boomstructuur: startpagina >
AZ-index > artikelindex H > artikel


Hof te Zijpe (1)/Hof van Trichtes/Hof te Couckes (2)

Hoeve aan de Keerstraat/Gootjesstraat te Pamel
Eigenaars/pachters/bewoners
Op 1 mei 1590 gaf de abt van de abdij van Ninove aan Andries Appelmans voor de duur van 99 jaar ‘in cheynse ende pachte’ 3 bunder land ‘commende aende doelstraete (3) ende metten eijnde aende zijpstraete (4)’ alsook ‘noch eenen meersch (5) omtrent een bunder … gheleghen te Zijpe’.(6) Op de verkregen cijnsgrond bouwde Andries Appelmans allicht nog in 1590 een woning, waarvan hij, ook al stond ze niet op eigen grond, toch eigenaar was, zo ook zijn erfgenamen.
Andries werd van ca. 1617 als eigenaar en pachter opgevolgd door zijn oudste zoon Cornelis Appelmans. Na diens overlijden in 1655 was het opnieuw de oudste zoon die opvolgde: Peeter Appelmans. Hoewel Peeter drie zonen had ging het hof, na zijn overlijden in 1705, toch naar zijn jongste dochter Josina en werd haar man Joos van Tricht er de pachter.
Hun jongste zoon Jan-Baptist van Tricht volgde zijn vader, na diens dood in 1741, op als pachter en werd na het overlijden van moeder Josina in 1759 ook eigenaar van het hof.
Nadat vader Jan-Baptist in 1776 overleed pachtten de ‘kinderen van Tricht’ gezamenlijk het hof. Tot op 6 juni 1794 de jongste zoon, Joannes erin slaagde op zijn persoonlijke naam een pachtovereenkomst af te sluiten met de abdij van Ninove. Daar kwam ruzie van, met zijn drie nog ongehuwde zussen die hij na zijn huwelijk in 1796 buitenzette, daarna wegens een vonnis weer moest dulden, maar die eens hun erfdeel ontvangen opnieuw moesten vertrekken. Joannes zelf bleef op de hoeve wonen tot aan zijn overlijden in 1807. Nadat deze hoeve afbrandde (7) werd een nieuwe hoeve opgetrokken, die zijn weduwe Anna Catharina Leemans op 30 juli 1810 kon betrekken. Toen ook zij in 1812 overleed waren hun kinderen nog minderjarig. Zij bleven op de hoeve wonen, samen met grootmoeder Barbara Mertens, die voor hen zorgde.
Maar intussen waren onder het Frans bewind de goederen van de abdij openbaar verkocht, zo ook de abdijgronden van het hof te Zijpe, die ca. 1796 te Brussel verkocht waren aan de Parijzenaar N.J. Hernand. Deze, of zijn nazaten, verkocht(en) in 1818 de gronden aan de Brusselaar François Joseph de Meeûs, in 1821 geërfd door zoon graaf Ferdinand de Meeûs.
Ondertussen was op het hof te Zijpe de oudste zoon Joannes Franciscus van Tricht de pachter geworden. In 1848 kocht hij de gronden die hij pachtte van Ferdinand de Meeûs. Vooraf had hij al 12000 fr betaald, maar was nog 41000 fr schuldig. Was de kostprijs 53000 fr of zat in dat bedrag nog een laatste afbetaling van de pacht? Ook was Joannes Franciscus dat jaar de enige eigenaar geworden van de hoeve door van zijn drie zusters hun aandeel in de hofgebouwen af te kopen voor 1660 fr. In 1853 bouwde hij op een van de aangekochte percelen een nieuwe hoeve.
Joannes Franciscus kon maar tot begin 1858, toen hij overleed, genieten van zijn nieuwe hoeve, zijn weduwe Maria Joanna Velge tot 1873. Hun toen overlevende kinderen Tiburce, Seraphine en Adolf, bleven ongehuwd op de hoeve wonen.
Na hun overlijden kwam het hof te Zijpe door erfenis in handen van Maria Carolina, Frans Adolf, Jan Leon, Jan-Baptist, Maria Seraphina, broers en zussen Couck (8). Tot eind maart 1925 verhuurden zij de hoeve aan een kippenkweker, Jan-Baptist Waetermans, die uit Anderlecht kwam en getrouwd was met Marie Elodie Bauwens. Daarna gingen Jan Leon en Maria Seraphina, in 1920 getrouwd met Alfons Willems, op de hoeve wonen. In 1948 trouwde dochter Anna Willems met Frans Huylebroeck en het gezin bleef op de hoeve.
Knechten/meiden
In 1693 woonden en werkten er in het hof te Zijpe twee knechten en een meid.
Tussen 1801 en 1898 vonden 80 meiden en 216 knechten er werk voor één of meer jaren. Veruit de meeste aangeworvenen waren Pamelaars. Lang bleven ze niet, de meerderheid stopte al na één jaar. Ook al verminderde hun aantal sterk in de tweede helft van de 19e eeuw, toch waren er zeker nog in dienst tot 1915.
Activiteiten
Uiteraard was het beboeren van de gronden en het fokken van het vee de hoofdactiviteit van het hof.
Maar er waren ook 'nevenactiviteiten':
- Tussen 1745 en begin 1749 vervoerde pachter Jan-Baptist van Tricht regelmatig legervrachten en levensmiddelen voor de Franse troepen.
- Rond 1800 werd er ook een stokerij opgestart (waarschijnlijk) door Jan Frans Leemans, schoonvader van Joannes van Tricht, die voordien in Brussegem brandewijnstoker was geweest. Een lang leven heeft de stokerij niet gehad want in 1834 werden de koperen ketel en de daarbij horende koperen slang verkocht voor 168 fr. (9)
- Ook de verkoop in 1834 van twee vlashekels (3 fr) en een vlasbraak (1,25 fr) ‘bewijzen’ dat er toen nog vlas werd geoogst en bewerkt. (9)
Intussen waren Tiburce, Seraphine en Adolf van Tricht trouwens meer hereboer en rentenier geworden dan landbouwer.
- Van 1913 tot 1931 (10) werd op het hof te Zijpe appelcider gebrouwen, eerst onder de naam ‘Cidrerie Moderne Van Tricht et Couck’, later ‘Cidrerie Couck Broeders en Zuster’.
Gronden en gebouwen
Vanaf Kerstmis 1591 betaalde Andries Appelmans voor de 16 dagwand cijnsgrond jaarlijks 17 Rijnsgulden aan de abdij. Uiteraard bewerkte Andries nog meer grond; in pacht van de abdij en ook grond in eigen bezit.
1622: op kaart van Philips de Dyn (11) (12).

[1] doelstraete/Gootjesstraat
[2] zijpstraete/Keerstraat
[3] 3 bunder land
[4] omtrent 1 bunder meersch
Het eerste hof stond dus een vijftigtal meter de zijpstraete in.
Cornelis Appelmans erkende in 1624 schriftelijk de cijnspacht. Daarnaast pachtte hij nog ongeveer 22 bunder van de abdij, vooral gelegen in beneden Pamel, maar ook op de Grote en Kleine Varent. Op 21 oktober 1646 hernieuwde hij nogmaals zijn negenjarige huur van die 88 dagwand: 250 gulden en ook 1 mud rogge aan de Pamelse armentafel.
Volgens een Pamels meetboek van 1685 pachtte Peeter Appelmans van de abdij 27 bunder en 27,5 roeden + 4 bunder cijnsgrond. Samen met de grond in eigen bezit was hij daarmee de grootste pachter van beneden Pamel.
Al vroegtijdig in 1687 wist Peeter de cijnspacht die in 1690 verviel te laten verlengen met 27 jaar, wel aan een verhoogde cijns van 35 gulden. Vanaf 1717 moest Joos van Tricht 48 gulden betalen. Intussen was de oppervlakte van het overige gepachte abdijgoed lichtjes gestegen tot 27 bunder, 1 dagwand en 71,5 roeden waarvoor Joos in 1717 aan de abdij 254 gulden afdokte. Vanaf 1726 betaalde hij 270 gulden en 300 gulden vanaf 1735.
De tien eerste jaren (1705-1715) na de overname had Joos het moeilijk om de pacht aan de abdij te betalen ‘ter oorsaeke vande verliesen van desen oorloghe (13) tot en met den jaere 1710, mitsgaeders over den haeghel vanden jaere 1711’. De abdij toonde begrip en schold hem 380 gulden kwijt. De volgende jaren betaalde Joos, naast de pacht, de schulden verder af, gedeeltelijk met leveringen in natura: een koe, een kalf, een ‘braetviggen’, hoppekeesten, …
1745: op kaart van Judocus de Deken jr. (11).

De hoeve bleef ter plaatse aan de zijpstraete/Keerstraat [2], maar werd duidelijk verbouwd. De percelen [3] en [4] vormen nog steeds de cijnsgrond. ([1] doelstraete/Gootjesstraat)
De gepachte oppervlakte bleef de jaren nadien nagenoeg ongewijzigd; was in 1792: 27 bunder, 2 dagwand en 12 roeden + 4 bunder cijnsgrond. De cijnspacht bedroeg nog steeds 48 gulden, maar de pachtprijs van de overige abdijgronden was in 1780 wel verhoogd tot 350 gulden.
Over de pachtovereenkomst met de nieuwe eigenaar schreef Joannes in het memorieboek: ‘Item op 27 December in het jaer 1799 hebbe ik mijnen pacht vernuwt met d’heer N.J. hernand tot Parijs, Propritaris van ons goederen … voor negen jaeren ten prijse van vijfthien guldens ten bunder s’jaers.’ Later schreef zijn weduwe eronder dat ze de pacht in 1809 had vernieuwd.
De nieuwe hoeve uit 1810, die op dezelfde plaats aan de Keerstraat, de vorige, afgebrande hoeve verving, werd ca. 1840 in de Atlas van de Buurtwegen getekend als een hoeve met binnenkoer, aan de vier zijden gesloten.
Na 1818 steeg de pachtprijs over 1100 gulden of ca. 2000 fr naar 2600 fr in 1846, tot Joannes Franciscus van Tricht twee jaar later eigenaar werd van de pachtgronden, in het totaal bijna 29 ha.
Op 21 mei 1853 sloot Joannes Franciscus een overeenkomst met Petrus Joannes Plasschaert, meester-metselaar te Bogaarden voor ‘het opbouwen van een woonhuys, schuer, koey- en peerdestal, verkenskoten, wagenhuys, …’ te Pamel op de hoek van de Keerstraat en de Gootjesstraat. (14) In de daarop volgende 16 artikelen werd o.a. gestipuleerd dat de steenoven ter plaatse zou worden ingezet, dat Joannes Franciscus zelf moest instaan voor het uitgraven van fundamenten en kelders, dat Plasschaert en zijn zoon-opzichter kosteloos logies en eten kregen, terwijl de arbeiders konden schaften en overnachten in de schuur. ‘Volgens recht en gewoontens’ moest Joannes Franciscus het bier leveren. Het metselen kostte ‘7 gulden 10 stuyvers … par roede metselwerk van eenen steen dikte’. Het resultaat, een viervleugelig complex rond een ruime geplaveide binnenkoer van ca. 17 bij 19 meter, staat er heden nog. Hoog in de oostelijke zijpuntgevel van de schuur staan de initialen van de bouwheer en van zijn echtgenote: JFVT MJV. Daarboven, uitgewerkt met licht vooruitspringende bakstenen, het rechthoekig omraamde bouwjaar 1853, bekroond met een meterhoog kruismotief.
Volgens de Popp-kaart was ca. 1860 het grondbezit nog enigszins toegenomen, maar vanaf de jaren (18)70 kromp de landbouwactiviteit, verminderde de zelf bewerkte oppervlakte sterk. In 1875 werd nog oogst te velde verkocht, maar tevens was in 1877 al een aanzienlijk deel van de gronden aan kleinere boeren verpacht, 10 ha 67 ca. Op 7 juni 1902, na geruime tijd onderhandelen schonken Tiburce, Seraphine en Adolf van Tricht (15) bij notariële akte, onder voorwaarden, aan de gemeente de grond voor het dorpsplein en gaven aan de kerkfabriek door schenking en ruil de grond waarop in 1903-1904 de kerk en de pastorie werden gebouwd. Het waren stukken uit een groot blok eigendom op de Kleine Varinck. Later verkocht de familie de overige percelen o.a. aan secretaris Jan De Beenhouwer, koster Arthur Strens, de zusters van Sint-Niklaas, dr. Frans Willems, hoofdonderwijzer Josephus Van der Stappen, …
Op 28 oktober 1920 verkochten de erfgenamen Couck openbaar in ‘de muziekzaal van den heer Jozef Hertveldt’ 46 partijen grond gelegen in Pamel, met een gezamenlijke oppervlakte van 13 ha 22 a 37 ca. en in Strijtem-Lombeek verkochten zij de grote Daalbeekweide met een oppervlakte van 5 ha 99 a. De volledige verdeling onder de erfgenamen kwam er uiteindeljk in 1925.
In de jaren (19)70 werd de hoeve nog als volgt beschreven ‘Inrijpoort opgenomen in de dienstvleugel aan de straatzijde. Ertgov., zes traveeën breed boerenhuis met twee verd. en schilddak (pannen). Baksteengebouw afgewerkt met een kroonlijst van hetzelfde materiaal; rechth. vensters met lateien en lekdrempels van arduin en rechth. deur met arduinen omlijsting. L-vormige stalvleugel van baksteen onder doorlopend zadeldak (pannen), voorzien van rechth. deuren van arduin. Op de vierde zijde, ruime langsschuur van baksteen onder zadeldak (pannen); gedateerde zijpuntgevel met inrijpoort onder houten latei ingeschreven in een bakstenen rondboog met blind boogveld.’ (16)
 


Woonhuis voor 2015..

Op 26 november 2015 brak er rond 2 uur brand uit in de keuken, vuur dat zich vlug verbreidde in het woonhuis en ramen, deuren, zolderingen en dak vernielde. Ook het 19de-eeuwse meubilair ging in de vlammen op.
Heden (2018) is het gebouw hersteld.
Dieren
1685: Het hof te Zijpe had al enkele jaren de ‘thiende verre’ op stal, 'ten dienste van de insetene van de prochie'; de stier waarnaar de Pamelse boeren uit de ruime omgeving met hun koeien moesten komen.
Voor het stallen en voeren ervan mocht Joos van Tricht in de jaren (17)10 ieder jaar 16 gulden in rekening brengen.
Blijkbaar hield Joos ook duiven want weleens leverde hij voor 7,5 stuivers 'drij coppelen duyven' aan de abdij.

Veestapel in mei 1834 (10):

eene zwarte bonte melk koey
eene bijna zwarte bonte melk koey
eene bijna zwarte bonte melk koey
eene bijna zwarte bonte melk koey met minder zwart
eene witte bonte melk koey met wat zwart
eene witte bonte melk koey met wat zwart
eene witte bonte melk koey met wat zwart
eene witte bonte melk koey met wat zwart
eene roode bonte melk koey
eene roode bonte melk koey ledige
eene witte bonte melk koey vol kalf
eene zwarte bonte melk koey vol kalf
eene witten bonten springverre
eene veers of rund
eene witte veers of rund
eenen verren, meutten
eenen meutten verren
een verken, berg
twee zeuggen
eene zwarte merrie met arnassuer
eene bruyne zwarte merrie volveulen
eene zwarten ruyn met arnassuer
eene bruyne merrie met arnassuer
eene zwarte merrie met een bruyn hengstveulen
eene bruyne merrie veulen
eene zwarte merrie veulen van een jaer

Overname-prijs in fr.
153,00
210,00
222,00
197,00
150,00
103,00
161,00
185,00
127,00
94,00
143,00
136,00
40,00
83,00
84,00
11,50
13,50
15,50
30,00
200,00
140,00
305,00
270,00
490,00
150,00
66,00






---------------------------------------------------------------------------------------
(1) Aldus genoemd door Gerard Van Herreweghen omdat de gebouwen op het 'Zijp' stonden/staan, waar het water van het Steenbergveld in een zijp over de straat liep.
(2) Genoemd naar de familienaam van bewoners.

(3) Huidige Gootjesstraat.
(4) Huidige Keerstraat.
(5) (moerassig) weideland, de Borremeers genoemd.
(6) R.A.G., Abdij Ninove, Cartularium (Supplement).
(7) Volgens overlevering zou een moedwillige knecht het vuur aangestoken hebben om zich te wreken over zijn afdanking.
(8) Hun grootmoeder Barbara van Tricht, getrouwd met haar neef Jan van Tricht, wonend in het Meiershuis, was de zus van Joannes Franciscus van Tricht. Hun moeder Anna Maria van Tricht, getrouwd met Victor Couck, was dus een nicht van de drie afgestorvenen op te Zijpe.
(9) Volgens een 128 items tellende lijst van een vendutie in mei 1834 gehouden door de erfgenamen van Tricht van ‘alle hunne mobilaire voorwerpen en effecten zich ten hunnen pachthove bevindende’, om zo tot een boedelscheiding te komen. Het overgrote deel werd ‘uiteraard’ ingekocht door Joannes Franciscus.
(10) Blijkbaar ook in de periode dat de hoeve verhuurd werd aan kippenkweker Waetermans.
(11) Beide kaarten worden bewaard in het Archief van het Aartsbisdom Mechelen-Brussel.
(12) In de 17e en 18e eeuw was het noorden al of niet schuins naar onder gericht. In de huidige zienswijze moet de kaart dus ‘teruggedraaid’ worden.
(13) De Spaanse Successieoorlog.
(14) Een eindje verder tegen de Keerstraat zitten nog steeds fundamenten van de oude hoeve.
(15) Zij wilden maar tekenen als er van overheidswege de toestemming was om te bouwen en de bestendige deputatie van Brabant wou deze maar geven als de afstand van de eigendom bij notariële akte was geregeld. Die toestand duurde bijna twee jaar.
(16) In ‘Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen’ 2n Vlaams Brabant Halle-Vilvoorde, 2e druk 1977, 827 p. Aldaar p. 536.