boomstructuur: startpagina >
AZ-index > artikelindex S > artikel


Sint-Amandus

Parochie Borchtlombeek
In 1146 werd de parochie Borchtlombeek finaal overgedragen aan de abdij van Ninove die het patronaat over de parochie behield tot, tijdens de Franse revolutie, de abdij in 1796 werd opgeheven. Vandaar een opdeling in drie grote perioden.


1. - 1146

1.1. Vermoedelijk kreeg de parochie Borchtlombeek Sint-Amandus als patroon, ingevolge de plaatselijke overlevering over zijn kerstening van de regio. Hij zou te Borchtlombeek ‘eene fonteyne’ hebben doen ontspringen ‘gemeynelyck genaempt den Mansborre, int kort; maer voormaels Amandsborre geheeten, tzij omdat Amandus denselven heeft doen ontspringhen, tzij omdat hij dikwijls uyt denselven heeft gedroncken.’ (1) Ook zou Sint-Amandus er langs zijn gekomen toen hij zijn zuster/nicht Nona, die te Meerbeke verbleef, bezocht.

1.2. Volgens een oorkonde uit 1146 hingen de kerken van Borchtlombeek en Strijtem toen af van de moederkerk in Liedekerke, ‘ecclesia de Ledechercha cum appenditiis suis, videlicet Lumbeca et Strithem’. Zijn beide parochies in de 9e eeuw (2) ontstaan als appendicia van de grotere parochie Liedekerke? Of zijn zij in de 9e eeuw begonnen als ‘Eigenkerk’ (3), maar wanneer werden zij dan afhankelijkheden van de parochie Liedekerke? Waarschijnlijk hield die afhankelijkheid o.a. in dat de pastoor van Liedekerke, in rechte ook pastoor zijnde van Borchtlombeek en Strijtem, in feite de pastoor van de parochies Borchtlombeek of Strijtem ter benoeming voorstelde aan de bisschop; twee parochies die reeds vroeg feitelijk een eigen omschrijving en een eigen patrimonium hadden. (4) Daarbij stelt zich ook de vraag of de kerken van Borchtlombeek en Strijtem voor 1146 bijwijlen/frequent dezelfde pastoor hadden.

1.3. Pastoor
1092 (tot 1140?): Waltelmus, o.a. pastoor van Liedekerke en afhankelijkheden Borchtlombeek en Strijtem.


------------------------------------------------------------------
(1) H.J. Lemmens: ‘Borght-Lombeek’, Monografie, 1901, 39 p. + bijvoegsels. Aldaar pp. 36-37.
(2) Volgens o.a. Hervé Hasquin e.a. ‘klimt de oorsprong waarschijnlijk op tot de 8e eeuw’ in ‘Gemeenten van België 1, 2.’, Gemeentekrediet van België, La Renaissance du livre, 1980. Aldaar pp. 127, 1071.
(3) Waarbij de eigenaar van de grond waarop de kerk stond, meestal de feodale heer, de bedienaar in de kerk aanstelde en ook kerkelijke inkomsten opstreek.
(4) J. Verbesselt: ‘Het Parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw’ Deel XXIII Dekenij Halle V, Koninklijk Geschied- & Oudheidkundig Genootschap van Vlaams-Brabant, 1991, 572 p. Aldaar pp. 166-167.

2. 1146 - 1796


2.1. Door betwisting van de abdij van Jette-Dielegem over het bezit van tienden en altaarrechten, duurde het van ca. 1140 tot 1146 vooraleer de overname van de kerken Liedekerke, Borchtlombeek en Strijtem door de abdij van Ninove in een bisschoppelijke oorkonde definitief werd bezegeld. (1) Gevolg ervan, al in 1162-1163 werd in oorkonden de ‘parochia de Lumbecca’ (2) afzonderlijk vermeld, was er geen sprake meer van afhankelijkheid van Liedekerke. De parochie Borchtlombeek had voortaan in rechte een eigen pastoor en had een eigen tiendegebied. Wel was de parochie volgens het taxatiebedrag dat ze aan het bisdom Kamerijk in de 14e-15e eeuw moest betalen 'maar' een parochie derde klas, zonder veel inkomsten. De pastoors waren tot in de 13e eeuw nog seculiere priesters, daarna monniken van de abdij. Deze behield het patronaat over de parochie Borchtlombeek tot ze in 1796 tijdens de Franse revolutie werd opgeheven.
Zeker vanaf 1188 en tot 1761 bediende de pastoor van Borchtlombeek de kerk van Strijtem, later zijn onderpastoor.

2.2. De pastoor kreeg regelmatig bezoek, zowel van de deken als van de abt van de abdij van Ninove, o.a.:
* In 1572 schreef de deken in zijn verslag dat pastoor Arnoldus Robbens, kanunnik van Ninove, te Lombeek resideerde en een kapelaan de afhankelijkheid Strijtem bediende. Er was ook een tweede kapelaan die half en half betaald werd door de kerk en de abdij.
* Op 30 augustus 1666 deed abt Joannes De Neve ‘visitatie bij de pastoor van Borchtlombeek en zijn confrater.' Hij vond er ‘alles in behoorlijke staat’, maar beval ‘toch dat er een aparte inventaris zou opgemaakt worden met vermelding van de redenen van uitgaven en ontvangsten.’

2.3.1. Pastoors
De seculiere pastoors moesten hun zelfstandigheid, hun rechten herhaaldelijk verdedigen t.o.v. de abdij van Ninove, o.a. hun behoud van tienden binnen de Vrije Eigendom Kattem. Al werden ze daarin gesteund door de bisschop toch was er een evolutie van hun minder inkomsten uit tienden ten bate van de abdij naar hun meer inkomsten in natura. Bovendien werd hen vanaf 1240 een vast tiendegebied toegewezen, vooral onder (Borcht)Lombeek gelegen. Tenslotte kregen na 1600 de pastoors, intussen al enkele eeuwen monniken van de abdij, voornamelijk een bedrag waarvan de samenstelling door die abdij werd bepaald. En … zij behielden toen nog slechts een ‘cleyn thiendeken, 6 gl. weert’. (3)

1188: Giselbertus de Lumbeca, seculier priester
1281: Razo, oudst gekende pastoor-kanunnik van de abdij van Ninove, vermeld als 'plebanus de Lumbeca et Strithem'.
1405: Van den Poel Vranc, 'prochiaen' of pastoor, vernoemd als hoofd van de laatbank van Kattem
1415: Boele Heinrie, vernoemd als hoofd van de laatbank van Kattem. Hij zegelde het perkament met zijn eigen zegel en met dat van de 'cuere'.
1565: Van Hechtelt Willem, in het obituarium van de abdij geboekt als 'prochiaen van Catthem'!
1571: Robbens Arnoldus
1576: De Langhe Antonius
1592 - 1606: Facunes Judocus
1607 - 1616: De Steelandt Helemus
1617 - 1628: Moortgat Egidius
1641 - 1649: Cortvrindt Joannes
1649 - 1654: De Vorstere Benedictus
1656 (1658)- 5/10/1690: Bogaert(s) Petrus
14/10/1690 - 28/9/1695: De Nayer Lambertus
30/9/1695 - 3/7/1699: Gerarts Cyprianus
juli 1699 - juli 1712: De Pape Augustinus
juli 1712 - 27/7/1735: De Coen Martinus
aug. 1735 - 30/7/1741: Vanden Bogaert/Bogaerden Gregorius
aug. 1741 - 13/6/1752: Vastersavents Judocus
28/8/1752 - 31/12/1788: Geerts Joannes Philippus/Petrus
14/1/1789 - 1795: Van den Broeck Rumoldus

2.3.2. Onderpastoors
166x: de Champaigne Philippus
1679 - 13/1/1687: Weyns Norbertus
1687: Charité Carolus
16/1/1687 - 1692 (1694): Van Bellinghen Henricus
1699 - 1/3/1702: Vander Haeghen Cornelius/Ferdinandus
1/3/1702 - 10/8/1717: Wandelaers Jacobus/Norbertus
10/8/1717 - april 1718: Berghs Herman Jozef
1/4/1718 - 4/6/1722: Van Mol Franciscus/Gerardus
4/6/1722 - aug. 1741: Vastersavents Judocus
aug. 1741 - juli 1751: Uyttenhove Joannes
juli 1751 - 28/8/1752: Geerts Joannes Philippus/Petrus
28/8/1752 - aug. 1754: Matt(h)é Cyprianus
1754 - 22/3/1756: De Waeffelere/Wafelaerts Fredericus/Dominicus

2.3.3. Kosters
1697: Van den Neste Lieven
17xx: Steppe Joannes

2.4.6. Vereringen
Voor 1592 werden te Borchtlombeek de relikwieën van de ‘Elfduizend Maagden’ vereerd, maar toen zijn die relieken verdwenen ten gevolge van de godsdiensttroebelen.

2.5.1. Kerkgebouw
In 1596 gaf cartograaf Jacques Horenbault (4) al enig zicht op een middeleeuws kerkje te Borchtlombeek dat echter tussen eind 16e eeuw en eind l7e eeuw door afbraak, wederopbouw evolueerde naar een laatgotische kerk. Rond 1600 werd voor het eenbeukig schip een op zichzelf staande toren gebouwd in witte natuursteen. Volgens decanale verslagen werd tussen 1610 en 1612 aan het koor gewerkt op kosten van de abdij. Werd het toen in witte natuursteen rechthoekig verbouwd en vergroot? Rond 1686 werd het schip met eigen middelen verbouwd, het kreeg drie beuken en werd aldus verbreed en verhoogd. Ook werd het schip binnen gewit.

Landmeter Philip De Dyn tekende de kerk in 1622 (5) en gelijkaardig ca. 1641 (6) (7) (8):
 


De toren met steunberen en galmgaten is drie bouwlagen hoog.
Waarschijnlijk is de zijkapel de O.L.Vrouwkapel waarvan sprake is in archieven.

* O.a. in 1600 werd de kerk door rondtrekkende bendes geprofaneerd, in 1667 door Franse soldaten.
* In 1686 schonk pastoor Bogaert(s) 100 patacons voor herstellingswerken aan de bevloering.

In 1751 tekende ook Judocus de Deken jr. de kerk (5) (9).
 

Globaal gezien lijkt er in 110 jaar weinig veranderd, maar intussen kreeg dat schip wel drie beuken, met binnen muren waarop witte, lichtgekleurde effen kalklagen werden aangebracht, die nu en dan een opfrissing kregen. Uiiteraard moesten er ook regelmatig herstellingen worden uitgevoerd, zo blijkt uit de rekeningen.

2.5.2. Calvarie
Buiten, tegen de achtermuur van het koor werd onder een luifel een calvarie geplaatst, met de gekruisigde Christus, die in lindenhout werd uitgevoerd en met de beelden van O.L.Vrouw en Johannes, beiden in roodgele terracotta. Bovenaan het kruis het opschrift Inri, onderaan Golgotha voorgesteld als een rotspartij met enkele bloemenmotieven, erop een doodshoofd en gekruiste beenderen, allen christelijke symbolen. Zeker al in 1769 hing de calvarie er. (10) De Christusfiguur dateert wellicht uit de 17e eeuw, maar de twee terracottabeelden werden waarschijnlijk pas in de 18e of 19e eeuw geplaatst (ter vervanging van oudere beelden?).

2.5.3. Lambrisering en kerkmeubilair
* In 1756 werd meesterbeeldhouwer F. Van der Roost betaald voor ‘gemaeckt te hebben het belt snijdende werck aen het bosersel in d’hooge coore’ en ook beeldhouwer-schrijnwerker Jan Baptista Kieckens voor het leveren van ’t hautewerck’. Waarschijnlijk werden zij dus  betaald voor de eikenhouten lambrisering van ca. 2 m hoog onder een kroonlijst, links en rechts van het hoogkoor. Voordien in 1737 was meesterschrijnwerker Josephus Roos(s)ens vergoed voor het maken van het ‘nieuwe gestoelte voor de kerck ende armmeesters’. Mogelijk zijn dit de sobere kerkmeestersbanken die dan in 1756 langs beide zijden van het koor voor de nieuwe lambrisering werden geplaatst.
* In het koor hangen ook twee eiken medaillons, links van de H. Paulus, rechts van de H. Petrus. Beide ovale medaillons vertonen een bekronend strikmotief en neerhangende guirlandes (Lodewijk XVI-stijl). Ze zijn waarschijnlijk uit de 2e helft van de 18e eeuw.
* Volgens enkele kwitanties van meestersmid Carolus Pauwels werd hij rond 1769 betaald voor ‘... steenacken, ankers ende avatten voor het ocksael; ... nog eenigh eijsers gemaeckt voor het portael onder het ocksael’. Vermoedelijk waren het kosten voor een nieuw oksaal en portaal.

* Omstreeks 1657 werd er in de kerk van Borchtlombeek een nieuw altaar ‘gezet’, waarschijnlijk geconcipieerd door de Antwerpse beeldhouwer Jan Cortvriendt, gezien een aantekening uit die periode, over ‘het afsetten van den hooghen autaer', op de 2e folio van een kwitantie van hem. (11)
Ter gelegenheid van de opfrissing van de kerk omstreeks 1750 werd het hoogaltaar verbouwd. Meesterbeeldsnijder Simon Joseph Duray en schrijnwerker Nicolaes Roos(s)ens gaven het zijn huidige vorm en marmerimitatie. Een portiekaltaar met vier rijzige versierde, geribde kolommen bekroond met Korinthische kapitelen, waartussen zij het grote retabel (olieverf op doek, hoogte 381 cm x breedte 299,3 cm) spanden dat de aanbidding der wijzen voorstelt, volgens sommigen geschilderd naar Rubens. Waarschijnlijk plaatsten ook zij de predella en geflankeerd door twee engelen het tabernakel waarop zij het offer van Isaak voorstelden.
Ook omstreeks 1750 werd schilder Arnulfus Van Tendeloo betaald voor het ‘geaccommodeert ende in goedenstaet te gestelt te hebben de schilderije vande hooghen autaer’. Was hij dan restaurateur van een recent of reeds langer aanwezig schilderij van oudere datum? En was dan, zoals sommigen beweren, Gaspard De Crayer (1584-1669) de schilder? (12)
Op het altaar staan zes zilveren kandelaars vermoedelijk uit de 18e eeuw. Eveneens uit de 18e eeuw zijn de drie aanwezige antependia, twee geborduurd met goudbrokaat en één geschilderd op hout.
* Ook hebben Simon Joseph Duray en Nicolaes Roos(s)ens rond 1750 zijaltaren in rood dennenhout vervaardigd.
* De vaste eikenhouten communiebank, die thans in het hoogkoor staat, werd ontworpen door beeldhouwer Theodoor Verhaegen en omstreeks 1731 vervaardigd door meesterschrijnwerker Josephus Roos(s)ens. Ze bestaat uit vier vakken die opengewerkt zijn met C-krullen, versierd met acanthusranken en met centraal een verguld vruchtmotief, aan hun zijkanten begrensd door met engelenkopjes versierde geprofileerde paneeltjes; op het middelste paneel echter een kelk met hostie omringd door een vergulde stralenbundel.
* De witmarmeren doopvont, vervaardigd ca. 1700, staat op een vierkante voet, heeft een schacht met rondingen en een kuip waarop een koperen deksel met kruis.
* In de vitrinekast, die hangt aan de pijler links tussen schip en koor, stond tot ver in de 20e eeuw het reliekschrijn van Sint-Amandus, daarna vervangen door een medaillon van de patroonheilige. De kast was dus oorspronkelijk een relikwiekast die waarschijnlijk in de 18e eeuw werd vervaardigd. (13)
 


foto 2016

De eiken vitrinekast kreeg een bovenaan boogvormige glazen deur en werd langs weerszijden verfraaid met C-motieven en bloemenguirlandes. In het bekronende topstuk met palmet werd een vergulde stralenbundel aangebracht met centraal 'het alziende oog' binnen een driehoek (symbool van de drie-eenheid). Links en rechts werden op uitkragingen van de kroonlijst bloemenvazen geplaatst. (14)
Het eiken medaillon van Sint-Amandus dateert waarschijnlijk uit de tweede helft van de 18e eeuw en is mogelijk van S.J. Duray. (15) Sint-Amandus die volgens de legende de regio kerstende/de parochie stichtte, biedt de kerk aan. Het medaillon werd boven verfraaid met een schelpmotief, onderaan met een banderol waarop 'Sint-Amandus', daaronder nog een schelpmotief. In 1944 hing het medaillon nog op de pijler rechts tussen koor en schip.
* De oudste vermelding van de eiken preekstoel dateert uit 1686. Kreeg de preekstoel toen al zijn huidig uitzicht of was dat pas later? (16).
 


foto 2016

Als steunbeeld werd de H. Petrus gebeiteld, met gevoelvolle gelaatsuitdrukking, in een gedrapeerd kleed met zware plooien, aanleunend op een omgekeerd kruis, herinnerend aan zijn marteldood, ook met de twee sleutels van het Koninkrijk der Hemelen. Op de kuip werden in medaillons de Goede Herder met het lam op de schouders en O.L.Vrouw met gevouwen handen op de borst afgebeeld. Op de deur van de kuip is het personage met een palmtak in de handen volgens sommigen de H. Jozef, volgens anderen een Ecce Homo. Het klankbord werd rijkelijk versierd en van vuurpotten voorzien. Sommige delen ervan werden verguld. De preekstoel werd uiteraard de jaren nadien nog gerestaureerd. Zo leverde rond 1733-1734 Petrus Sterkx ‘eenen Christus dienende voor den predikstoel’. (17)
* Gevolg gevend aan het Concilie van Trente werd te Borchtlombeek in 1612 een eerste biechtstoel geplaatst, naderhand stonden er eeuwen vier!
In 1657 tekende beeldhouwer Jan Cortvriendt een kwitantie voor ‘ene biechtstoel voor de kerke van Burghtgrave Lombeke’. (11) Het betreft de biechtstoel die vooraan in de rechter zijbeuk staat.
 


foto 2008

Vooraan het middenvak dragen twee engelen elk op hun hoofd een composiet kapiteel en ondersteunen zo de bekroning. In hun handen houden zij de doornen en de nagels van de kruisiging. De bekroning vertoont centraal het jaar 1657, een engelenkopje, een cartouche en wordt links en rechts ervan verfraaid met voluten en maskers uit wier mond bloemenslingers komen. De twee zijvakken werden soberder uitgewerkt met elk een fries van acanthusranken.
In de linker zijbeuk vooraan staat een eikenhouten biechtstoel waarvan de ontwerper niet gekend is. Zekerder is dat de biechtstoel stamt uit de 17e eeuw. Het middenvak werd geflankeerd door twee pilasters die met arabesken en bovenaan met engelenkopjes versierd werden. Boven de geprofileerde rondboog van de toegang werden florale motieven uitgesneden. Daarboven werd de kroonlijst, die doorloopt naar de twee zijvakken, doorbroken door een volutenprofiel met bekronend schelpmotief. Die zijvakken kregen uiterst links en rechts een vlakke pilaster en composiet kapiteel.
Meestertimmerman Joannes De Dobbeleer werd omstreeks 1748 aangesteld ‘tot het maecken van biechtstoelen’. Waarschijnlijk gaat het om de twee identieke eiken biechtstoelen in Lodewijk XV-stijl die meer achteraan in de linker en rechter zijbeuk staan. Zowel het middenvak als de zijvakken kregen pilastervormige deurposten met bovenaan een asymmetrisch  schelpmotief. Boven het middenvak werd een asymmetrisch rocaillestuk geplaatst versierd met C-vormige krullen, kuiven en een schelpmotief. Zelfs het deurtje werd getooid met een asymmetrisch schelpmotief. Op de uiteinden van de kroonlijst die zwenkt over de ganse biechtstoel werden kleinere rococomotieven gezet. (18)
2.5.4. Liturgisch vaatwerk, kledingstuk
* Zilveren ciborie uit 1685 waarvoor pastoor Bogaert(s) 150 guldens schonk met als voorwaarde dat de kerk jaarlijks en voor eeuwig een plechtig jaargetijde deed voor zijn zielerust en deze van zijn moeder die er begraven lag.
Zilveren zonnemonstrans uit 1692.
Zilveren kelk uit 1761.
* Koorkap in gouddraad uit de 17e eeuw.
Op het schild de H. Amandus die ook hier de kerk aanbiedt. Voorgesteld als bisschop met mijter en staf, met aan zijn voeten een draak, het geheel midden breed loofwerk. Intussen werd deze koorkap al sterk gerestaureerd.

2.5.5. Klokken
* In 1602 noteerde de deken in zijn verslag dat er in de dekenij heel wat klokken werden ontvreemd, zo ook in Borchtlombeek. Volgens een contract uit 1605 kreeg Jehan Grongnart, klokkengieter te Mons, toen opdracht een nieuwe klok te gieten.
* Op 23 september 1781 bleek de grootste van de drie klokken ‘geborsten'. Uiteindelijk is er begin 1790 ‘eenen vermaerden klok-gieter zig komen presenteren', met name de klokkengieters N. Simon en C. De Forest uit Bergen, die de opdracht kregen de klok te hergieten. Daarbij hoopte men in Borchtlombeek dat de oude klok voldoende ‘klokke spijze' zou leveren, maar uit een kwitantie van 4 juni 1790 blijkt dat de klokkengieters nog 178 pond spijs moesten toevoegen. Totale kostprijs: 361 gulden 4 stuivers, 2/3 betaald door de kerk en 1/3 door de peter en door de meter samen (19). Op 15 juni 1790 werd de klok gedoopt/gewijd door E.H. Fr. Van der Elst, ‘Land-deken van het district van sint peeters leeuw'. Peter was Jan-Baptist Carlier, pachter op het Hof te Kattem, meter Maria Magdalena Pepersack, echtgenote van burgemeester Jan Van Overstraeten. Na de plechtigheid ‘is tot dankzegginge gegeven geweest door den pastoor een zeer honorabel tractement in de pastorije' (20).
Waarschijnlijk heeft de klok niet lang in de toren gehangen want nadat de Fransen in 1794 onze streken hadden bezet, hebben zij in vele dorpen klokken meegenomen, vooral de grote, om ze te hergieten tot kanonnen.

2.6. Pastorie
Vermoedelijk in de tweede helft van de 12e eeuw ging de pastoor nabij het hof te Kattem wonen. Om verschillende redenen: de pastorie stond aldus op eigendom van de abdij van Ninove, binnen de Vrije Eigendom waarover de abdij de bestuurlijke macht had, meestal uitgeoefend door de pastoor. Ook boer zijnde woonde deze er bovendien dicht bij de gronden die hij (of beter zijn knecht(en) en meid(en)) bewerkte. Misschien speelde ook mee dat de pastoor zo geen keuze moest maken tussen zijn twee parochies Borchtlombeek en Strijtem.
In 1573 schreef de deken in zijn rapport dat het ‘curenhuys' of pastorie goed onderhouden was. In 1592 noteerde hij dat de pastorie afgebrand was. In 1638 werd de intussen weer opgebouwde pastorie met aanhorigheden verkocht.
Bijna 500 jaar woonde de pastoor op Kattem, nogal ver van zijn beide kerken. Daar kwam meer dan eens kritiek op, waarschijnlijk van de gelovigen die hun pastoor bij ziekte en sterven nabij wilden, maar ook van hogerhand. Zo rapporteerde de deken in 1627 dat de pastorie ‘longe restat ab eclesia' of al te ver van de kerk verwijderd stond.
Uiteindelijk liet abt Roelofs midden 17e eeuw (21) een nieuwe pastorie bouwen aan de Voetbeek (aan de huidige Kloosterstraat), duidelijk dichter bij beide kerken, maar toch nog steeds op de (vrije) eigendom van de abdij en dus nog dicht bij de gronden die de pastoor pachtte.

Op de kaart van Philip De Dyn (1641/1652) staan beide pastorieën getekend:
- ex-Pastorie nabij het hof te Kattem
‘Eerst daer den heere Pastor plach te woonen, commende aen thoff te Catthem, met drij zijden den munnincbosch, groot 6 dachwant 90 roeden.' De pastorie met schuur en stallen staan op de kaart duidelijk aangeduid.
- Pastorie nabij de voetbeek
‘... groot in den tijde alst eenen rotten meersch was 2 dachwant en 90 roeden. Aldaer den Eerwaerden Heere Prelaet Christianus Roelofs doen bouwen heeft een schoon Curenhuys met hof ende wallen.'
Voordien dus een rotte meers; daarom werd het laaggelegen bouwterrein verhoogd waarop een ‘hooghuys' (22) werd gebouwd, een pastorie die maar te bereiken was via een aantal trappen. Ook staan er stallingen en een schuur. Het geheel was omwald.

 


 

In 1667 plunderden Franse soldaten de pastorie., maar in 1703 noteerde abt Freysers in zijn dagboek dat hij de pastorie had bezocht: ‘... en ik vond er alles in verzorgde staat. Wegens brandgevaar heb ik geëist dat de brouwketel zou worden overgebracht naar een nabij gelegen kleine weide. Tevens beval ik dat onmiddellijk na de feesten van Sinksen de kamers aan de achterzijde van de pastorie terug moesten in behoorlijke toestand gebracht worden, maar daartoe beloofde ik het nodige hout te schenken.' Ook abt Van der Eecken liet omstreeks 1762 drie kamers aan- of verbouwen. Op 19 november 1786 brandde de helft van de pastorie af (en gingen ook de parochieregisters in de vlammen op).



------------------------------------------------------------------------
(1) Dit door toedoen van Ywanus van Aalst die zijn feodale rechten over de parochie(s) had afgestaan.
(2) Ook de Vrije Eigendom op Kattem behoorde tot de parochie Borchtlombeek.
(3) J. Verbesselt: ‘Het Parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw’ Deel XXIII Dekenij Halle V, Koninklijk Geschied- & Oudheidkundig Genootschap van Vlaams-Brabant, 1991, 572 p. Aldaar p. 176.
(4) Op zijn kaart van het historische Land van Aalst
(5) Fonds Abdij Ninove in Archief Aartsbisdom Mechelen-Brussel.
(6) Fonds Abdij Ninove in Rijksarchief Gent.
(7) De vierkantshoeve is het hof van Overstraeten.
(8) Nog aanwezige bouwsporen zouden aantonen dat In tegenstelling tot wat deze figuratieve kaart toont het koor tussen 1612 en 1686 hoger was dan het schip. In ‘Beheersplan Sint-Amanduskerk’, 113 p. Aldaar p. 11.
(9) Hier tekende J. De Deken jr. het koor lager dan het schip, maar in 1769 tekende hij op zijn figuratieve kaart het koor hoger dan het schip!
(10) Toen door J. De Deken jr. er getekend op zijn figuratieve kaart.
(11) In een bundel kerkrekeningen uit het archief van de heerlijkheden Borchtlombeek en Vrije Eigendom Kattem zit de kwitantie van Jan Cortvriendt voor de biechtstoel uit 1657; op de 2e folio ervan werd ook het 'afsetten' van het hoogaltaar aan een zekere Geeraert Weynant genoteerd.
(12) Cfr. schilderij 'De aanbidding der wijzen' in de kerk van O.L.V.-Lombeek.
(13) In het ‘Beheersplan Sint-Amanduskerk’ worden zowel Franciscus Van der Roost (1754) als Alexander en Joannes van Nuten (1767) vermeld als, volgens archivalische documenten, de bouwers van de relikwiekast(en).
(14) Het voetstuk is vooraan voorzien van een offerblok met het opschrift ‘Hier offert men ter eere van O.L.Vrouw’.
(15) Diit medaillon vertoont immers veel gelijkenissen met de medaillons die S.J.. Duray verwerkte in de banken van de kerkmeesters in de kerk te O.L.V.-Lombeek. Is dit medaillon 'het beeld van Sint-Amandus' waaraan S.J. Duray in 1750 te Borchtlombeek zou gewerkt hebben?
(16) Stilistisch gezien zou de preekstoel/de Petrusfiguur aan beeldhouwer Willem Kerrickx of aan diens zoon Willem Ignatius kunnen toegeschreven worden.
(17) Wordt hier de Goede Herder met het lam op de schouders bedoeld of het kruisbeeld dat bovenop de kuip werd geplaatst maar thans niet meer aanwezig is?
(18) Bron o.a. ‘Beheersplan Sint-Amanduskerk’, 113 p. Aldaar pp. 25-27.
(19) Er was overeengekomen dat ook de gemeente 1/3 zou betalen maar die liet het afweten.
(20) A.R.A., Parochieregisters Borchtlombeek.
(21) Mogelijke bouwdata:
Ca. 1638 toen de oude pastorie op Kattem werd verkocht? Bovendien staat ze al op de kaart van Philip De Dyn die naar eigen zeggen in 1641 de meting uitvoerde.
Ca. 1652 nadat de pastoor, volgens abt Roelofs, nog drie jaar inwoonde bij de pachter van het hof te Kattem? Of was er een andere reden waarom de pastoor nog niet aan de Voetbeek woonde? Heeft De Dyn in 1652-1653 zijn opmetingen nog aangevuld?
(22) Later zo omschreven.

3. 1796 -


3.1. Met het decreet van 6 juni 1803 werden de dekenijen afgeschaft en bestonden er alleen nog parochiekerken met succursalen. Zo werd de kerk van Borchtlombeek (samen met de kerk van Strijtem) succursale van de parochiekerk OLV-Lombeek. (Hoelang heeft die nieuwe indeling stand gehouden?)

 

3.3.1. Pastoors
1830 - aug. 1851: Schellens Martinus Henricus, liet 2 klokken gieten en hangen.
19/9/1851 - 11/12/1879: Goossens Antonius
29/10/1940 - 24/12/1967: Cogneau Nestor
maart 1968 - september 2002: Vansnick Theo

3.3.2. Onderpastoors
1842 - 1849: Eyckmans Cornelius

3.5.1. Kerkgebouw aan het Kerkplein
* Op 12 juni 1853 besliste de kerkfabriek de toren te laten herstellen en ook werd toen, gezien de toename van de bevolking, provinciaal architect Louis Spaak belast met het ‘opmaken van een plan voor de vergrooting der kerk.’ In de jaren 1855 en 1856 werden de zijbeuken verbreed en verlengd. Bij de verbreding werden de zijgevels afgebroken en verderop nieuw opgetrokken in baksteen. Door de verlenging werd de toren volledig geïntegreerd. Daarbij kwam de nieuwe voorgevel op gelijke hoogte van de voorgevel van de toren, langs weerszijden aangebouwd met de vrijgekomen witte natuursteen van de afgebroken gevels. Ook de achtergevel van het schip werd volledig in baksteen vernieuwd. Bovendien werd het leiendak gerenoveerd. Eveneens werd links van het koor een nieuwe sacristie in baksteen aangebouwd (1), ook rechts maar hier ter vervanging van een oudere sacristie. Van 1857 tot 1862 volgden dan werken in het interieur, werden de zijbeuken voorzien van gewelven, de muren, ook in middenbeuk en koor, bepleisterd. Eveneens werd er een nieuwe vloer gelegd. (2) Daarna werd de kerk beschilderd, waarschijnlijk echter niet onmiddellijk in haar geheel, o.a. in 1865 (zuilen), 1867 (in koor), 1872 (in schip en zijbeuken).
In 1863 werd een houten torentrap geplaatst (3), waarna het extramuraal traptorentje, dat voordien verschillende eeuwen tegen de toren aanleunde, werd verwijderd.
* In 1887 waren er al stabiliteitsproblemen met de linker zijbeukmuur uit 1855-1856. Na onderzoek besloot men in 1888 de zijbeukmuur volledig herop te bouwen en te voorzien van twee steunberen, wat gebeurde in 1889.
* In de eerste helft van de 19e eeuw kreeg de kerk binnen nog grijs-wit tinten, maar na de verbouwingen werd roze de hoofdtoon, werden de nissen van de zijaltaren groen gekleurd, de plinten roodbruin en voor decoratieve accenten op b.v. consoles en sluitstenen werd mokkabruin gebruikt, … de gewelfvlakken bleven wit. Mogelijk was het gewelf van het koor daarentegen rozig. Nadat verschillende schakeringen van grijs korte tijd de bovenhand kregen, werd na 1889 het gewelf roze gekleurd, zo ook in het koor, de wanden van het schip beige, de plinten groengrijs, de nissen van de zijaltaren groenblauw, … op meerdere plaatsen verfraaid met motieven aangebracht met sjablonen. Een foto uit 1944 vertelt dat toen zuilen, kapitelen en scheibogen waren gedecapeerd; vanaf wanneer en tot 1948? Toen werd het hele interieur rozig oranje geverfd, de plinten echter okergeel. Ook in 1972 kreeg de kerk een verfbeurt, toen beige/gebroken wit met geelgroene accenten. Na decapering werden de zuilen dun geplamuurd en geschilderd. Het laatst werd de kerk volgens recente verfkennis geschilderd in 2021-2022.
* Uiteraard moesten er ook na de 19e eeuwse verbouwingen nog regelmaig herstellingen uitgevoerd worden zoals o.a. rond 1900 herstellen van gevelparementen; rond 1930 ‘groote herstelling aan ’t dak der kerk’; in 1964/1971 herstellingen aan het dak van toren, rechter zijbeuk, koor en sacristie; in 1996 volledige restauratie van het exterieur bestaande uit gevelwerken, dakwerken, vernieuwen buitenschrijnwerk; in 2009 injecteren van muren en zuilen tegen opstijgend vocht; in 2012-2013 vernieuwen van de installaties verwarming, elektriciteit, verlichting.
 


foto 2023

De vierkante toren heeft vier geledingen waarvan de drie onderste vooraan door twee steunberen geschoord worden. Deze steunberen vertonen vier versnijdingen. De vierde geleding van de toren heeft in drie gevels gekoppelde, rondboogvormige galmgaten. In de gevel links zit een groot rondboogvenster. Van de wijzerplaat met een diameter van 1,95 m zijn de wijzers en cijfers verguld in bladgoud. De torenspits die achtzijdig is en bedekt werd met natuurleien, heeft links, rechts en achteraan dakkapellen en wordt bekroond met een kruis in ijzeren smeedwerk en met een haan bekleed met bladgoud, hersteld in 1996.
In de voorgevel zitten diverse soorten natuursteen van verschillende formaten, aangebracht bij de verbouwingen midden 19e eeuw, maar ook bij recentere reparaties.
Ook bij de verbouwingen midden 19e eeuw werd het hoog spitsboogvormig venster geplaatst met smeedijzeren roedenverdeling, dat het oksaal verlicht.

* Op 21/8/2003 werd de kerk bij MB als monument beschermd.
 


foto 2023

* Buiten kunnen toren en koor gezien worden als de restanten in natuursteen van de vroegere laatgotische kerk.
* De bakstenen gevels van de zijbeuken hebben onderaan een plint in natuursteen. De spitsboogvensters uit het midden van de 19e eeuw vertonen een dooreen geweven lancetvormig maaswerk in smeedijzer, waarin gele-, witte- en oranjekleurige glasplaatjes met centraal een kruismotief. Door de bouw van de twee sacristieën heeft het koor links en rechts maar één spitsboogvenster overgehouden. Ook de sacristieën hebben een spitsboogvenster met een smeedijzeren raamwerk en met metalen roedenverdeling.
* Tegen de buitenmuur achteraan het koor werden omstreeks 1865 de drie beelden van de calvarie hersteld en gevernist door Fr. Pouliaert en in 1869 werd schilder H. Forger betaald voor het leveren van 'coleuren voor de calvaer'. Omstreeks 1900 werd de sokkel vervangen door een rotspartij uitgevoerd in beton. Rond 1996 werden de beelden overschilderd, de Christusfiguur polychroom en de twee terracottabeelden met witte verf.
Onder de calvarie herinnert een gedenkplaat aan vier vroegere pastoors, aangevuld met een gedenkplaat waarop ook pastoor Vansnick in herinnering wordt gebracht.
* Onderaan de rechter buitenmuur van het koor werden drie grafstenen van Borchtlombeekse notabelen ingemetseld, ook onderaan de linker buitenmuur werd een grafsteen geplaatst maar de inscripties ervan zijn onleesbeer.

* Binnen resulteerden de verbouwingen midden 19e eeuw in een schip waarvan de middenbeuk, zoals ook nog vandaag, ca. 5,20 m breed is en 17,50 m lang, de zijbeuken 5,50 m breed zijn. Daarbij stelt zich meermaals de vraag in welke mate de verbouwing van ca. 1686 nog in zuilen, kapitelen, scheibogen, ... aanwezig, terug te vinden is.
- De middenbeuk omvat vier ongelijke traveeën. Boven de eerste travee met inkomportaal en oksaal bevindt zich de toren. Deze wordt tussen de 1e en 2e travee ondersteund door twee zwaardere zuilen, elk tegen een steunmuur met scheiboog in de zijbeuken. (4) De volgende vier zuilen zijn vrijstaand, hebben een 8-zijdige sokkel en een ronde schacht en dragen een 8-zijdig kapiteel. De sokkels hebben een versmallende versnijding en bovenaan een driedubbel bolprofiel. De schachten vertonen boven een stenen ring als aanzet van een kapiteel met kroonlijst. Deze schachten en kapitelen zijn uit blauwe hardsteen.
De zuilen ondersteunen tussen middenbeuk en zijbeuken de spitsboogvormige scheibogen, van verschillende hoogte en breedte, die van buiten naar binnen hol-bol-kwarthol zijn geprofileerd.
De middenbeuk is overwelfd met bakstenen kruisribgewelven waarvan de ribben en de met o.a. rozetten opgehoogde gordelbogen  worden gedragen door meerledig geprofileerde kraagstenen.
- De zijbeuken met elk vier traveeën worden overwelfd met kruisribgewelven, in lattenwerk beplakt met pleistermortel. De ribben, kraagstenen en sluitstenen zijn aangebracht in stucwerk en hebben een eenvoudiger profilering dan in de middenbeuk. Wel zijn de kraagstenen vaasvormig uitgevoerd, behalve één kraagsteen in de linker zijbeuk. De sluitstenen zijn bolvormig uitgewerkt met dropmotief.
De altaren van de zijbeuken staan opgesteld in een hoog opgaande spitsboogvormige nis met ca. 1,40 m diepte.
- Het koor is rechthoekig en bestaat uit twee traveeën. Het werd waarschijnlijk ca. 1612 overwelfd met een houten spitsboogvormig tongewelf, waartegen ca. 1750 bij verfraaiingswerken een stucwerkplafond werd aangebracht met rechte lijsten, afgeronde hoeken en centraal cirkelvormig lijstwerk.
3.5.2. Lambrisering en kerkmeubilair
* In 1872 werd schrijnwerker M. Tielemans uit Schaffene o.a.  betaald voor het ‘maeken van 13 meters boseering in het koor, reparasie aen de houde’. Wat hielden deze 13 m lambrisering, reparatie aan de oude in? Waarschijnlijk vooral herstellingen nodig als gevolg van het kap- en opvulwerk voor de aansluiting van de twee nieuw gebouwde sacristieën met ook het hangen van nieuwe deuren met zwaardere profiellijsten en met bovenaan een palmet.
* Na de verbouwingen in 1855-1856 werd het al bestaande portaal en oksaal vervangen. Daarbij kwam de nieuwe (voorgevel-)binnenmuur over de volledige breedte van het schip achter een lambrisering in Lodewijk XV-stijl (= omstreeks midden 18e eeuw). Vermoedelijk een elders verwijderde lambrisering die werd aangekocht en, zo blijkt uit rekeningen, bij de plaatsing ca. 1862 werd aangepast door B. Pouliaert.
 


foto 2016

In het midden het tochtportaal, erboven werd de orgelkast uit 1823 van het Van Peteghemorgel geïntegreerd. Aan beide zijden, terugwijkend, eikenhouten panelen tussen pilasters met bovenaan een asymmetrisch schelpmotief, die een kroonlijst en houten borstwering dragen. Vooraan op de orgelkast het medaillon met Sint-Cecilia, patrones van de muzikanten, met een liedboek in de handen en met aan weerszijden van het medaillon blaasinstrumenten. Erboven ‘de kleinere orgelpijpen die onder een baldakijn van houtsnijwerk vlak staan opgesteld. De twee halfronde zijtorens bevatten de grootste orgelpijpen en zijn uitgewerkt als zuilen die worden geschraagd door met bladwerk verfraaide houten consoles. Ze zijn bovenaan eveneens "afgedekt" met baldakijnen in houtsnijwerk onder een uitkragende, halfrond vooruitspringende kroonlijst. Zijtorens en middenveld zijn bekroond met een vaas.’ (5)
* Waarschijnlijk rond 1900 werden in de zijbeuken de 14 staties ingewerkt van een kruisweg in bas-reliëf.

* Het retabel van het hoofdaltaar werd in 1868 gerestaureerd door Theodore Reh. In 1975 werd het gereinigd.
* Het zijaltaar rechts werd in 1872 ontworpen door provinciaal architect G. Hansotte en uitgevoerd door M. Tielemans: een eikenhouten portiekaltaar met in de rondboognis het (gipsen) beeld van de H. Amandus die ook hier de kerk aanbiedt; erboven het opschrift ‘Sacerdos et Pontifex’.
 


foto 2008

Langs beide zijden staan drie zuilen, de twee voorste volledig vrijstaand, de middelste gereduceerd tot pilasterzuilen en de buitenste overhoeks tegen de zijkanten geplaatst om diepte te creëren; kapitelen met acanthusbladeren. De kroonlijst heeft een timpaan verfraaid door een stralenbundel met het oog Gods en op de hoeken door twee vuurpotten.
* Het zijaltaar links werd ook ontworpen in 1872 door architect G. Hansotte en uitgevoerd door M. Tielemans. De vormgeving ervan is nagenoeg identiek met deze van het rechter zijaltaar.
 


foto 2008

In de nis staat hier het geklede (loofhouten) beeld van O.L.Vrouw met kindje Jezus, beiden getooid met zilveren kroon; erboven het opschrift ‘Monstra te esse Matrem’. Maria en Jezus dragen kledij die nog na 2000 werd vervangen. De oudere kledij wordt bewaard in de sacristie. Bovenaan in het timpaan eveneens een stralenbundel maar met centraal een pelikaan. (6)
* In 1857 restaureerde B. Poeliaert de preekstoel en de biechtstoelen.
 
3.5.5. Orgel
In 1823/1824 plaatste Charles Van Peteghem uit Gent een eenmanualig orgel met elf registers. Kostprijs 900 florijnen. De orgelkast werd gemaakt door schrijnwerker Testaert uit Asse. Omstreeks 1829 voerde Charles herstellingen uit, nadien nam broer Lambert Corneille het onderhoud en de herstellingen op zich. Rond 1858 werd het orgel door Anneessens aangepast aan de verruimde kerk, zo blijkt uit rekeningen.
In 1900 heeft orgelbouwer Stevens uit Duffel het orgel grondig getransformeerd. Slechts een drietal oude registers bleven bewaard, alsook het frontpijpwerk met prestant en doublette-pijpwerk, de door Van Peteghem gerecupereerde 17e eeuwse flesvormige roerfluit en de zeer wijde Bourdon. Wel bleef de orgelkast, op de achterwand na, volledig bewaard. Maar in 1985 noemde Antoine Fauconnier, orgeldeskundige van de Rijksdienst voor Monumenten- en Landschapszorg, het een “agressief getransformeerde toestand waarin het meubel en het pijpwerk verkeert sinds 1901' en was volgens hem alleen een volledige restauratie zinvol.

Orgel beschermd bij K.B. van 11/9/1979.
 
3.5.6. Klokken
* In 1843 hing er in de toren nog maar één kleine klok die dan nog gebarsten was. Pastoor Schellens/de kerkfabriek lieten toen door klokkengieter L.J. Vanaerschodt-Vandengheyn uit Leuven 2 nieuwe klokken gieten en hangen: de kleinere klok met als toon la en versierd met 18 kleine en 1 goter reliëf(s) van Onze-Lieve-Vrouw, had een doorsede van 1 m en was 0,76 m hoog: de grote klok met als toon sol en versierd met 20 kleine reliëfs van Onze-Lieve-Vrouw en een grotere voorstelling van de H. Amandus, had een doorsnede van 1,11 m en was 0,87 m hoog. (7) Tegelijkertijd werd de gebarsten klok verwijderd en verkocht aan de klokkengieter.
De kerkfabriek en pastoor Schellens beloofden elk een klok te betalen. De pastoor met het geld dat hij op zijn bedeltocht in en buiten Borchtlombeek had ingezameld. Maar in 1851 was de parochie nog bijna de helft van de overeengekomen prijs schuldig aan de klokkengieter!
* Op 13 juli 1943 werd de grote klok door de Duitsers ontvreemd. Twee zware balken werden gedeeltelijk weggekapt en bij dat werk, dat vier dagen duurde, raakte het orgel vol stof. Op 20 januari 1944 werd ook de kleinere klok weggehaald. Toen werd de klok door de uitgebroken galmgaten aan de kant van de herberg Macken naar beneden gelaten, waarbij het dak van de kerk werd beschadigd en de goot afgerukt.
Daar deze klokken na de oorlog niet werden teruggevonden mochten bij klokkengieter Michiels jr uit Doornik twee nieuwe klokken besteld worden. De totale kostprijs van 107500 fr kon grotendeels betaald worden met de staatstoelage van 98657 fr.
De kleine klok, die 560 kg woog, werd opnieuw toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw. Peter was Ludovicus Michiels en meter Sabina De Paepe. De grote klok, die 789 kg woog, was zoals ook blijkt uit volgend opschrift toegewijd aan Sint-Amandus.
 

AMANDUS
ANNO DOMINI 1949
COGNEAU N. PASTORE IN BORCHTLOMBEEK
MEMBRIS CONSILII FABRICAE
E. VAN LAER
J. VAN DEN EECKHOUDT
X. EYLENBOSCH
A. VAN DEN NEST
R. DE GROODT
LOCUM TENEO AMANDI 1843, CAPTI AB HOSTE ANNO 1943 (8)
PAROCHIAE GAUDIA ET LUCTUS NUNTIO.
UTINAM DIU ET IN PACE!
ME SUSCEPERUNT EMILIUS VAN LAER ET
MARIA-THERESIA DEMEESTERE (9)
ME FUDIT MICHIELS JR. TORNACI

 

Op 22 mei 1949 wijdde Mgr. Van Cauwenberghe de beide klokken. Enige tijd later werden ze over het dak heen in de toren opgehangen.

 
3.6. Pastorie
De pastoor bleef aan de Voetbeek wonen, in een verwaarloosde pastorie, vrij ver van de kerk. Toch duurde het nog tot begin de jaren (18)30 vooraleer de plannen ‘tot het maeken van een nieuw pastoraal thuis' vaste vorm kregen. Joanna Catharina Agnes Van Overstraeten had erover gehoord en bood 515 Nederlandse gulden aan de kerkfabriek. Voorwaarde: 'zolang de pastorie zal bestaan moet de pastoor elke week een lof doen met uitstalling van het sacrament des altaars en onder 't spelen van het orgel' (10). Na wat onderhandelen kon de kerkfabriek een stuk grond kopen, 24 Nederlandse roeden groot en gelegen nabij de kerk (aan de huidige Pastoriestraat): kostprijs 250 gulden. Uiteindelijk kwam de pastorie klaar in 1833, met volgens plan een stal, een waterput, een kelder, 5 kamers boven en 5 kamers beneden. Kostprijs 8144,42 fr; betaald met de verkoop van de oude pastorie (4656,08 fr) (11) en van schors van de eiken gebruikt bij de bouw (72,56 fr), met giften van particulieren (2063,53 fr) en een bijdrage van de gemeente (1164,02 fr), samen 7956,19 fr. De kerkfabriek moest dus nog 188,23 fr bijpassen.
Uiteraard moest in de loop der jaren nu en dan hersteld/vernieuwd worden. Zo werd omstreeks 1908 de vloer in de eetkamer vervangen door een plankenvloer en werd de plankenvloer in slaapkamer van de pastoor vernieuwd. Eveneens werden toen alle sloten vervangen. Ook nog recentelijk werd gerenoveerd aan de pastorie (nieuw dak, nieuwe afsluiting, ...).

3.7. Kerkhof
Op 6 mei 1852 besliste de kerkfabriek de oude kerkmuur af te breken en herop te metselen. Daarbij werd het kerkhof rond de kerk deels afgegraven en verlaagd. Voor de kerkdeur werd ‘een pleyn’ aangelegd. Dit alles volgens de plannen van provinciaal architect Louis Spaak.
Tot 1977, jaar waarin een nieuwe begraafplaats op de Rustheuvel werd aangelegd, werden de Borchtlombekenaren er begraven. In 1990 liet de gemeente het kerkhof ontruimen (met mogelijkheid tot het overbrengen van de doden naar de nieuwe begraafplaats). Heden herinnert, links van de kerk, de (verplaatste) gedenkzuil aan de gesneuvelde soldaten, nog aan het vroegere kerkhof en rechts verwijst ook de tekst onder het Christusbeeld ernaar.
 

Christus, Koning van het Heelal,
geef allen die hier rusten
toegang tot uw Rijk!

foto 2014
3.8. Kapellen-kapelletjes, beelden, kruisen
* Aan de Mansborrestraat staat een kapel van Sint-Amandus, hier gebouwd in 1864. In 1901 was er sprake van een grote kapel. Vele bedevaarders, ook uit andere dorpen, kwamen er 'bêeweg doen' en volgden 'den weg van Sint-Amands'. (12) Jaarlijks op sacramentsdag hield de processie er ook halt.
Later werd de kapel vernieuwd en opgenomen in een verbouwing.
 


foto 2023
Ook hier biedt Sint-Amandus op de rechterhand de kerk aan.

* Bij het begin van de Stampmolenstraat staat een arduinen O.-L.-Vrouwkapel waarvan het bouwjaar nog leesbaar is, 1723.
* Aalsterse bedevaarders naar O.-L.-Vrouw van Halle bouwden in 1962 aan de Kraanstraat, halverwerwege hun bedevaartsweg een kapel, 'Stoksken-ten-Halven', met een mooi O.-L.-Vrouwbeeld (van Gerald van Molle).

3.9. Parochiaal onderwijs
* Sint-Jozefschool, Kerkplein 1b Roosdaal.
In de tweede helft van de jaren (19)50 werd op initiatief van pastoor Cogneau een kleuterschool opgericht: twee klassen aanvankelijk ondergebracht in de parochiezaal, één onder het podium en een tweede in de zaal zelf, afgesloten met een tussenschot. Kleuterjuffen waren Magda Wauters en Paula Van Damme. Begin de jaren (19)60 werd naast de zaal een nieuwe kleuterschool gebouwd, de Sint-Jozefschool, die bleef bestaan tot eind de jaren (19)90, toen ze werd geïntegreerd in de Sint-Amandusschool. (13)
* Sint-Amandusschool, Bosstraat 32 Roosdaal.
- Met lede ogen zag de nieuwe pastoor Vansnick hoe Borchtlombeekse kinderen elders school liepen, werden opgehaald; hij wou een dorpsschool. Al in 1968 richtte hij de Sint-Amandusschool op in de gehuurde lokalen van de vroegere gemeenteschool. Er werd gestart met een gemengde kleuterklas en een eerste leerjaar jongens, waarvan Urbain De Coen (14) onderwijzer-schoolhoofd werd. Stapsgewijs kwamen er kleuterklassen bij en groeide de lagere school, die intussen (in 1971?) ook gemengd werd, tot zes leerjaren. Uiteraard steeg ook het aantal kleuters en leerlingen, tot 100 in 1980, 250 in 2002, 315 in 2022. In de loop der jaren werd een afdak omgebouwd tot klaslokaal, werden tussenwanden geplaatst in bestaande klaslokalen, werden in 1979 prefab klassen neergezet en bouwde de gemeente in 2003 en 2015 (kleuterblok) ook nieuwe lokalen.
Na directeur De Coen, die de reputatie had een strenge, rechtlijnige koers te varen, kwam de vaderlijke, creatieve Luk Platteau. Hij bleef directeur tot in 2011 en werd opgevolgd door Anne Saerens uit Dilbeek.
 


In reclamebrochure uit 1978 van fanfare De Verbroedering.

 

-----------------------------------------------------------------------
(1) Heden stookplaats.
(2) Bron o.a. ‘Beheersplan Sint-Amanduskerk’, 113 p. Aldaar p. 14.
(3) Deze torentrap werd later afgezaagd!
(4) In elke zijbeuk staat die steunmuur waar de uiteraard smallere voorgevel stond van de zijbeuken gebouwd ca. 1686.
(5) In 'Beheersplan Sint-Amanduskerk', 113 p. Aldaar p. 78.
(6) Bron o.a. ‘Beheersplan Sint-Amanduskerk’, 113 p. Aldaar pp. 21-22, 85.
(7) Verschillende bronnen geven ook verschillende gewichten. In een briefwisseling van en met burgemeester Carlier wogen de klokken respectievelijk 239 kg en 597 kg , maar volgens de ontvangstbewijzen opgesteld door de Duitsers in 1943/1944 wogen ze 570 kg en 770 kg !
(8) Beide klokken verwijzen naar hun voorgangers uit 1843 en naar de roof in 1943/1944.
(9) Peter was dus Emilius Van Laer en meter Maria Theresia Demeestere.
(10) Verslag van de kerkfabriek van 16 oktober 1831.
(11) Koper van de oude pastorie in 1833 was priester Judocus van Overstraeten, broer van Joanna Catharina. Die oude pastorie werd eerst klooster van de zusters Apostolinnen, daarna van de zusters Franciscanessen, deze door schenking van Joanna Catharina.
(12) H.J. Lemmens: ‘Borght-Lombeek’, Monografie, 1901, 39 p. + bijvoegsels. Aldaar pp. 36-37.
(13) De lokalen werden daarna o.a. verhuurd aan Infano, kinderopvang.
(14) Komend van basisschool van het H. Kruiscollege te Denderleeuw waar pastoor Vansnick te rade was gegaan.