bijbrengen. Het oude gedeelte der hofstede van overtijd, dat daar gebrekkelijk nog stond en geheel het uitzicht van het schoone nieuwe klooster ontsierde werd dus ten gronde afgebroken en op de grenzen van den hof, den hof insluitende en vrij was en de werd ten zuiden gebouwd het waschhuis met aanhoorigheden en ten noorden de bakkerij, de boerderij met schuur, peerdenstal - koei en zwijnenstal. De schuur wierd onderkelderd, een ruime plaats zou men daar vinden voor den voorraad als aardappelen, groensels enz. te bergen voor den winter. Ten vollen was men aan dat werk bezig toen de oorlog uitbrak. Niet wetende wat gebeuren zou wrocht men met den meesten spoed voort om zoohaast mogelijk het werk af te maken. Doch haastige spoed is zelden goed. Het gebeurde dat op zekeren dag een nieuw geplaatste muur instortte, verscheidene slachtoffers lagen onder de opeengevallen steenen en waren nogal erg gekwetste, ja zelf één van hen was tot in den kelder geworpen geweest en 't was maar met de meeste moeite en grootste gevaar dat de edelmoedige Zuster Ernestine erin gelukte den sukkelaar meer dood dan levend uit zijnen neteligen toestand te redden. Verre gevolgen had evenwel dit ongeval vooral niet nu de gebouwen der boerderij eens stonden was het ze te gebruiken. (Koei- en zwijnenstal moesten bevolkt worden en t' en duurde niet lang of drie melkkoeiën stonden aan den band en wel verzorgd zooals zij waren hadden zij voor zeker den prijs behaald op al de markten van Brabant. Ginder in 't verste stal lag menige keer een vette kerel ter slachtbank veroordeeld - en eens geslacht, gekapt en gebraden zouden zij op de tafels der (onder)dekens welkom zijn - en de schuur ook en de kelder onder de schuur moesten gevuld worden met vruchten en voorraad) doch daarvoor had men land noodig en men had er nog geen. God dank, de Eerw. Heer Mertens kwam er toe de Heeren Van Tricht te bewilligen een stuk grond in de nabijheid van 't klooster te verkoopen. - 't Kostte veel moeite en veel geld maar 't kwam er toch, en zoo is 't klooster tegenwoordig in 't bezit van eenen tweeden hof, zuidwaarts gelegen en degelijk ommuurd, alsook van eenen buitenhof beschikt voor hun en tot den Eerw. Heer Directeur; en van het land dat ligt al gene zijde van de straat, juiste voor het klooster en gevrijwaard door eene schoone doorne haag. Dit alles nu hadde leven en werkzaamheid en wonne en tevredenheid in 't klooster gebracht ware het niet geweest van dat verschrikkelijk fantoom: de oorlog die in 't omliggende reeds geweldig aan 't woeden was. Benauwelijke uren stond men hier ook uit in 't klooster, toen ten jaren '14 een groot deel van 't vijandelijke legerde en zoekende in den bosch op de berg, Ledeberg, op vier, vijf minuten van 't klooster gelegen - Met vrees en angst was het dat men ademde toen men binst den dag, ergen bachten een gordijntje gezeten, dat ontzaggelijke leger zag voorbij trekken of toen men binst den nacht den zwaren en gemeten stap der soldaten hoorde, of den grond voelde daveren toen een of ander zwaar kanon of zwaar beladen munietiewagen voorbijtrok. Met angst was het ook dat men de zoo dikwijls tergende bevelen der duitschers ontving. Zoo b.v. op zekeren avond, toen zoo dikwijls elders het strengste tergende bevel gegeven geweest was, alles in 't diepste duister te houden, werd hier voorgeschreven al de kamers van gans het gesticht te verlichten. Inbeelden kan men zich niet wat zoo'n zonderling bevel op ouderlingen en bijzonder op oude wijvekens moest teweegbrengen! 't Was hiervoor, 't was daarvoor, 't was om 't klooster van verre te kunnen zien en er op te schieten .... of om uit de vliegmachienen bommen er op te werpen ... gemakkelijk kan men verstaan hoe de gemoederen waren en hoe het aan de zusters moeilijk was ze te bedaren. Gelukkig nogtans bleef dit alles dezen keer bij vrees en benauwdheid. Helaas geheel wat anders werd het in 't jaar '17 toen de slachtoffers van den oorlog uit Vlaanderen en 't noorden van 't Fransche alhier aankwamen. Droevige tijden voorwaar, maar heerlijke verdienstelijke tijden voor 't klooster dat nu, om 't in 't kort te zeggen, het toevluchtsoord werd voor alles wat in nood was. En inderdaad, de vluchtelingen kwamen hier in benden toe - (en 't mocht mogelijk zijn of niet, om uit te voeren voor de zusters, de Eerw. H. Bestuurder gaf bevel dat het klooster zou openstaan voor alle vluchtelingen en dat zij zelfs tot dat de toestand zou geregeld worden voedsel zouden ontvangen in 't klooster of dit in de goesting viel van Zuster Overste die niet rekenen kan als er zake is van te geven voor noodlijdenden en in de goesting van de andere zusters die niet rusten kunnen als het geldt ellendigen bij te staan, 't en hoeft niet gezegd te worden. Allen dus èn Bestuurder èn zusters wedijverden om aan de vluchtelingen, indien het mogelijk hadde geweest zelfs hun lot te doen vergeten. Gebeurde het, dat onder hen ouderlingen of zieken gaande waren, bij voorkeur werden zij bij thuisliggers aangenomen. Ja binst gansch den oorlog werd niet één vluchteling, geen een, geweigerd, en was er geen plaats men miek er - (Zoo bleven in 't gesticht als bewoners ééner kamer Mad. Deraedt, en Mad. Marie Nuitten van bornem, zij bleven er tot in '19, merkelijken tijd na de wapenstilstand, en 't was met 't gemoed vol dat zij het geliefd gesticht verlieten - zoo bleven als gewone thuisliggers We(d). Leonie Desmette en haar zoon Jules van Lincelles, zij bleven er tot dat zij naar hun geboorteplaats konden wederkeren, zoo werden ook zieken binnengebracht ........ van ......... en bleven tot dat zij genezen waren, zoo kwam Chr Pattijn van Wervick hier toe oud en ziek om weldra een zalige dood te sterven. Deze zijn slechts enkele voorbeelden om een gedacht te geven van de liefde waarmee die Liefdezusters de vluchtelingen ontvangen hebben.) Mocht de goede God het hun duizendvoudig wedergeven! Maar met 't uitbreken van den oorlog, waren nog andere wonden geopend geworden wier heeling men natuurlijk zoeken kwam in 't klooster - zoo b.v. jonge meisjes waren zonder werk gevallen en wonnen nu niets noch voor haar zelven noch voor hunne familie. Dit bekommerde Eerw. H. Bestuurder en Zuster Overste ten meeste .... Konde men aan die meisjes het kantwerk leeren .... en zoo gedacht, zoo gedaan. Zuster Overste moeste een kantschool oprichten, het kantwerken aanleeren, de kanten uitgeven, nazien het werk betalen enz.) dat al dat werk, hoe overmannend ook van vlucht medegebracht door 't verzorgen vluchtelingen en werkloozen, mag men speeltijd noemen voor de zusters, wanneer men het vergelijkt bij het reuzenwerk dat het klein getal van 13 zusters daar buiten hun gewoon werk, verricht hebben binst den oorlog. Om een gedachte ervan te geven noemen wij slechts de werken die zij, en zij alleen met hunnen Bestuurder op de armen hadden: voedingscomiteit - goutte de lait - volkssoep, schoolmaaltijd, teringlijders, zwakke kinderen, soldaten, vrouwen en ten laatste, maar verre van ten minste) 't waren de zusters die gedurende eenigen tijd in 't comiteit verkochten en bestelden - 't hadde beter geweest van niet, maar nood kent soms geen wetten (en welke wetten deed de oorlog niet over 't hoofd zien) Al die wetten wogen dan op 't klooster 't was te veel, het ging ja en 't ging wel, en misschien ging het nergens zoo wel als in Pamel maar God weet ten welken prijze en met welke uitputtende zelfopofferingen. Wie zal het zeggen hoeveel uren van den nacht hebben gewerkt om gedaan te krijgen, zijn er geen die den nacht door gerekend en gecijferd hebben - is de Eerw. Heer Bestuurder niet gevallen, slachtoffer van zijnen onverpoosden arbeid, zoo het zeggen - van ja! Niet sterk van gezondheid binst 5 jaren met hert en ziel zich toegelegd op 't vervullen van zijn plichten, tot troost en opbeuring bij wien zijne gedachtenis in zegen gebleven is en tot tijdelijk en geestelijk welzijn de Eerw. Zusters die in hem eenen ware Vader en eenen wijzen raadsman vonden. Tot over 't hoofd dus nu in 't werk van 't comiteit voelde hij in November '17 zijne machten steeds verminderen, op 22 die maand heeft hij den laatsten keer, doch niet zonder veel moeite het H. Sce opgedragen - van toen af werd hij bedlegerig, eene pijnlijke en lastige ziekte kwam hem overvallen, met christen gelatenheid heeft hij ze gedragen tot voorbeeld en stichting van al dezen die hem van verre of bij omringden en op 15 Febr. 1918 gaf hij zijn schoone ziel aan God weder die hem zou belonen voor al het goede dat hij bij ouderlingen en zusters gesticht had - 't Was een zware .... op de Parochie zelve, doch de beproeving was lastig, bijzonderlijk voor het gesticht, waar iedereen wist dat de Eerw. Heer Mertens, moeilijk zou vervangen worden - En nogtans, met een overtuigend "Alles zooals God" namen de Liefdezusters, sterk door hunne liefde den moed in beide handen, en droegen nu alleen den last èn van het verzorgen der ouderlingen, die nu rond de 100 in getal waren, en wel bijzonderlijk die zware last van het comiteit met al zijn bijkomende werken. (Wat al stoffelijk werk dit alles gevergd heeft, en wat al schrijven en wrijven, en wat al opmaken van lastige en moeilijke rekeningen Zuster Overste ten dien tijde ten deel zijn gevallen, is waarlijk onbeschrijvelijk, doch 't ergste was en bleef dat de Zuster Overste in alles alleen stonden en haren raad en raadsman niet meer hadden - 't Is maar een priester vluchteling, de onderpastoor van Wervick, kwam bij hen inwonen en er de kerkelijke diensten te doen, doch hij was daar toch maar tijdelijk, kon alle dagen tot zijne bediening als onderpastoor wedergeroepen zijn en wagen mochte en durfde hij dus niet zich met 't bestuur van 't klooster te bemoeien. Ook was het niet noodig, immers door hare wilskracht, haar werken en zwoegen geraakten de zusters door alles, alhoewel zij somtijds voor ongelooflijke moeilijkheden stonden. Zoo werd op zekeren dag door de duitsche oversten aangekondigd dat 6000 vluchtelingen tot Pamel zouden aankomen, voor 't onderhoud der welken de gemeenteraad voorzorgen te nemen had - Gemeentebestuur en armbestuur waren radeloos bij 't vernemen van dat nieuws; waar zouden zij hunnen toevlucht nemen tenzij naar 't klooster. Hunne beslissing was dood eenvoudig: 't klooster zou voor alles zorgen! 't Was gemakkelijk om zeggen maar zeer moeilijk om uit te voeren, doch 't bleef zoo, ten kon niet anders. Gelukkiglijk werd 't klooster, zooals gansch Pamel nog al lange gespaard gebleven van de al te grote plagerijen der duitschers, doch met Allerheiligen avond van '18 begon het spel en nog al redelijk wel! Juist voor de vespers waren zij daar en volgens hunne loffelijke gewoonte, zonder te vragen indien er mogelijkheid was, moesten zij hebben wat zij begeeerden - Zij namen dus het waschhuis in en gebruikten het als het hunne, met schoone genoeg te spreken, mochten de zusters het nogtans nog enige uren per week gebruiken - Den weg naar 't gesticht hadden zij gevonden en nu zoude het zijne gang gaan. 's Anderendaags op weinige dagen daarna een geheel staf doctoren, zij moesten een onderzoekzaal hebben voor hunne zieke soldaten - Alle zalen waren ten dien tijde proppensvol met zieken en ouderlingen - nichts zu macken! De bedden der kleine mannenzaal moesten buiten en tegen morgen om 11 uren moesten alles kant en klaar zijn in de zaal voorzien van licht en vuur, van tafels en stoelen. Wat later kwam een duitsche boever: "er muszte ein Pferdenstall haben" De schuur stond hen nog al aan, zij zouden zijne peerden in de schuurvloer plaatsen en gerust zou zij dan zelve in 't strooi kruip. Verders 500 gevangene, duitse soldaten, die volgens het schijnt weigerden nog te vechten, lagen in de kerk waar bijgevolg de goddelijke diensten geen plaats meer hebben konden - Een duitsch die nog wat mens was, hadden geerne nog elders geplaatst, men doorzocht en doorliep gans het gesticht, doch hoe vurig men begeerde, die 500 binnen te brengen verstond men nogtans ditmaal dat het onmogelijk was - en deze keer 't gesticht schoot vrij: 't Was ook ten dien tijde dat de weggedrevenen van Tourcoing en Rijsel alhier afdaalden. Zo geschiede het dat op zekeren avond twee kloosterlingen van Rijssel met eenige van hun stadsgenoten hier toekwamen, verjagen waren zij uit hun klooster en hadden hunne medebroeders verloren. De weg van Rijssel tot hier hadden zij te voet afgelegd, en zoo waren zij gesukkeld tot in Pamel; onnodig te zeggen dat zij in het gesticht met opene armen ontvangen werden - En zoo gebeurde er alle dagen iets nieuws en onverwachts in 't klooster, het eene pijnlijker en droeviger dan het andere ja zelve somtijds, maar zelden nogtans, iets kluchtig. Zo op zekeren dag kwamen drie grote duitschen meneeren logist zoeken in 't klooster, de spreekkamers stonden hen nogal aan, doch daar zij vernamen dat het gesticht een krankenhaus was werden zij bevreesd voor hunne kostelijke gezondheid, ze waren dus beet, men loeg eens hertelijk bachten hunnen rug, doch helaas te vroeg, immers zij zouden wel elders gaan logeren maar al hun gerief zouden zij medenemen uit 't klooster: bedden, beddegoed, wol enz. Op eenen anderen dag waren er twee die goeste hadden op dezelfde kamer, en om zeker te spelen, de eerst toegekomene sloot de deur al binnen, hélaas, daartoe al de macht zijner sterke vuisten gebruikende verwrong hij het slot. Wanneer nu eenigen tijd daarna hij buiten wilde, wat hij deed of niet, wat hij schreeuwde of tierde, wat hij sloeg of stampte, zat de vogel gevangen tot boos vermaak der soldaten, zijner onderdanen die, men zag het, er waarlijk deugd van hadden. Jammer nogtans dat de arme deur het zoo moest bekoopen met slagen! ablean - Toen mijnheer, wilde hij toch eindelijk buiten geraken door 't venster moeste kruipen - honteuse comme un renard qu' une poule avait pris - maar wat duitschen zijn, bewezen zij hier zooals op zoo meenige andere plaatsen. 't Was op 7 Nov. na de middag, wederom waren zij daar, de duitschen! en ditmaal noch min noch meer, moesten zij het gesticht hebben als lazarett. Om kort te zijn, door een eerste bevel moeste men ineens gansch den helft van 't gesticht afstaan en tegen 's anderendaags 11 ure, moest alles in regel zijn - De vrouwkes dus en de zieken, moesten uit hunne zalen en bedden, 't ergste was dat zij hunne bedden moesten afstaan voor de soldaten die komen zouden. Hoe zouden zij zelve dus die oudekes en zieken den nacht doorbrengen, dit ging den duitsch niet aan. Dat was één. Ten
2e al de thuisliggers moesten uit hunne kamer, de doctoren zouden ze bezetten! Men had schoon te bemerken dat die kamer met den inboedel toebehoort aan die ouderlingen en dat menigeen ze niet zoude willen afstaan, niets te doen, de duitschers zij alleen waren nu de meesters, en willen die ouderlingen dat niet verstaan, wir werpen sie hin aus! Dat was twee - Ten 3e men moest een onderzoeklokaal hebben voor de doctoren, men ging dan al den anderen kant van 't gesticht, en de kleine mannenzaal moest geruimd worden. Dat was drie! Ten 4e - de niet zwaar gekwetste soldaten zouden logeeren op zolder en allen die handen hadden moesten maar beginnen strooi op te brengen. Verders, men moeste eene keuken hebben en eenigen van die helden vonden de kapel daar juist zou voor geschikt zijn! - eindelijk, doet voor duitschen niet het minst noodzakelijke - men moest eene casino of drankzaal (hebben) vinden - en dat alles moeste veerdig zijn tegen 's anderendaags 11 ure. Men deed opmerken dat dit letterlijk onmogelijk was, 't antwoord was: 't moet zijn. Sind Schwester hie genin - waar geweld is is geen rede dus en men zette zich aan 't werk, de oude vrouwkes, werden op eenen strooizak in de eetzaal der zusters gebracht; hertscheurend was het die oude zieke mensen benauwd en bevreesd daar op de grond te zien liggen - de t'huisliggers gingen logeeren waar zij ergens plaats vonden, velen schikten zich ergens in eenen hoek op eene kant van den zolder, in een woord alles stond over einde in het gesticht waar gewoonlijk alles zoo op orde ging en menige zuster was tot tranen toe bewogen bij het aanschouwen van al dat leed en lijden dat van hunnen geliefde ouderlingen en zieken dien dag berokken werd. Reeds is het 81/2 ure en nog altijd sleuren, slepen en verdragen en moed en troost toespreken van de bevreesde en beangstige ouderlingen. Men belt, nogmaals 't zijn duitschen, dezelfde, wat nu! Men vraagt Eerw. Zuster Overste en den Directeur, maar wat zijn die bestanden van deze namiddag veranderd - nu bieden zij hunne verschooning aan vooral den last die zij aangedaan hebben en het lazarett moet zijn niet hier maar in Liedekerke. Onmogelijk den indruk te beschrijven bij dat onverwachte nieuws, welk een genoegen (ondervond) dat men ondervond, toen men de misnoegde doctoren hunne kamers zag verlaten, welk een zucht van verlichting die iedereen ontsnapte toen men de deur sloot op de laatste duitsch die buiten stond. Dat de vreugde maar van korten duur was, de oorlog woedde voort en eenen schrikkelijken nacht moest men nog beleven tussen 9 en 10 November tijdens de geweldige ontploffing van Denderleeuw. In den beginnen wist men niet wat er op handen was, men dacht dus dat men op Pamel schoot, alle oogenblikken, bij iedere ontploffing daverde waarlijk het gesticht op zijne grondvesten! En dat duurden den ganschen nacht. Benauwelijk! Dinsdag 10 Nov. zoude 't laatste zijn - 't werd geschreven op de deur van 't klooster: 10 officieren - 40 mannen - en de bewoners kon het niet verkroppen en vaagde dat geschrift eenvoudiglijk uit. - Dat was erg - moeste die kwartiermeester weder keren en het uitgevaagd vinden, 't zou er gaan luiden - Wat gedaan, een laatste keer schone gaan spreken bij de hoofdman der duitschers die wetende dat zijn rijk ten einde, een geruststellend antwoord gaf. Ondertussen werd 't overal geweten dat morgen wapenstilstand zijn zou. Dien maandag morgen kwam een duitsche priester misse lezen de eenige die ooit in 't gesticht gekomen is en voorzeker binst die misse werd menig Te Deum ten hemel gericht. Om 11 ure 's morgens werd aan de trotsheid van den duitscher een einde gesteld en op dien dag dat Duitschland zoo vernederd werd, op die dag dat de duitsche keizer, die halve god vluchten moest vierden de overwonnenen soldaten, wat nog nooit gebeurde de triomf om hunne nederlaag. Vreugdevuur ontstaken zij, zingen en jubelen deden zij. Onverstaanbaar en toch waar - Niet lange duurde het of met uitbundige vreugde en blijdschap ontving men de fransche soldaten, hoe geerne en hoe wel. Die klaar zagen verstonden het werk van hierboven. Pamels gesticht verstond en uit dankbaarheid werden er ook lichten ontstoken aan de grot, de grotto van O.L.Vr. van Lourdes, die Eerw. Zuster Overste, binst den oorlog had laten oprichten en een tweede heiligdom in 't klooster is geworden, omringd en opgeluisterd door eene liefderijke tot en eene sierlijke balustrade om de dankbaarheid te bestendigen werd een standbeeld opgericht aan den waren, den groten overwinnaar voor 't H. Hart/Hert van Jezus in den ingang van het gesticht om iedereen indachtig maken dat er in het jare 1918 door 't H. Hart aan den wereld den vrede wierd geschonken: Pace nobis reddita, Cordi Jesu laus celebratus. enz. enz. ...........